ECLI:NL:RBMNE:2023:5089

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
16-116820-20 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in ontnemingsvordering wegens vrijspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 september 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering van de officier van justitie tegen [betrokkene]. De vordering tot ontneming, ingediend op 23 juni 2023, had als doel het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door de officier van justitie was begroot op € 252.278,00. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 september 2023, waar de officier van justitie, mr. M. Martherus, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. C. van Oort, hun standpunten naar voren brachten.

De officier van justitie verzocht de rechtbank om de vordering tot ontneming af te wijzen, gezien de bepleite vrijspraak voor de feiten waarop de ontnemingsvordering betrekking had. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in de vordering, om dezelfde reden. De rechtbank oordeelde dat [betrokkene] op 22 september 2023 was vrijgesproken van de feiten die aan de ontnemingsvordering ten grondslag lagen. Aangezien er geen veroordeling was, zoals vereist op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, kon het Openbaar Ministerie niet worden ontvangen in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

De rechtbank verklaarde de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 september 2023 door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.116820.20 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[betrokkene] ,
geboren op [1986] te [geboorteplaats] (Duitsland)
wonende aan de [woonadres] [woonplaats] te België,
hierna te noemen: [betrokkene] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. M. Martherus en van hetgeen [betrokkene] en zijn raadsvrouw mr. C. van Oort, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.DE VORDERING

De vordering tot ontneming van 23 juni 2023 strekt ertoe dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, en veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, in de vordering begroot op € 252.278,00.
2.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - gelet op de gevraagde vrijspraak voor de feiten waarop deze ontnemingsvordering ziet – verzocht de vordering tot ontneming af te wijzen.
2.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – gelet op de bepleite vrijspraak voor de feiten waarop deze ontnemingsvordering ziet – aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.

3.BEOORDELING VAN DE VORDERING

3.1
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
[betrokkene] is bij vonnis van 22 september 2023 vrijgesproken van het feit waarop deze ontnemingsvordering ziet. Nu daarmee geen sprake is van een veroordeling, zoals is vereist op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, kan het Openbaar Ministerie niet worden ontvangen in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank zal de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
1.1
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. van Woudenberg, voorzitter, mrs. L.M.G. de Weerd en N.M.H. van Ek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Hekker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 september 2023.
Mr. N. Hekker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.