In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een vereniging en een lerares, [verweerster]. De lerares was sinds 1 augustus 2008 in dienst en had te maken met een verstoorde arbeidsrelatie met haar leidinggevende, [B]. De procedure begon met een verzoekschrift van de vereniging, ingediend op 12 juli 2023, waarin werd verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de g-grond van artikel 7:669 lid 3 BW, vanwege een onoplosbare vertrouwensbreuk en een verstoorde arbeidsverhouding. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 augustus 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie, die niet meer te herstellen is. Dit werd onderbouwd door verschillende incidenten en een rapport van de bedrijfsarts, die de verstoorde arbeidsverhouding bevestigde. De kantonrechter oordeelde dat de vereniging onvoldoende had gedaan om de lerares te begeleiden en dat er een gebrek aan zelfreflectie was bij de lerares. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 november 2023 en heeft hij de lerares recht gegeven op een transitievergoeding van € 21.913,99 en een billijke vergoeding van € 17.829,18. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.