ECLI:NL:RBMNE:2023:5153

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
10436059 \ UE VERZ 23-101
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verhoging van de beslagvrije voet in verband met financiële problemen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoekster] om de beslagvrije voet te verhogen. [verzoekster] heeft in 2010 een lening van € 13.000,00 afgesloten bij [verweerder] en is sindsdien in financiële problemen geraakt. De huidige beslagvrije voet bedraagt € 950,00, maar [verzoekster] stelt dat zij niet rond kan komen van dit bedrag en verzoekt om verhoging van de beslagvrije voet vanwege gestegen lasten en een recente verhoging van de AOW-uitkering. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het verzoek moet worden afgewezen, omdat niet is vastgesteld of de huidige beslagvrije voet correct is berekend. De kantonrechter kan pas een beslissing nemen over de verhoging van de beslagvrije voet als duidelijk is waarop de huidige hoogte is gebaseerd. Bovendien is de hardheidsclausule slechts in uitzonderlijke gevallen van toepassing, en in dit geval zijn de omstandigheden van [verzoekster] niet zodanig dat deze uitzondering van toepassing is. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat het bedrag dat [verzoekster] maandelijks aflost niet voldoende is om de rente op de lening te dekken, wat leidt tot een onoplosbare schuld. De beslissing houdt in dat het verzoek tot verhoging van de beslagvrije voet wordt afgewezen, de proceskosten worden gecompenseerd, en iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10436059 UE VERZ 23-101 LM/58601
Beschikking van 27 september 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [postcode] [woonplaats 1] , Duitsland,
verder ook te noemen [verzoekster] ,
verzoekende partij,
procederend in persoon,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats 2] ,
verder ook te noemen [verweerder] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. M.G. Orie .

1.De procedure

1.1.
Bij beschikking van de rechtbank Overijssel van 4 april 2023 is de zaak verwezen naar de kamer van kantonzaken van deze rechtbank.
1.2.
Aan de hand van de door partijen doorgegeven verhinderdata zijn partijen, per brief van 7 juni 2023, uitgenodigd om op 25 augustus 2023 ter zitting te verschijnen. Voorafgaand aan de zitting is door [verweerder] geen verweerschrift ingediend.
1.3.
[verzoekster] is in persoon verschenen zonder procesvertegenwoordiging. Zowel [verweerder] als zijn gemachtigde mr. Orie waren niet aanwezig. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.4.
Tijdens de zitting ontving de kantonrechter via de griffie het bericht dat mr. Orie een e-mail heeft gestuurd waarin hij laat weten dat hij onverwacht verhinderd is en daarom niet bij de zitting aanwezig is. Mr. Orie heeft verzocht om in een later stadium te mogen reageren op het verzoekschrift. Dit verzoek van mr. Orie is door de kantonrechter afgewezen.

2.Waar deze zaak over gaat

2.1.
Omstreeks 2010 is [verzoekster] naar eigen zeggen in de financiële problemen gekomen. Daarom heeft zij in diezelfde periode een lening van € 13.000,00 afgesloten bij [verweerder] . Op basis van de betekeningsstukken van [onderneming 1] c.s. (hierna: “ [onderneming 1] ”) van 4 december 2012 begrijpt de kantonrechter dat deze lening is aangegaan tegen een rentepercentage van 1,5% per maand.
2.2.
In 2016 heeft [verweerder] beslag laten leggen onder de publiekrechtelijke rechtspersoon Sociale VerzekeringsBank (SVB), op de AOW-uitkering van [verzoekster] , omdat [verzoekster] de schuld nog niet had afgelost.
2.3.
Uit het debiteurenoverzicht met datum 24 oktober 2022 van [onderneming 2] (hierna: “ [onderneming 2] ”) volgt dat de hoofdsom van € 13.000,00 vanwege de rentecomponent en kosten, opgelopen was tot € 37.000,00. Hierop was kennelijk op dat moment door [verzoekster] via [onderneming 1] € 6.488,51 afgelost en via [onderneming 2] € 7.704,81. Er resteert dan nog een restschuld van € 23.640,07 inclusief rente en kosten.
2.4.
[verzoekster] heeft de lening inclusief rente ook nu nog niet (volledig) terugbetaald. De beslagvrije voet die op dit moment wordt gehanteerd is € 950,00. Dit betekent volgens [verzoekster] dat zij per maand € 157,00 te vermeerderen met vakantiegeld aflost op de lening met [verweerder] .
2.5.
[verzoekster] stelt niet rond te kunnen komen van € 950,00. [verzoekster] verzoekt de beslagvrije voet te verhogen, vanwege het feit dat de AOW per 1 januari 2023 aanzienlijk is verhoogd vanwege de gestegen lasten en burgers op die manier meer geld overhouden om van te leven. Zij voert aan dat het onterecht is dat zij van deze stijging niets merkt als gevolg van het gelegde beslag. Dit verzoek heeft zij in eerste instantie buiten rechte neergelegd bij [onderneming 2] . [onderneming 2] schrijft op echter 6 februari 2023 aan [verzoekster] dat een nieuwe berekening van de beslagvrije voet is gedaan en hieruit is gekomen dat deze eigenlijk € 811,00 per maand bedraagt. Dit zou te maken hebben met het feit dat [verzoekster] niet in Nederland woont. In de praktijk wordt nog wel een beslagvrije voet van € 950,00 gehanteerd.
2.6.
Vanwege de reactie van [onderneming 2] heeft [verzoekster] dit verzoekschrift bij de kantonrechter ingediend met het verzoek de beslagvrije voet te verhogen.

3.De beoordeling

3.1.
Het verzoek van [verzoekster] om de beslagvrije voet te verhogen, zal worden afgewezen. Hieronder volgt een toelichting.
3.2.
In principe kan de kantonrechter de beslagvrije voet voor een door hem te bepalen termijn verhogen als de toepassing van de artikelen 475da e.v. Rechtsvordering (Rv) leidt tot een kennelijk onevenredige hardheid als gevolg van een omstandigheid waarmee geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de beslagvrije voet (artikel 475fa Rv).
3.3.
Aan de beoordeling van de vraag of aan de hardheidsclausule wordt voldaan, wordt in deze zaak niet toegekomen. Om te kunnen beoordelen of de beslagvrije voet verhoogd moet worden, is namelijk allereerst van belang dat duidelijk wordt waarop de huidige beslagvrije voet van € 950,00 gebaseerd is. De kantonrechter kan op basis van de door [verzoekster] aangeleverde informatie en stukken geen oordeel geven over de juistheid van de berekende beslagvrije voet. Er kan slechts geconstateerd worden dat [verzoekster] in Duitsland woont en dat de kosten daar in principe vergelijkbaar zijn met de kosten in Nederland. Uit de stukken, meer specifiek uit de e-mail van [onderneming 2] van 6 februari 2023, kan zelfs worden opgemaakt dat de beslagvrije voet eigenlijk € 811,00 moet zijn. Dat is dus nog lager dan de beslagvrije voet ter hoogte van € 950,00 die [verzoekster] tot op heden ontvangt. Het had op de weg van [verzoekster] gelegen meer informatie te verschaffen over de gegevens waarop de beslagvrije voet gebaseerd zou zijn.
3.4.
Nu niet beoordeeld kan worden of de huidige beslagvrije voet in principe correct berekend is, kan ook niet goed beoordeeld worden of de beslagvrije voet moet worden verhoogd op basis van de hardheidsclausule.
3.5.
De kantonrechter overweegt verder dat de hardheidsclausule slechts bij wijze van uitzondering wordt toegepast. Voor een beroep op de hardheidsclausule moet het gaan om uitzonderlijke en noodzakelijke niet (deels) via andere wegen te verlagen extra kosten waarmee de schuldenaar te maken heeft, die de schuldenaar niet op andere wijze vergoed kan krijgen, waardoor de schuldenaar onder het bestaansminimum kom. Verzoeken tot toepassing van de hardheidsclausule, zoals onderhavig verzoek, moeten in volle omvang getoetst worden, waarbij acht moet worden geslagen op alle omstandigheden van het geval. Van een dergelijke uitzondering is in deze zaak geen sprake. Dit wordt hieronder toegelicht aan de hand van de door [verzoekster] aangevoerde omstandigheden.
3.6.
[verzoekster] stelt amper rond te kunnen komen van € 950,00 per maand. [verzoekster] voert aan dat zij omstreeks 2014/2015 naar Duitsland is verhuisd, omdat haar dochter daar woonde. Een gunstige bijkomstigheid was dat de dochter van [verzoekster] op het platteland woonde, waar de woonlasten (relatief) laag zijn. Zo betaalt [verzoekster] € 580,00 aan huur per maand exclusief kosten. [verzoekster] brengt naar voren dat zij desondanks, als gevolg van het gelegde beslag, tot voor kort alleen financieel kon overleven door de financiële bijstand die zij zo nu en dan van haar dochter ontving in de vorm van het op incidentele basis betalen van boodschappen of een benzinetank. De dochter van [verzoekster] is recent plotseling overleden, waardoor [verzoekster] deze hulp nu niet meer krijgt. [verzoekster] heeft dit verzoekschrift ingediend met het doel de beslagvrije voet te verhogen, zodat haar financiële situatie verbetert. Het feit dat [verzoekster] niet rond kan komen is echter geen uitzondering waarvoor de hardheidsclausule bedoeld is.
3.7.
Hetzelfde geldt voor het argument dat de AOW-uitkering per 1 januari 2023 aanzienlijk is verhoogd vanwege de gestegen lasten en [verzoekster] hier niets van merkt, omdat de beslagvrije voet gelijk is gebleven ten opzichte van voor 1 januari 2023.
3.8.
De kantonrechter merkt tot slot op dat uit de ingebrachte stukken en uit de informatie die [verzoekster] tijdens de zitting heeft gegeven, volgt dat het bedrag dat [verzoekster] maandelijks aflost (€ 157,00 plus vakantiegeld), uitgaande van 1,5% rente per maand, nog niet eens genoeg is om de rente over de hoofdsom van € 13.000,00 te voldoen, laat staan dat op de hoofdsom zelf wordt afgelost. Een hoger bedrag per maand aflossen is gezien de onder 3.9 omschreven situatie echter niet mogelijk. Dit houdt in dat de schuld van [verzoekster] alleen maar op zal lopen, wat betekent dat sprake is van een onoplosbare schuld. Het eventueel verhogen van de beslagvrije voet zal deze situatie alleen maar verergeren.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst het verzoek van [verzoekster] tot het verhogen van de beslagvrije voet af;
4.2.
compenseert de proceskosten en bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
4.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2023.
type: LMT 58601