ECLI:NL:RBMNE:2023:5129

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
16.295860.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld met letsel, straatroof, diefstal met valse sleutel en bedreiging; vrijspraak van poging doodslag, vernieling en winkeldiefstal; jeugddetentie en werkstraf opgelegd

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder openlijk geweld met letsel tot gevolg, straatroof, diefstal door gebruik te maken van een valse sleutel, en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op 6 oktober 2022 in Almere een gewelddadige straatroof heeft gepleegd waarbij het slachtoffer, een 17-jarige jongen, werd belaagd, geslagen en beroofd van zijn persoonlijke bezittingen, waaronder een iPhone en portemonnee. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, vernieling en winkeldiefstal, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen. De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte openlijk geweld heeft gepleegd en dat hij betrokken was bij de straatroof. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een oppositionele opstandige stoornis en een lichte verstandelijke beperking. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 103 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 80 uur. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, ter hoogte van € 6.690,15, inclusief wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.295860.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2006] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte (voornaam)] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzittingen van 5 september en 12 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. N. Schapendonk, en van hetgeen [verdachte (voornaam)] en zijn raadsvrouw, mr. A.S. Bissumbhar, advocaat te Almere, alsmede mr. S.C. van Bunnik, namens de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de deskundige mevrouw [A] , jeugdreclasseringswerker bij de [stichting] ( [stichting] ), naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

feit 1, primair:op 6 oktober 2022 te Almere met een ander of anderen heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, door tegen zijn hoofd te schoppen, op zijn hoofd te stampen en/of op zijn hoofd te springen,
subsidiairten laste gelegd als openlijke geweldpleging;
feit 2:op 6 oktober 2022 te Almere met een ander of anderen een portemonnee, bankpas, geldbedrag, pincode, ov-chipkaart, zorgpas, identiteitskaart, oplader en rookwaren van [slachtoffer] heeft gestolen, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemd persoon,
cumulatief/alternatieften laste gelegd als afpersing samen met een ander of anderen;
feit 3:op 6 oktober 2022 te Almere met een ander of anderen meerdere geldbedragen van [slachtoffer] heeft gestolen, door (onbevoegd) gebruik te maken van een pinpas en/of bankapp met een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemd persoon;
feit 4:op 6 oktober 2022 te Almere met een ander of anderen [slachtoffer] (woordelijk) heeft bedreigd met de dood en/of zware mishandeling;
feit 5:op 6 oktober 2022 te Almere met een ander of anderen opzettelijk en wederrechtelijk een fiets van [slachtoffer] heeft vernield;
feit 6:op 6 oktober 2022 te Almere met een ander of anderen een blikje Red Bull van de [winkel 1] heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte (voornaam)] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Van het onder 5 en 6 tenlastegelegde dient [verdachte (voornaam)] te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair, 3, 5 en 6 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 en 4 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde [verdachte (voornaam)] dient te worden vrijgesproken van de diefstal en/of afpersing van de rookwaren en de geldbedragen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 1 primair
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat aangever in de avond van 6 oktober 2022 op de openbare weg door meerdere jongens, waaronder [verdachte (voornaam)] , is belaagd en aangevallen. Verdachten hebben aangever, nadat hij op de grond was gevallen, meermaals tegen zijn hoofd geschopt. Ook hebben meerdere verdachten (met hun beide voeten) richting het hoofd van aangever gesprongen.
Voor een bewezenverklaring van medeplegen van poging tot doodslag, zoals onder feit 1 primair ten laste is gelegd, dient er onder meer sprake te zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, op de dood van het slachtoffer. Van voorwaardelijke opzet is sprake indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat een bepaald gevolg (in dit geval de dood) intreedt.
Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat [verdachte (voornaam)] en zijn medeverdachten de bedoeling hadden om het slachtoffer te doden (vol opzet). Verder blijkt uit het dossier niet dat de verdachten dermate hard of op een zodanig kwetsbare plek van het hoofd hebben geschopt, dat de kans aanmerkelijk was dat het slachtoffer daaraan zou komen te overlijden (voorwaardelijk opzet). Ten aanzien van het springen richting het hoofd van aangever overweegt de rechtbank dat deze weliswaar zeer grove geweldshandeling evenmin voldoende is om de aanmerkelijke kans op de dood van aangever aan te nemen, nu niet vast is komen te staan waar het hoofd precies is geraakt. Ten slotte bevat het dossier geen medische verklaring of ander bewijs waaruit een levensbedreigend risico voor de dood kan worden afgeleid.
Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank [verdachte (voornaam)] vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot doodslag.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 4 [1]
Het onder 1 subsidiair tenlastegelegde is door [verdachte (voornaam)] begaan. [verdachte (voornaam)] heeft dit feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 7 oktober 2022, genummerd PL0900-2022296092-5, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de aangifte van [slachtoffer] [2] ;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 17 oktober 2022, genummerd 2022296092, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de aanvullende verklaring van aangever [slachtoffer] [3] ;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 september 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 23 november 2022, genummerd 2022296092, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de bevindingen aangaande het aangetroffen filmpje van het geweldsincident
- een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering (Sv), te weten een separaat in het dossier opgenomen letselrapportage van Forensische Geneeskunde GGD Flevoland van 21 december 2022, opgemaakt door [B] , forensisch arts in opleiding.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feiten 2 en 3
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 6 oktober 2022 fietste ik over het [straat] in [plaats 1] . Ik fietste langs vier jongens. Ik hoorde dat één van de jongens achter mij aan rende (jongen 1). Hij trok de capuchon van mijn hoofd. Ik zag dat er één van de andere jongens ook achter mij aan kwam rennen (jongen 2). Deze jongen greep mijn linker onderarm vast, terwijl ik nog aan het fietsen was. De jongen vroeg: "Wat zit er in die tas?" Ik zag dat jongen 2 de oplader uit mijn tas pakte.
Jongen 1, 3 en 4 stonden er op dat moment ook bij. Ik zag en voelde dat jongen l in mijn zakken begon te graaien. Ik hoorde dat deze jongen vroeg of ik mijn portemonnee bij mij had, terwijl ik zag dat hij in mijn linker broekzak aan het graaien was. Ik heb toen mijn telefoon (IPhone 11) aan jongen 3 gegeven. Ik hoorde jongen 3 vervolgens zeggen dat ik de inlog voor mijn iCloud moest geven, zodat ze ‘Find My IPhone’ eraf konden halen. Ik heb toen mijn inloggegevens ingevuld. Ik gaf jongen 1 ook mijn portemonnee. Ik zag dat hij mijn pasjes eruit haalde. De jongens hebben ook de inlogcode van mijn bankapp gevraagd. Ik hoorde verder dat jongen 2 zei dat ik voor hem Bunq moest gaan gebruiken. Ik zei tegen die jongen dat ik dat niet wilde en dat ze mijn telefoon en spullen al hadden. Jongen 2 sloeg toen met zijn platte hand tegen mijn gezicht. Ik voelde vervolgens weer een flinke pijnscheut alsof iemand mij met zijn platte hand wederom tegen mijn gezicht sloeg. Ik zag toen dat jongen 1 als enige binnen klapbereik stond, waardoor ik weet dat het jongen 1 was die mij sloeg. Jongen 2 sloeg met zijn vlakke hand weer tegen mijn gezicht. Ik gleed uit en lag op de grond.
Ik voelde dat er richting mijn hoofd werd geschopt. Ik voelde dat ik geschopt werd tegen mijn armen waar ik op dat moment mijn hoofd mee beschermde. Ik denk dat ze me twee tot drie keer geschopt hebben. Eén schop kwam op mijn rug terecht. De jongens zeiden opnieuw tegen mij dat ik Bunq moest gaan aanmaken. (…) De jongens hebben mijn IPhone, portemonnee, ov-chipkaart, zorgpas, identiteitskaart, laadblokje met snoer en een half pakje shag afgenomen. (…) Ik zag dat er na het voorval nog afschrijvingen van mijn bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] zijn gedaan, die niet door mij of mijn ouders zijn gedaan. Het ging hierbij om de volgende bij en afschrijvingen:
-
7 oktober 2022 09.14 uur bijschrijving van 100 euro vanaf mijn spaarrekening
[rekeningnummer 3] .
-
7 oktober 2022 09.14 uur bijschrijving van 100 euro vanaf mijn spaarrekening
[rekeningnummer 3] .
-
7 oktober 2022 09.16 uur afschrijving van 198 euro naar [winkel 2] .
Rekeningnummer: [rekeningnummer 1] . Omschrijving: [......] . [5]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 5 september 2023, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb de capuchon van [slachtoffer (voornaam)] eraf gehaald. We gingen achter hem aan en hebben hem stil laten staan. We keken wat er in zijn portemonnee zat. Ik heb hem geduwd en tegen zijn hoofd geschopt. Ik sprong tegen zijn ribben. Ik heb de portemonnee meegenomen. Ik zei tegen aangever dat hij zijn iCloud van zijn mobiel moest halen. Ik kon dan de telefoon gebruiken. Deze heb ik meegenomen naar de groep. Ik heb aangever getrapt tegen zijn ribben. Ook heb ik hem ergens op zijn gezicht geslagen. Dit ging best wel hard.
Het telefoonnummer dat bij de bestelling van [winkel 2] is aangetroffen is mijn telefoonnummer.
Een
proces-verbaal van verhoor verdachte, houdende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Er werd in de zakken van aangever gevoeld. Hij had shag in zijn zakken. [6]
Een
proces-verbaal van verhoor verdachte, houdende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb de shag van aangever gepakt. [7]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Uit de loggegevens van de bankrekening op naam van verdachte bleek het volgende.
Op 7-10-2022 te 06:17 uur werd geprobeerd de daglimiet aan te passen naar1000 euro van [rekeningnummer 2] (= gedeelte banknummer aangever [slachtoffer] ) middels [..] (nummer RABO_SCANNER) vanaf het IP-adres [IP-adres] .
Op 7-10-2022 te 07:14 uur was twee keer een overboeking van 100 euro aangemaakt. De twee overboekingen slaagden.
Op 7-10-2022 te 07:15 uur was een overboeking was van 198 euro voor een
IDEAL-betaling. Deze overboeking slaagde. [8]
.
Verbalisant [verbalisant 5] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Het IP-adres [IP-adres] wordt gebruikt door zorginstelling [instelling 2] . [9]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat er bij de bestelling bij ' [winkel 2] ' te [plaats 2] een mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] was opgegeven. [10]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen feit 2
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. [verdachte (voornaam)] heeft het feit onder meer met [medeverdachte (voornaam)] gepleegd. [verdachte (voornaam)] is degene die als eerste achter aangever is aangegaan en hem met de andere verdachten heeft laten stilstaan. Er is toen in de zakken van aangever gegraaid. [medeverdachte (voornaam)] heeft verklaard dat de shag in de zakken van aangever zat en dat hij deze heeft afgepakt. Hieruit blijkt dat [verdachte (voornaam)] nauw en bewust met [medeverdachte (voornaam)] samenwerkte. Daarom kan, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, de diefstal met geweld van de rookwaren worden bewezen. Dit geldt ook voor de andere goederen in de tenlastelegging, met uitzondering van de geldbedragen. De diefstal van het geld heeft zich in de ochtend na de straatroof voorgedaan (op 7 oktober 2022) en is bovendien een eenmansactie geweest, zoals hieronder zal worden besproken. De rechtbank zal [verdachte (voornaam)] aldus (partieel) vrijspreken van het medeplegen van de diefstal met geweld / afpersing, in vereniging gepleegd, van het geld.
Bewijsoverwegingen feit 3
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft aangever verklaard dat er de dag na het voorval afschrijvingen van zijn betaal- en spaarrekening hebben plaatsgevonden, waar aangever en zijn ouders part noch deel aan hadden. Uit de bankafschriften volgt dat er op 7 oktober 2022 om 09:14 uur tweemaal € 100,- van de spaarrekening van aangever naar zijn betaalrekening is overgemaakt. Twee minuten later wordt er met de betaalrekening van aangever een online bestelling geplaatst bij kledingwinkel [winkel 2] in [plaats 2] voor een bedrag van € 198,-. Aangever heeft verklaard dat hij vermoedt dat de jongens die hem de avond ervoor hebben overvallen te maken hebben met deze bankafschrijvingen, zoals onder 3 ten laste is gelegd, nu deze jongens onder meer zijn telefoon en inlogcode van zijn bankapplicatie hebben ontfutseld.
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. [verdachte (voornaam)] heeft na de straatroof de beschikking gehad over de telefoon en de bankapplicatie van aangever. In de ochtend na de straatroof is middels de bankapplicatie geprobeerd de daglimiet van de bankrekening van aangever naar € 1.000,- te verhogen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat dit is geprobeerd in de (buurt van) zorginstelling [instelling 2] . [verdachte (voornaam)] verbleef daar op dat moment. Een uur later wordt er via de bankapplicatie een bestelling geplaatst bij de kledingwinkel [winkel 2] te [plaats 2] . Bij deze bestelling is een telefoonnummer achtergelaten, dat van [verdachte (voornaam)] blijkt te zijn. [verdachte (voornaam)] heeft ontkend deze bestelling te hebben geplaatst en heeft verklaard dat er mogelijk iemand anders achter de bestelling zit. Voor dit scenario zit echter geen enkele aanwijzing in het dossier, en de verklaring van verdachte kan niet worden geverifieerd, nu hij niets heeft gezegd over eventuele andere personen die hierbij betrokken zouden zijn geweest. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen enkele twijfel dat het [verdachte (voornaam)] is geweest die onbevoegd gebruik heeft gemaakt van de bankapplicatie van aangever en daarmee een betaling bij [winkel 2] heeft verricht.
De rechtbank acht niet bewezen dat [verdachte (voornaam)] tweemaal een bedrag van € 100,- heeft gestolen, zoals onder 4 ten laste is gelegd, nu deze bedragen niet zijn weggenomen door [verdachte (voornaam)] . Het tweemaal overgemaakte bedrag van € 100,- ziet op een overboeking van de spaarrekening van aangever naar diens betaalrekening. Hiermee zijn de geldbedragen (nog) niet aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken en er is wat deze bedragen betreft dan ook geen sprake van diefstal.
De rechtbank zal [verdachte (voornaam)] eveneens vrijspreken voor het ten laste gelegde medeplegen, nu hier onvoldoende bewijs voor in het dossier zit.
Bewijsoverweging feit 4
Gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van [verdachte (voornaam)] acht de rechtbank het onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de rechtbank het tweede gedachtestreepje niet bewezen acht. Het dreigen om iemand in het water te gooien kan volgens de rechtbank namelijk niet worden aangemerkt als een bedreiging met zware mishandeling of met enig misdrijf tegen het leven gericht, zoals is tenlastegelegd. Ook acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak van feit 5
De rechtbank acht het onder 5 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat [verdachte (voornaam)] de persoon is geweest die de banden van de fiets van aangever heeft lek gestoken, dan wel de fiets in het water heeft gegooid. Noch kan worden vastgesteld hij hierbij op andere wijze betrokken is geweest. De rechtbank zal [verdachte (voornaam)] van dit feit vrijspreken.
Vrijspraak van feit 6
De rechtbank acht niet wettig en overtuigd bewezen dat [verdachte (voornaam)] met zijn medeverdachten een blikje Red Bull van de [winkel 1] heeft gestolen. Daarvoor zit onvoldoende bewijs in het dossier. De rechtbank zal [verdachte (voornaam)] daarom van dit feit vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte (voornaam)] :
feit 1 subsidiair:
op 6 oktober 2022 te [plaats 1] openlijk, te weten aan het [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door meermalen, althans éénmaal
- die [slachtoffer] tegen het hoofd te schoppen en met twee voeten op het lichaam van die

[slachtoffer] te springen en

- die [slachtoffer] met een vuist tegen zijn kaak en neus en het hoofd te

slaan en stompen en

- die [slachtoffer] tegen het hoofd en rug en armen te

schoppen en

- die [slachtoffer] op de grond te gooien en/of te duwen,

terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en diverse hematomen en kneuzingen over het gehele lichaam, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;

feit 2:
op 6 oktober 2022 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met anderen een oplader (incl. snoer) en rookwaren, die aan [slachtoffer]
toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- achter die [slachtoffer] aan te rennen en
- vervolgens de capuchon van de trui van die [slachtoffer] van zijn hoofd af te trekken en
- vervolgens die [slachtoffer] aan zijn arm vast te pakken en
- vervolgens bevelend te vragen “Wat zit er in die tas” en
- vervolgens te graaien in de tas en zakken van die [slachtoffer]
en
op 6 oktober 2022 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en die anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door met geweld en bedreiging met geweld, [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een Iphone 11 en portemonnee
en bankpas en pincode en ov-chipkaart en zorgpas en identiteitskaart, die aan [slachtoffer] toebehoorden,
door
- achter die [slachtoffer] aan te rennen en
- vervolgens de capuchon van de trui van die [slachtoffer] van zijn hoofd af te trekken

en

- vervolgens die [slachtoffer] aan zijn arm vast te pakken en
- vervolgens (bevelend) te vragen “Wat zit er in die tas” en
- vervolgens te graaien in de tas en zakken van die [slachtoffer] en
- vervolgens dreigend te zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij de inloggegevens voor zijn Icloud en bankierenapp moest geven en een Bunq-account aan moest maken en in te loggen op zijn Icloud en
- vervolgens die [slachtoffer] meermalen met de platte hand tegen het gezicht te slaan en
- vervolgens die [slachtoffer] meermalen tegen de arm(en) en rug te schoppen en
- vervolgens wederom dreigend te zeggen dat die [slachtoffer] een Bunq-account moest aanmaken;
feit 3:
omstreeks 6 oktober 2022 te [plaats 1] een geldbedrag, te weten een bedrag van 198 euro, dat
aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een bankapplicatie met een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] ;
feit 4:
op 6 oktober 2022 te [plaats 1] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling,
door tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij “morgen om 20.00 uur hier” moest komen en als hij dat niet deed hij neergeschoten en neergestoken zou worden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte (voornaam)] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte (voornaam)] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
feit 2:
eendaadse samenloop van
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte (voornaam)] uitsluit. [verdachte (voornaam)] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte (voornaam)] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van tweehonderdtien dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van tweehonderdzeven dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met oplegging van de door de Raad geadviseerde (bijzondere) voorwaarden;
- een taakstraf, in vorm van een werkstraf, van honderdtwintig uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door zestig dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van [verdachte (voornaam)] en de positieve ontwikkeling die hij in de periode van zijn schorsing heeft doorgemaakt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Aard en ernst van de feiten
[verdachte (voornaam)] heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een zeer gewelddadige straatroof. Het slachtoffer van destijds zeventien jaar oud werd in de avond door vier jongens, waaronder [verdachte (voornaam)] , op straat omsingeld en beroofd van onder meer zijn telefoon, portemonnee en pinpas. Toen het slachtoffer niet wilde meewerken met het aanmaken van een Bunq-bankaccount, heeft het slachtoffer de eerste klappen in zijn gezicht gekregen. Het slachtoffer belandde vervolgens op de grond, waarna onder meer [verdachte (voornaam)] tegen zijn hoofd heeft geschopt. Nadat het slachtoffer bevolen werd om op te staan, werd hem wederom gezegd dat hij een Bunq-bankaccount moest aanmaken. Het slachtoffer werkte nu wel mee. Het geweld stopte daarentegen niet. Het slachtoffer werd opnieuw geslagen en geschopt, waarna de laatste geweldshandelingen werden gefilmd. Zo is onder meer zien dat door de verdachten op het lichaam van het slachtoffer werd gesprongen. Hiermee was de kous echter nog niet af. Zo werd het slachtoffer bevolen de grond te likken en te ‘twerken’. Na deze vernederende acties kon het slachtoffer niet wegfietsen, maar moest hij te voet vertrekken, nu [verdachte (voornaam)] na al het geweld ook nog de fietsbanden van het slachtoffer had lek gestoken en met een ander de fiets in het water had gegooid.
De rechtbank neemt [verdachte (voornaam)] en zijn mededaders deze laffe daad en geweldsexplosie zeer kwalijk. Voorts acht de rechtbank het gedrag van [verdachte (voornaam)] verontrustend, nu hij zijn zeer gewelddadige handelen niet heeft kunnen verklaren. Dat [verdachte (voornaam)] zich zo heeft laten gaan, vindt de rechtbank schokkend. Daarnaast acht de rechtbank het lachen en het aanmoedigen van de groepsleden onder elkaar, hetgeen op het filmpje te horen is, zeer kwalijk.
Door het handelen van [verdachte (voornaam)] en zijn mededaders is een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, dat als gevolg van het incident lichamelijk letsel (onder meer een hersenschudding en meerdere kneuzingen) heeft opgelopen. Verder leert de ervaring dat slachtoffers van dit soort ernstige delicten nog lange tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Zo volgt uit de toelichting op de vordering tot schadevergoeding dat het slachtoffer niet alleen over straat durfde en veel achterdocht had. Hij heeft hiervoor hulp gezocht en staat nu onder begeleiding van een therapeut.
Ten aanzien van de bedreiging van het slachtoffer overweegt de rechtbank dat deze bedreiging bij het slachtoffer serieuze gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt.
[verdachte (voornaam)] en zijn mededaders hebben in het geheel niet stilgestaan bij het leed dat zij het slachtoffer hebben aangedaan. De rechtbank rekent dit [verdachte (voornaam)] zwaar aan. Bovendien versterken feiten als de onderhavige, die zich afspelen in het publieke domein, de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid op straat.
De rechtbank overweegt tot slot dat [verdachte (voornaam)] de ochtend na de straatroof door middel van een bankapplicatie op de telefoon van aangever een bestelling heeft geplaatst bij een kledingwinkel. Hierdoor heeft hij zich een geldbedrag wederrechtelijk toegeëigend.
Diefstal is een ergerlijk feit, dat schade en hinder veroorzaakt voor de gedupeerde.
Gezien al het bovenstaande acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur in beginsel passend en geboden.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
  • een Pro Justitia-rapport van 23 februari 2023, opgemaakt door gedragsdeskundige [C] ;
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 27 juli 2023;
  • een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) van 28 augustus 2023, opgemaakt door [D] , raadsonderzoeker.
Het advies van de gedragsdeskundige
Uit het rapport van de gedragskundige volgt dat er bij [verdachte (voornaam)] sprake is van een oppositionele opstandige stoornis, lichte verstandelijke beperking en een posttraumatische stressstoornis. Er zijn zorgen over de agressieve en impulsieve grensoverschrijdingen van [verdachte (voornaam)] . Ook zijn er zorgen over zijn zelfbepalende gedrag. Verder is er sprake van ouder-kind relatieproblematiek. Al deze problematiek was aan de orde ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten en beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen.
Door de verstandelijke beperking is [verdachte (voornaam)] ’s begrip en inzicht in situaties beperkt en overziet hij de gevolgen en consequenties van zijn handelen onvoldoende. Daarnaast heeft de voor [verdachte (voornaam)] vernederende ervaring van een jaar geleden er mogelijk toe geleid dat hij het slachtoffer op een vergelijkbare manier heeft behandeld. Ook heeft hij vermoedelijk het gevoel gehad dat hij zich moest bewijzen tegenover de mededaders die weten wat hem is overkomen, en waarvoor hij zich schaamt.
Verder heeft [verdachte (voornaam)] als gevolg van zijn oppositioneel opstandige stoornis meer moeite met het beheersen van zijn impulsen dan zijn leeftijdsgenoten.
Bij een bewezenverklaring adviseert de gedragskundige om [verdachte (voornaam)] de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Het recidiverisico van [verdachte (voornaam)] wordt als hoog ingeschat indien het huidige toezicht en kader wegvallen. Geadviseerd wordt om een aantal interventies in te (blijven) zetten vanuit de behandelgroep waar [verdachte (voornaam)] op dit moment verblijft.
Het advies van de Raad
Uit het rapport van de Raad volgt dat [verdachte (voornaam)] een jongen met een belaste voorgeschiedenis is. Tot zijn tiende levensjaar heeft hij met zijn moeder in [plaats 3] gewoond. Vanaf 2017 heeft hij op verschillende plekken gewoond, waarbij nu ongeveer twee jaar op een
behandelgroep van [instelling 2] . In 2019 bleek een vrijwillig kader niet meer haalbaar en werd er voor het eerst een ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing uitgesproken.
Na de schorsing van de voorlopige hechtenis is er verbetering zichtbaar in het gedrag van [verdachte (voornaam)] . Hij werkt goed mee aan de schorsingsvoorwaarden en lijkt zich op de groep meer open te stellen. De wil van [verdachte (voornaam)] om niet opnieuw in detentie te komen, ziet de Raad als motivatie om zich te blijven inzetten voor een goed verloop van zijn behandeling.
De Raad adviseert oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waaraan de in het rapport genoemde (bijzondere) voorwaarden dienen te worden verbonden.
Het advies van de jeugdreclassering
De jeugdreclasseringswerker heeft ter zitting verklaard dat de [stichting] sinds juni 2023 betrokken is. [verdachte (voornaam)] zet de afgelopen maanden goede stappen in zijn ontwikkeling. Hij is recent aangemeld voor begeleid wonen in [plaats 3] . Op die manier is [verdachte (voornaam)] dichter bij zijn moeder. De jeugdreclassering vindt het van groot belang dat [verdachte (voornaam)] traumatherapie gaat volgen, zodat [verdachte (voornaam)] zijn vernederende ervaring van een jaar geleden een plek kan geven. Een werkstraf acht de jeugdreclassering niet passend gelet op het huidige kader dat met oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie zal blijven lopen.
[verdachte (voornaam)] heeft ter zitting verklaard dat hij nu onderwijs volgt op het [school] (niveau 1) en dat hij later naar de [academie] wil. Hij heeft verder verklaard dat hij liever geen traumabehandeling wil volgen, maar dat hij hieraan wel zal meewerken indien dit wordt opgelegd. Het vernederende incident dat hem een jaar geleden is overkomen, heeft invloed gehad op het onderhavige incident, aldus [verdachte (voornaam)] .
Op te leggen straf
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies van de gedragsdeskundige over en maakt deze tot de hare. Gelet op [verdachte (voornaam)] ’s gediagnosticeerde stoornissen en problematiek, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte (voornaam)] beperkt werd in zijn keuzevrijheid en daarmee niet geheel vrij zijn wil kon bepalen. De rechtbank acht [verdachte (voornaam)] daarom in een verminderde mate toerekeningsvatbaar.
Alles overwegend acht de rechtbank een jeugddetentie van honderddrie dagen, met aftrek van de tijd die [verdachte (voornaam)] in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan honderd dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden zoals deze door de Raad zijn geadviseerd en door de officier van justitie zijn gevorderd. Dit betekent dat [verdachte (voornaam)] ook zal moeten meewerken aan traumabehandeling. De rechtbank begrijpt dat [verdachte (voornaam)] hier tegenop ziet, maar gelet op zijn eigen verklaring en de adviezen van de deskundigen acht de rechtbank deze behandeling noodzakelijk. Naast oplegging van een (on)voorwaardelijke jeugddetentie, zal de rechtbank ook een werkstraf voor de duur van tachtig uur opleggen.
Het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf dient enerzijds om [verdachte (voornaam)] ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen en anderzijds om [verdachte (voornaam)] gelet op zijn jonge leeftijd en aanwezige problematiek, de noodzakelijk geachte begeleiding en behandeling in een verplicht kader op te leggen. De bijzondere voorwaarden dienen bij te dragen aan een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [verdachte (voornaam)] en (mede daardoor) ertoe bij te dragen dat [verdachte (voornaam)] zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. Gelet op de aanwezige problematiek van [verdachte (voornaam)] acht de rechtbank een proeftijd van twee jaar op zijn plaats. De voorwaarden en het daaraan gekoppelde toezicht worden dadelijk uitvoerbaar verklaard. Uit de over [verdachte (voornaam)] opgemaakte rapporten blijkt immers dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Anders dan geadviseerd, zal de rechtbank zoals reeds vermeld ook een werkstraf opleggen. Dit om de ernst van de feiten uit te drukken. [verdachte (voornaam)] is één van de verdachten die het meeste geweld heeft toegepast. Bovendien heeft hij zich ook nog schuldig gemaakt aan (nog) een diefstal door onbevoegd gebruik te maken van de bankapplicatie van het slachtoffer op diens telefoon en vervolgens een bestelling te plaatsen. De rechtbank zal echter een lagere werkstraf opleggen dan gevorderd, gelet op het grote takenpakket dat op [verdachte (voornaam)] ligt te wachten. Daarnaast ziet de rechtbank een (nog prille) positieve ontwikkeling bij [verdachte (voornaam)] . De rechtbank houdt hier in strafmatigende zin rekening mee.
Ook zal de rechtbank een aanzienlijke lagere voorwaardelijke jeugddetentie opleggen dan gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank wil weliswaar niets afdoen aan de ernst van de feiten, echter acht zij een voorwaardelijke jeugddetentie van zo lange duur als de officier van justitie heeft geëist, niet gepast. In de eerste plaats omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie. Zo is de rechtbank van oordeel dat [verdachte (voornaam)] zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en niet aan een poging tot doodslag in vereniging gepleegd, zoals de officier van justitie heeft betoogd. Daarnaast heeft de rechtbank ook meegewogen dat verdachte minderjarig is, en bij het bepalen van een straf bij een minderjarige verdachte het pedagogisch effect van een straf en het voorkomen van herhaling belangrijke strafdoelen zijn.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de excuses die [verdachte (voornaam)] aan niet alleen het slachtoffer, maar ook aan het gezin van het slachtoffer op de zitting heeft gemaakt. Bij deze excuses verwees hij ook naar het nare en vernederende incident dat hij zelf heeft meegemaakt. [verdachte (voornaam)] stelde zich hierbij kwetsbaar en empathisch op richting het slachtoffer. De rechtbank was onder de indruk van deze opstelling van [verdachte (voornaam)] en geeft hem hiervoor een compliment.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het (geschorste) bevel voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.483,71. Dit bedrag bestaat uit € 2.483,71 materiële schade en € 5.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1, 2 en 5 tenlastegelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in haar geheel (hoofdelijk) dient te worden toegewezen, met dien verstande dat benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van de kosten voor de fiets (feit 5). Van dit feit dient [verdachte (voornaam)] immers te worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft verzocht het te betalen schadebedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel (hoofdelijk) op te leggen, waarbij het aantal dagen gijzeling op nihil dient te worden gesteld.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de (partieel) bepleite vrijspraak van het onder 2 en 5 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw verzocht de kosten voor de shag en fiets af te wijzen, dan wel de benadeelde partij voor dat deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de kosten voor een nieuwe telefoon heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze kosten niet kunnen worden vastgesteld, nu er geen betalingsbewijs in het dossier zit.
Verder heeft de raadsvrouw verzocht de vordering ten aanzien van de gemiste werkuren bij de oude werkgever van het slachtoffer af te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren voor dat deel van de vordering, nu niet kan worden vastgesteld dat het slachtoffer fulltime werkte, aangezien hij ook naar school ging. In het verlengde daarvan heeft de raadsvrouw verzocht de vordering ten aanzien van de gemiste werkuren van zijn huidige werkgever af te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren voor dat deel van de vordering, nu deze gemiste inkomsten evenmin kunnen worden vastgesteld.
Tot slot heeft de raadsvrouw verzocht de gevorderde kapperskosten af te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren voor dat deel van de vordering, nu uit de vordering onvoldoende volgt dat deze kosten moesten worden gemaakt. Voorts is niet aangetoond welke specifieke kappershandelingen nodig zijn geweest.
Verder heeft de raadsvrouw verzocht het bedrag aan immateriële schade te matigen, gelet op de jonge leeftijd van [verdachte (voornaam)] .
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank zal [verdachte (voornaam)] onder meer veroordelen voor openlijke geweldpleging (feit 1) en straatroof (feit 2). De kosten die ten gevolge daarvan zijn gemaakt, dan wel zullen worden gemaakt, komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de kosten voor een nieuwe telefoon, ov-chipkaart, identiteitskaart (inclusief parkeerkosten voor aanvraag hiervan), portemonnee, schoolpas en telefoonoplader toewijzen. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd en op zitting verder toegelicht. Ten aanzien van de weggenomen shag oordeelt de rechtbank dat, nu er sprake was van diefstal van een half pakje shag, de gevorderde kosten van € 12,50 (uitgaande van een heel pakje shag) door tweeën moeten worden gedeeld gelet op de reële waardevermindering die heeft plaatsgevonden (in dit geval dus toewijzing van € 6,25; voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk). Ook zal de rechtbank de kosten traumatherapiesessies (inclusief de reiskosten), tandartsbezoek, foto kaakchirurg, trui Red Bull, reiskosten school, parkeerkosten eerste hulp en eigen zorgbijdrage toewijzen, gelet op de onderbouwing hiervan en het feit dat er geen verweer is gevoerd op deze kostenposten.
Wat betreft de gevorderde inkomstenderving naar aanleiding van de gemiste werkuren bij de (oude) werkgever [(oud) werkgever] overweegt de rechtbank dat uit de vordering (met bijlage) en de toelichting daarop volgt dat er door de accountant een netto-uurloon is berekend. De berekening komt de rechtbank niet onredelijk over. De rechtbank acht zich wat deze kostenpost betreft voldoende ingelicht en zal deze post dan ook toewijzen.
De rechtbank zal ook de vordering ten aanzien van de kapperskosten toewijzen. Deze kosten zijn ter zitting voldoende onderbouwd.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering ten aanzien van de gemiste werkuren wegens het bijwonen van de zittingen. Zo volgt niet uit de vordering op welke dagen de benadeelde partij werkt. Voorts wordt in de vordering uitgegaan van drie dagen werken, terwijl de zittingen van [verdachte (voornaam)] en zijn mededaders in totaal anderhalve dag hebben gekost. Kortom, de rechtbank acht dit deel van de vordering onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank merkt de gevorderde reis- en parkeerkosten in verband met het bijwonen van de zittingen aan als ‘proceskosten’ en zal deze onder dat kopje bespreken.
In totaal komt de rechtbank op een bedrag van € 1.690,15 aan materiële schade.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft als gevolg van de bewezenverklaarde feiten lichamelijk letsel opgelopen. Op grond van artikel 6:106 sub b van het Wetboek van Burgerlijk Recht (BW) komt de benadeelde partij dan ook in aanmerking voor vergoeding van immateriële schade. Bij het bepalen van de hoogte ervan heeft de rechtbank in de eerste plaats rekening gehouden met de aard en ernst van de normschending. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder in ogenschouw genomen dat de benadeelde partij met fors geweld te grazen is genomen en is vernederd. Daarnaast heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de gevolgen die het heeft gehad voor de benadeelde partij. Er is niet alleen sprake van fysiek letsel, maar de benadeelde partij is ook lange tijd onder behandeling geweest vanwege psychische klachten. Dit alles in aanmerking nemende, acht de rechtbank het gevorderde bedrag hoogte van € 5.000,- redelijk en billijk, mede gelet op vorderingen zoals die zijn toegewezen in gelijksoortige zaken.
De rechtbank acht [verdachte (voornaam)] ’s jonge leeftijd geen reden om een lager bedrag toe te wijzen.
Wettelijke rente
De ingangsdatum van de wettelijke rente wordt gesteld op 6 oktober 2022, zijnde de datum waarop het onder 1 en 2 bewezen verklaarde feit is gepleegd.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat [verdachte (voornaam)] de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten samen met anderen heeft gepleegd, wat betekent dat voor [verdachte (voornaam)] een wettelijke verplichting bestaat tot vergoeding van schade aan de benadeelde partij ter hoogte van een bedrag van in totaal € 6.690,15, waarbij [verdachte (voornaam)] hoofdelijk verbonden is met de mededaders van het misdrijf.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan [verdachte (voornaam)] ten aanzien van de benadeelde partij de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van € 6.690,15, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling
,nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt er geen gijzeling toegepast.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de (hoofdelijke) verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, te weten de reis- en parkeerkosten in verband met het bezoek aan de rechtbank, redelijk zijn. De rechtbank acht de proceskosten van € 34,28 voorts voldoende onderbouwd. De kosten staan daarmee vast en zullen worden toegewezen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77m, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 285, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair, 5 en 6 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
103 (honderddrie) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze straf
100 (honderd) dagenniet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
  • meewerkt aan plaatsing en behandeling binnen de behandelgroep van [instelling 2] ,
  • meewerkt aan plaatsing bij een begeleid wonen-traject, ter goedkeuring van de jeugdreclassering;
  • meewerkt aan agressieregulatie van de [instelling 3] of een soortgelijke instelling;
  • meewerkt aan traumabehandeling van de [instelling 3] of [instelling 2] of een soortgelijke
  • naar school gaat volgens schoolrooster, of een andere positieve dagbesteding
waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten [instelling 1] , opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaar zijn;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, van
80 (tachtig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 (veertig) dagen jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 6.690,15, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, bestaande uit € 1.690,15 ter vergoeding van materiële schade en € 5.000,- ter vergoeding van immateriële schade, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij van een bedrag van € 6.690,15, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt er geen gijzeling toegepast;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 34,28, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Hebly, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. H. den Haan en V.A. Groeneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de terechtzitting van 26 september 2023.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer] meermalen althans éénmaal
tegen het hoofd heeft geschopt en/of op het hoofd van die [slachtoffer] heeft gestampt
en/of met twee, althans één of meerdere voeten op het hoofd van die [slachtoffer] is
gesprongen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1
ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
openlijk, te weten het [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op
een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer]
door meermalen althans éénmaal
- die [slachtoffer] tegen het hoofd te schoppen en/of op het hoofd van die [slachtoffer] te
stampen en /of met twee althans één of meerdere voeten op het hoofd van die
[slachtoffer] te springen en/of
- die [slachtoffer] met (een) vuist(en) op/tegen zijn kaak en/of neus en/of het hoofd te

slaan en/of stompen en/of

- die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of rug en/of armen althans tegen het lichaam te

schoppen en/of

- die [slachtoffer] op de grond te gooien en/of te duwen
terwijl dit door hem/haar gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten
een hersenschudding en/of gekneusde kaak en/of diverse hematomen en/of
kneuzingen over het gehele lichaam, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 2:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een Iphone 11 en/of portemonnee en/of bankpas en/of (meerdere) geldbedrag(en)
en/of meerdere althans één pincode(s) en/of ov-chipkaart en/of zorgpas en/of
identiteitskaart en/of oplader (incl. snoer) en/of rookwaren, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- achter die [slachtoffer] aan te rennen en/of
- (vervolgens) de capuchon van de trui van die [slachtoffer] van zijn hoofd af te trekken

en/of

- (vervolgens) die [slachtoffer] aan zijn arm vast te pakken en/of
- (vervolgens) (bevelend) te vragen “Wat zit er in die tas” en/of
- (vervolgens) te graaien in de tas en/of zakken van die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) (dreigend) te zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij de inloggegevens voor
zijn Icloud en/of telefoon en/of bankierenapp moest geven en/of een
Bunq-account aan moest maken en/of in te loggen op zijn Icloud en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen (met de platte hand) op/tegen het gezicht

althans het hoofd te slaan en/of

- (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen tegen de arm(en) en/of rug te schoppen en/of
- (vervolgens) wederom (dreigend) te zeggen dat die [slachtoffer] een Bunq-account

moest aanmaken;

en/of
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een Iphone 11 en/of portemonnee
en/of bankpas en/of (meerdere) geldbedrag(en) en/of meerdere althans één
pincode(s) en/of ov-chipkaart en/of zorgpas en/of identiteitskaart en/of oplader
(incl. snoer) en/of rookwaren, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan die [slachtoffer] en/of een derde
toebehoorde(n)
door
- achter die [slachtoffer] aan te rennen en/of
- (vervolgens) de capuchon van de trui van die [slachtoffer] van zijn hoofd af te trekken

en/of

- (vervolgens) die [slachtoffer] aan zijn arm vast te pakken en/of
- (vervolgens) (bevelend) te vragen “Wat zit er in die tas” en/of
- (vervolgens) te graaien in de tas en/of zakken van die [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) (dreigend) te zeggen tegen die [slachtoffer] dat hij de inloggegevens voor
zijn Icloud en/of telefoon en/of bankierenapp moest geven en/of een
Bunq-account aan moest maken en/of in te loggen op zijn Icloud en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen (met de platte hand) op/tegen het gezicht

althans het hoofd te slaan en/of

- (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen tegen de arm(en) en/of rug te schoppen en/of
- (vervolgens) wederom (dreigend) te zeggen dat die [slachtoffer] een Bunq-account
moest aanmaken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3
Wetboek van Strafrecht )
feit 3:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meerdere geldbedrag(en), te weten een bedrag van 100 euro en/of een
bedrag van 100 euro en/of een bedrag van 198 euro, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te
nemen geldbedrag(en), onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van een valse sleutel,
door (onbevoegd) gebruik te maken van een pinpas en/of bankapp met een
bijbehorende
pincode, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] ;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
feit 4:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door tegen die [slachtoffer] te zeggen
- dat hij “morgen om 20.00 uur hier” moest komen en als hij dat niet deed hij

neergeschoten en/of neergestoken zou worden en/of

- dat als hij niet deed wat verdachte(n) zei(den) hij in het water gegooid zou worden;

(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

feit 5:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 6:
hij op of omstreeks 6 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een blikje Red Bull, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel 1]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen.
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 16 november en 19 december 2022, onderzoeksnummer MD2RO22144 / Delage, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, Districtsrecherche Flevoland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 381. Dit zijn, tenzij anders vermeld, processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 11 t/m 16.
3.Pagina’s 31 t/m 33.
4.Pagina’s 319 t/m 333.
5.Pagina’s 11 t/m 16.
6.Pagina’s 233 t/m 237.
7.Pagina 376.
8.Pagina’s 54 en 55.
9.Pagina 57.
10.Pagina 60.