ECLI:NL:RBMNE:2023:5121

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
16-076725-23, 16-075609-23 (gev. ttz), 16-076266-23 (gev. ttz), 16-076509-23 (gev. ttz) en 16-074386-23 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere vernielingen en overtreding van gedragsaanwijzing met zorgmachtiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere vernielingen en het overtreden van een gedragsaanwijzing. De verdachte, geboren in 1991, was ten tijde van de zitting gedetineerd en heeft zich schuldig gemaakt aan vijf vernielingen en een overtreding van de gedragsaanwijzing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, wat invloed heeft gehad op de strafmaat. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is er een zorgmachtiging verleend, omdat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte de noodzakelijke zorg en behandeling moet krijgen om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

De rechtbank heeft tijdens de zitting op 14 augustus 2023 de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging gehoord. De officier van justitie heeft gevorderd tot een gevangenisstraf van drie maanden, maar de rechtbank heeft in strafmatigende zin rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en heeft de straf verlaagd. De verdachte heeft de feiten bekend, maar de verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de overtreding van de gedragsaanwijzing, wat door de rechtbank is verworpen.

De rechtbank heeft ook een benadeelde partij gehoord die schadevergoeding heeft gevorderd. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, maar voor een deel niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd op basis van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-076725-23
,16-075609-23 (gev. ttz), 16-076266-23 (gev. ttz),
16-076509-23 (gev. ttz) en 16-074386-23 (gev. ttz)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni en 14 augustus 2023. De inhoudelijke behandeling heeft op 14 augustus 2023 plaatsgevonden. Het onderzoek op de terechtzitting is op 15 augustus 2023 gesloten. Aansluitend is mondeling uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. drs. A.E. Lohuis en van hetgeen verdachte en zijn raadslieden, mr. J. Zaim en mr. T.S. van der Horst, beiden advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16-074386-23
op 15 maart 2023 in Amersfoort een keukenblok, douchekoppen, een trekker en een douchedeur van [instelling] heeft vernield;
16-075609-23
op 16 maart 2023 in Utrecht een ruit van de Nationale Politie heeft vernield;
16-076266-23
op 17 maart 2023 in Amersfoort meerdere ruiten van [instelling] heeft vernield;
16-076509-23
Feit 1:op 17 maart 2023 in Amersfoort een of meer ramen van [instelling] heeft vernield;
Feit 2:op 17 maart 2023 in Amersfoort heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing;
16-076725-23
Feit 1:op 18 maart 2023 in Houten een ruit van [onderneming] heeft vernield;
Feit 2:op 18 maart 2023 in Houten een ruit van een deur van [coöperatie] U.A. heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
16-074386-23, 16-075609-23 feit 1, 16-076266-23, 16-076509-23 en 16-076725-23:
Ten aanzien van deze feiten heeft de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
16-076509-23, feit 2:
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van dit feit. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde opzet op het overtreden van de gedragsaanwijzing niet kan worden bewezen. Het was voor verdachte namelijk niet duidelijk dat hij niet op die locatie van [instelling] mocht komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Het bewijs [1]
16-074386-23
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [A] namens [instelling] , p. 5 en 6;
  • de verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 14 augustus 2023.
16/075609-23
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [B] namens de Nationale Politie, p. 6;
  • de verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 14 augustus 2023.
16/076266-23
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [C] namens [instelling] , p. 5 en 6;
  • de verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 14 augustus 2023.
16/076509-23
Feit 1
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [D] namens [instelling] , p. 6 en 7;
  • de verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 14 augustus 2023.
Feit 2
Bewijsmiddelen:
-
een geschrift (ongenummerd), te weten een gedragsaanwijzing op grond van artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering van de officier van justitie van het arrondissementsparket in Midden-Nederland van 17 maart 2023 inhoudende:
De officier van justitie;
Gezien het proces-verbaal 2023078877 van Politie [plaats 2] te [plaats 1] d.d. 17 maart 2023;
Overwegende dat
Naam [verdachte (achternaam)]
Voornamen [verdachte (voornaam)]
Geboren [1991] te [geboorteplaats]
verdacht wordt van art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
beveelt de verdachte:
Gebiedsverbod
zich niet op te houden binnen een straal van 200 meter rondom
[adres 2] , [postcode 2] [plaats 1] ;
De gedragsaanwijzing gaat in met ingang van de dag van uitreiking en
blijft van kracht voor een periode van 90 dagen. Het niet voldoen aan één van de voorwaarden genoemd in dit bevel is een misdrijf strafbaar gesteld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht.
17 maart 2023
-
een geschrift (ongenummerd), te weten een akte van uitreiking van de gedragsaanwijzing
waaruit blijkt dat verdachte op 17 maart 2023 om 17:35 voor ontvangst van de gedragsaanwijzing heeft getekend.
-
Een proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] van 19 maart 2023 waaruit het volgende blijkt: [2]
Verdachte
Achternaam : [verdachte (achternaam)]
Voornamen : [verdachte (voornaam)]
Geboren : [1991]
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Nederland
Op 17 maart 2023 om 18.35 uur bevond de verdachte zich voor het pand gelegen aan de [adres 2] in [plaats 1] .
16/076725-23
Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Feit 1
  • het proces-verbaal van aangifte van [E] namens [onderneming] , p. 10;
  • de verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 14 augustus 2023;
Feit 2
  • het proces-verbaal van aangifte van [E] namens [coöperatie] U.A., p. 6 en 7;
  • de verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 14 augustus 2023.
4.3.2.
Bewijsoverweging
16/076509-23, feit 2:
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de gedragsaanwijzing aan verdachte in persoon is uitgereikt. De rechtbank heeft geen redenen om aan te nemen dat verdachte niet in staat was om van de inhoud van de gedragsaanwijzing kennis te nemen. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet had op het overtreden van de gedragsaanwijzing toen hij op 17 maart 2023 terugging naar [instelling] . De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/074386-23op 15 maart 2023 te [plaats 1] opzettelijk en wederrechtelijk een keukenblok, douchekoppen, een trekker en een douchedeur die aan [instelling] toebehoorden heeft vernield;
16/075609-23op 16 maart 2023 te [plaats 2] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit die aan de Nationale Politie toebehoorde heeft vernield;
16/076266-23op 17 maart 2023 te [plaats 1] opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten die aan [instelling] toebehoorden heeft vernield;
16/076509-23Feit 1op 17 maart 2023 te [plaats 1] opzettelijk en wederrechtelijk meer ramen die aan [instelling] toebehoorden heeft vernield;
Feit 2op of omstreeks 17 maart 2023 te [plaats 1] opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 17 maart 2023, gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland door naar de [adres 2] te gaan en daar de ramen in te gooien;
16/076725-23Feit 1
op 18 maart 2023 te [plaats 3] bij een pand gelegen aan de [adres 3] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit die aan [onderneming] toebehoorde heeft vernield;
Feit 2op 18 maart 2023 te [plaats 3] bij een pand gelegen aan de [adres 4] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een deur die aan [coöperatie] U.A. toebehoorde heeft vernield.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/074386-23, 16/075609-23,16/076266-23, 16/076509-23 Feit 1, 16/076725-23 Feit 1 en 2,telkens: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
16/076509-23
Feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om te concluderen dat verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar was bij het plegen van het bewezenverklaarde.
7.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van 5 juni 2023, opgemaakt door [F] (psychiater). Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Er is in het verleden bij verdachte een narcistische persoonlijkheidsstoornis met vermijdende trekken en depressieve episoden vastgesteld. Doordat verdachte geweigerd heeft aan het onderzoek mee te werken, kon de psychiater niet tot een gefundeerde diagnostische conclusie komen. Hij kon geen betrouwbare uitspraken doen over een eventuele doorwerking van een eventuele stoornis in de bewezen verklaarde feiten en de mate van toerekening aan verdachte.
Ondanks het voorgaande bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank wel sterke aanwijzingen dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten aan een psychische stoornis leed. De rechtbank is echter met de officier van justitie van oordeel dat die aanwijzingen onvoldoende zijn om te concluderen dat de stoornis dusdanig in de bewezen verklaarde feiten heeft doorgewerkt dat die feiten verdachte niet kunnen worden toegerekend. Dat verdachte door middel van het plegen van vernielingen geprobeerd heeft zorg af te dwingen, is daarvoor een contra-indicatie.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank primair verzocht om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich binnen een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan het plegen van meerdere vernielingen. Verdachte deed dit, naar eigen zeggen, om hulp te krijgen. Verdachte heeft hierbij geen oog gehad voor de gevolgen van zijn handelen voor anderen. Hij heeft de bedrijven en instellingen die eigenaar zijn van de vernielde goederen achtergelaten met schade en administratieve rompslomp om die te herstellen. Verdachte mag van geluk spreken dat er niemand gewond is geraakt. Daarnaast heeft verdachte een hem door de officier van justitie gegeven gedragsaanwijzing genegeerd.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 14 juli 2023, waaruit volgt dat verdachte eerder voor het plegen van vernielingen is veroordeeld. Deze eerdere veroordeling heeft verdachte er niet van weerhouden zich wederom schuldig te maken aan soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Zoals hiervoor besproken heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van 5 juni 2023. In aanvulling op wat door de rechtbank onder 7.2 is overwogen, benoemt zij dat de psychiater in zijn rapport in overweging heeft gegeven onderzoek te doen naar de mogelijkheid van afgifte van een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheid.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsrapport van [G] , reclasseringswerker, van 26 van juni 2023. Daaruit blijkt dat verdachte sinds 2015 bekend is bij de geestelijke gezondheidszorg. De verscheidene (klinische) behandelingen die hij sindsdien heeft ondergaan en de begeleiding die hij heeft gekregen, hebben niet het gewenste effect gehad en zijn niet doelmatig gebleken. Er is sprake van disfunctioneren op meerdere levensgebieden. Behandelingen stagneren door het ontwrichtende gedrag van verdachte. De reclassering stelt dat het onduidelijk blijft wat er aan het gedrag van verdachte en de instabiliteit op de verschillende leefgebieden ten grondslag ligt. Onbekend is of en in hoeverre er bij verdachte sprake is van opzet/onwil of onmacht. De reclassering heeft geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte binnen een drangkader te veranderen. De reclassering heeft, net als de psychiater, in overweging meegegeven onderzoek te doen naar de mogelijkheid van een zorgmachtiging.
Zoals hiervoor al overwogen ziet de rechtbank sterke aanwijzingen dat verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten leed aan een psychische stoornis. Zij gaat ervan uit dat deze stoornis verdachtes handelen gedeeltelijk heeft bepaald. De rechtbank acht verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar en houdt daarmee rekening bij de strafoplegging.
De straf
De ernst van de gepleegde strafbare feiten en verdachtes eerdere veroordeling voor vernielingen leiden tot het oordeel van de rechtbank dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming van enige duur met zich brengt. In strafmatigende zin weegt de rechtbank verdachtes verminderde toerekeningsvatbaarheid mee. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden passend en geboden is. De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie omdat de rechtbank in verdergaande mate rekening houdt met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verdachte de noodzakelijke zorg en behandeling moet krijgen om de kans op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige materiële schade en maatschappelijke teloorgang te verkleinen. De rechtbank acht de kans groot dat verdachte zich zonder verplichte zorg en behandeling opnieuw schuldig zal maken aan een strafbaar feit. De rechtbank acht verplichte zorg via het civiele kader aangewezen. Het verzoekschrift van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging ten aanzien van verdachte is tegelijk met de onderhavige strafzaak behandeld. De rechtbank zal gebruik maken van de in artikel 2.3, eerste lid aanhef en onder 5 van de Wet forensische zorg gegeven bevoegdheid om een zorgmachtiging te verlenen. De toewijzende beslissing op het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging wordt bij afzonderlijke beschikking gegeven.

9.BENADEELDE PARTIJ

De heer [E] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en heeft een bedrag gevorderd van € 1642,26 aan materiële schade, ten gevolge van het onder parketnummer 16-076725-23 onder feit 2 bewezen verklaarde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar tot een bedrag van € 674,26 met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard omdat de vordering in zoverre onvoldoende is onderbouwd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaard dient te worden. Primair omdat uit de stukken niet blijkt dat [E] bevoegd is om [coöperatie] U.A. te vertegenwoordigen en subsidiair omdat de vordering op alle onderdelen onvoldoende is onderbouwd. Meer subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat in ieder geval de schadepost 'inbreng eigen tijd' onvoldoende is onderbouwd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het feit dat [E] ook degene is geweest die namens [coöperatie] U.A. aangifte heeft gedaan, kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat hij bevoegd is om het bedrijf te vertegenwoordigen.
De rechtbank stelt op basis van de gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij als gevolg van de onder parketnummer 16-076725-23 onder feit 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Het gaat om de schade wegens het treffen van een noodvoorziening en het vervangen van de ruit. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot betaling van € 674,26 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 18 maart 2023 tot de dag der algehele voldoening.
Over de post ‘inbreng eigen tijd’ van € 968,- is de rechtbank van oordeel dat deze onvoldoende is onderbouwd. Het is de rechtbank, zonder nadere toelichting, niet inzichtelijk welke kosten concreet zijn gemaakt en door wie. Die informatie is, mede gelet op de gemotiveerde betwisting van de dit deel van de vordering door de verdediging, wel nodig. Hiervoor zou het nodig zijn om de behandeling van de zaak te hervatten en op een later moment uitspraak te doen, maar dit vormt een te zware belasting van de strafzaak. Om die reden zal de rechtbank de benadeelde partij in zoverre in de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal aan verdachte geen verplichting opleggen tot betaling van het toe te wijzen bedrag aan de Staat, zoals door [coöperatie] U.A. en de officier van justitie is gevorderd. De idee van de schadevergoedingsmaatregel zoals bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht is om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding. Van rechtspersonen mag worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren.
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 57, 184a en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 2 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [coöperatie] U.A. toe tot een bedrag van € 674,26, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2023, tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Opheffing voorlopige hechtenis:
- Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Hooker, voorzitter, mrs. D. Riani el Achhab en L.M.M. Heppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. M.E.J. van de Mortel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 augustus 2023.
De griffier is buiten staat dit vonnis te tekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-074386-23hij op of omstreeks 15 maart 2023 te Amersfoort opzettelijk en wederrechtelijk een keukenblok, douchekoppen, een trekker en een douchedeur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [instelling] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16-075609-23hij op of omstreeks 16 maart 2023 te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk, een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Nationale Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16-076266-23hij op of omstreeks 17 maart 2023 te Amersfoort opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [instelling] , in elk geval aan een ander toebehoorden heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16-076509-23Feit 1
hij op of omstreeks 17 maart 2023 te Amersfoort opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ramen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [instelling] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij op of omstreeks 17 maart 2023 te Amersfoort opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 17 maart 2023, gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland door naar de [adres 2] te gaan en daar de ramen in te gooien;
( art 184a lid 1 Wetboek van Strafrecht)
16-076725-23Feit 1
hij op of omstreeks 18 maart 2023 te Houten bij een pand gelegen aan de [adres 3] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [onderneming] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2
hij op of omstreeks 18 maart 2023 te Houten bij een pand gelegen aan de [adres 4] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [coöperatie] U.A., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De vindplaatsvermelding verwijst naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier behorende bij het genoemde parketnummer, tenzij anders vermeld.
2.Een proces-verbaal 19 maart 2023, pagina 3.