ECLI:NL:RBMNE:2023:5088

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
16-116820-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke teelt en verkoop van hennepstekken en diefstal van stroom

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 22 september 2023, stond de verdachte terecht voor het opzettelijk telen en vervoeren van hennepstekken en de diefstal van stroom. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar een hennepkwekerij en de verdachte werd beschuldigd van het telen van ongeveer 1200 hennepstekken op 7 april 2020, alsook van het medeplegen van diefstal van stroom van Liander. Tijdens de zittingen op 20 juni en 8 september 2023 werden de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie vroeg om vrijspraak voor de diefstal van stroom, maar vond het telen van hennepstekken wel bewezen. De verdediging pleitte voor vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van stroom en sprak de verdachte vrij van deze beschuldiging. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte opzettelijk hennepstekken had vervoerd. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de verdachte en de verbalisanten, die de hennepstekken in de Citroën Jumper hadden aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte bekend moest zijn met de aanwezigheid van de hennep in de auto, gezien de omstandigheden van het vervoer en de samenwerking met zijn broer.

De rechtbank legde een taakstraf van 140 uren op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact van de handel in verdovende middelen op de samenleving. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.116820.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1986 te [geboorteplaats] (Duitsland),
wonende aan de [adres 1] [postcode] [woonplaats] te België,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 juni 2023 en 8 september 2023. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 8 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Martherus en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C. van Oort, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1:
op 7 april 2020 te [plaats 1] en/of [plaats 2] in vereniging ongeveer 1200 hennepstekken opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd of opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 2:
primair: in de periode van 28 januari 2020 tot en met 7 april 2020 te [plaats 2] in vereniging ongeveer 2334 hennepplanten opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt of aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres 2] );
of
subsidiair: hij aan dit feit medeplichtig is geweest;
Feit 3:
In de periode van 28 januari 2020 tot en met 7 april 2020 te [plaats 2] in vereniging diefstal heeft gepleegd van stroom van Liander door middel van verbreking.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak voor het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde verzocht. De officier van justitie acht het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde. Onder het oordeel van de rechtbank zullen de standpunten van de verdediging – voor zover relevant – verder worden besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2 en feit 3:
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsvrouw, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Er is onvoldoende wettig bewijs dat verdachte, al dan niet samen met anderen, betrokken was bij de in het pand aan de [adres 2] in [plaats 2] aangetroffen hennepkwekerij dan wel dat hij betrokken was bij de daaraan gekoppelde diefstal van stroom.
Bewijsmiddelen feit 1 [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 september 2023 – zakelijk weergegeven -:
Op 7 april 2020 bestuurde ik de Citroën Jumper voorzien van het kenteken [kenteken] . Mijn broer [medeverdachte] zat naast me. In [plaats 1] heb ik de bestelbus bij een loods aan de [adres 3] achteruit naar binnen gereden. Een paar minuten later zijn we met de bus naar een adres in [plaats 2] gereden. Daar werden we aangehouden. [2]
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] – zakelijk weergegeven –:
Op 7 april 2020 was ik belast met een onderzoek naar een loods gelegen aan de [adres 3] in [plaats 1] . Ik heb constant zicht gehad op de loodsdeur en de ingang naast de loodsdeur.
13:58 uur
Ik zag een witte Citroen Jumper voorzien van het kenteken [kenteken] voor de loodsdeur staan. Ik zag dat deze met de achterkant in de richting van de loodsdeur stond. Ik zag dat er twee licht getinte mannen in de Citroen zaten.
Ik zag dat de bestuurder de gewone toegangsdeur met een sleutel opende. Ik zag hierop dat de loodsdeur geopend werd. Ik zag dat de Citroen achteruit naar binnen werd gereden en dat de loodsdeur dicht ging. Om 14:02 zag ik dat de Citroen weer de loods uitreed en dat de loodsdeur dicht werd gedaan door de bestuurder. Ik zag hierop dat dezelfde twee weer met de Citroen wegreden richting de uitgang van het terrein. [3]
Een proces-verbaal van bevindingen, op gemaakt door [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] – zakelijk weergegeven -:
Op 7 april 2020 omstreeks 13:55 uur hoorden wij verbalisant [verbalisant 1] zeggen dat er bij de [adres 3] in [plaats 1] een witte Citroën Jumper voorzien van het kenteken [kenteken] voor de loods stond. Wij hoorden hem zeggen dat hij bij de bus twee licht getinte mannen zag. Wij hoorden [verbalisant 1] zeggen dat het busje met daarin de twee mannen bij het pand wegreed.
Wij hebben vervolgens de witte Citroën Jumper voorzien van het kenteken [kenteken] gevolgd naar [plaats 2] . Wij hebben constant zicht op het busje gehad. Wij zagen dat het busje parkeerde bij een bedrijf op de [adres 2] in [plaats 2] . Ik, [verbalisant 4] , zag dat er twee personen bij het busje vandaan liepen.
Ik, [verbalisant 3] , heb vervolgens één van de twee personen aangehouden waar na later bleek: [verdachte] ( [verdachte] ) Geboren [geboortedatum 1] -1986 (33) te [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland) Geslacht: man
Ik, [verbalisant 2] , heb vervolgens de andere persoon aangehouden die later bleek te zijn: [medeverdachte] ( [medeverdachte] ) Geboren [geboortedatum 2] -1988 (32) te [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland) Geslacht: man
Ik, [verbalisant 3] , heb vervolgens de witte Citroën Jumper voorzien van het kenteken [kenteken] in beslag genomen. Ik, [verbalisant 2] , heb vervolgens in de bus gekeken of daar bijzonderheden waren. Toen ik de achterdeuren opende rook ik direct een ambtshalve bekende henneplucht. Ik zag dat er achterin de bus meerdere dozen stonden. Ik heb vervolgens een van de dozen geopend. Ik zag dat er in deze doos meerdere stekjes zaten van wietplanten. Ik heb vervolgens de doos weer dicht gedaan. Het voertuig is vervolgens overgebracht naar het beslaghuis in Utrecht. In overleg met de coördinator is besloten de dozen in het voertuig te laten liggen. [4]
Een proces-verbaal van bevindingen, gemaakt door [verbalisant 6] - zakelijk weergegeven -:
Op de [adres 4] te [plaats 3] stond de Citroën Jumper [kenteken] . Zelf heb ik daar de wietplantjes uit het voertuig gehaald die ik gisteren samen met collega [verbalisant 7] heb aangetroffen in de laadbak van het voertuig. De plantjes heb ik geteld. Het waren er 1200. [5]
Nadere bewijsoverwegingen
Aanwezigheid hennep
De raadsvrouw heeft bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat de plantenstekken die in de Citroën Jumper zijn aangetroffen hennep betroffen, omdat uit het dossier niet blijkt dat deze stekken zijn getest. Zij heeft hierbij gewezen op een aanvullend proces-verbaal van 15 maart 2022 opgemaakt door verbalisant [verbalisant 8] met nummer PL0900-2020093266-112, waarin wordt verwezen naar een eerder opgemaakt proces-verbaal met nummer PL0900-2020104130-108. In deze processen-verbaal is beschreven dat de verbalisanten belast met dit opsporingsonderzoek zich niet kunnen herinneren of zij de stekken uit de Citroën Jumper hebben getest op de werkzame stof THC.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier niet eenduidig blijkt dat de stekken die in de Citroën Jumper zijn aangetroffen zijn getest. Desondanks acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de aangetroffen planten hennepstekken betroffen, omdat de verbalisanten die de auto hebben doorzocht hebben geroken en gezien dat het om hennep ging. De rechtbank betrekt hierbij ook dat verdachte op zitting weliswaar heeft verklaard dat hij op dat moment niet wist wat hij precies vervoerde, maar ook dat hij achteraf van zijn broer heeft gehoord dat zij inderdaad hennep vervoerden. Daar komt bij dat de stekken werden vervoerd naar een pand waarin een hennepkwekerij is aangetroffen en waarin de aanwezige planten wel getest zijn op THC. De rechtbank ziet in deze omstandigheden een bevestiging van de betrouwbaarheid van de waarneming van de verbalisanten.
Wetenschap
Op basis van algemene ervaringsregels kan worden aangenomen dat de bestuurder en enige inzittende van een aan hem toebehorend voertuig waarin zich een niet onaanzienlijke hoeveelheid drugs bevindt, met de aanwezigheid daarvan bekend geacht mag zijn (zie het arrest van de Hoge Raad van 25 november 1989, ECLI:NL:HR:1986:AC9587, NJ 1987, 493). Dit wordt pas anders als verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onaannemelijke verklaring aflegt.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij de Citroën Jumper bestuurde. In deze auto zijn 1.200 hennepstekken aangetroffen. De politie heeft geverbaliseerd dat de bestuurder van de auto de loods in [plaats 1] met een sleutel heeft geopend. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze observatie. Dit betekent dat verdachte de toegangsdeur tot de loods in [plaats 1] heeft geopend. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij de auto bij de loods heeft binnengereden. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij onder deze omstandigheden geen wetenschap heeft gehad dat in de auto hennep werd ingeladen en vervolgens (door hem) vervoerd hoogst onaannemelijk. De rechtbank acht verdachte dan ook bekend met de aanwezigheid van de hennep in de auto op het moment dat hij van [plaats 1] naar [plaats 2] reed.
Medeplegen
Uit de omstandigheid dat verdachte en zijn broer samen in de auto de route van [plaats 1] naar [plaats 2] hebben afgelegd blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat zij nauw en bewust hebben samengewerkt bij het vervoeren van de hennep.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
hij op 7 april 2020 te [plaats 1] en [plaats 2] , tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van ongeveer 1200 hennepstekken, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot dezelfde straf als waartoe de broer van verdachte voor dit feit is veroordeeld:
- een gevangenisstraf van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en
- een taakstraf van 140 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 70 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat in strafverminderende zin rekening moet worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van 1200 hennepplantjes. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in en het gebruik van dergelijke verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit waarvan anderen overlast ondervinden en waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van deze problematiek, zonder acht te slaan op de mogelijke negatieve gevolgen voor anderen en de maatschappij.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie (
strafblad)betreffende verdachte van 15 mei 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld en daarom neemt de rechtbank het strafblad niet mee in haar strafoverweging.
Straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het vervoeren van 500-1000 hennepplanten uit van 180 uur taakstraf en 2 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf.
Daarnaast neemt de rechtbank bij de straftoemeting de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in aanmerking. Als uitgangspunt geldt dat binnen een termijn van twee jaar na aanvang van de redelijke termijn vonnis dient te worden gewezen. In deze zaak gaat de rechtbank ervan uit dat de redelijke termijn is aangevangen op het moment dat verdachte in verzekering is gesteld, te weten op 8 april 2020. Tussen die datum en de datum van het vonnis – 22 september 2023 – ligt een periode die de redelijke termijn met ruim 17 maanden overschrijdt. Dit tijdsverloop is niet aan verdachte te wijten, terwijl hij de negatieve consequenties ervan wel heeft moeten ondervinden. De rechtbank zal hiermee in strafverminderende zin rekening houden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 140 uren met aftrek van voorarrest en een gevangenisstraf van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2, primair en subsidiair, en feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
140 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 70 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
2 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. van Woudenberg, voorzitter, mrs. L.M.G. de Weerd en N.M.H. van Ek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Hekker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 september 2023.
mr. N. Hekker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij, op of omstreeks 7 april 2020, te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 1200 hennepstekken, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2
Primair:
hij, op één of meer tijdstip(en) in of omstreeks de periode van 28 januari 2020 tot en met 7 april 2020, te [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 2334 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer onbekend gebleven personen op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 januari 2020 tot en met 7 april 2020, te [plaats 2] , althans in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand gelegen aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 2334 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 januari 2020 tot en met 7 april 2020, te [plaats 2] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen (grond)stoffen en/of onderdelen voor een hennepkwekerij te leveren;
Feit 3
hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks van 28 januari 2020 tot en met 7 april 2020, te [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan Liander, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goeder(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 mei 2020, genummerd PL0900-2020104130, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 307. Daarnaast gaat het om een aanvullend proces-verbaal i.v.m. onderzoekswens van 6 januari 2022 genummerd PL0900-2020104130 AV/OW, doorgenummerd 1 tot en met 14 en een aanvullend proces-verbaal van 6 januari 2022 genummerd PL0900-2020104130 AV, doorgenummerd 1 tot en met 13. Voorts gaat het om een aanvullend proces-verbaal van 15 maart 2022 genummerd PL0900-2020093266-112. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 8 september 2023.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 22.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 24-25.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 146-147.