ECLI:NL:RBMNE:2023:5089
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in ontnemingsvordering wegens vrijspraak
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 september 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering van de officier van justitie tegen [betrokkene]. De vordering tot ontneming, ingediend op 23 juni 2023, had als doel het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door de officier van justitie was begroot op € 252.278,00. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 september 2023, waar de officier van justitie, mr. M. Martherus, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. C. van Oort, hun standpunten naar voren brachten.
De officier van justitie verzocht de rechtbank om de vordering tot ontneming af te wijzen, gezien de bepleite vrijspraak voor de feiten waarop de ontnemingsvordering betrekking had. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in de vordering, om dezelfde reden. De rechtbank oordeelde dat [betrokkene] op 22 september 2023 was vrijgesproken van de feiten die aan de ontnemingsvordering ten grondslag lagen. Aangezien er geen veroordeling was, zoals vereist op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, kon het Openbaar Ministerie niet worden ontvangen in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank verklaarde de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 september 2023 door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier.