8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte is uit het niets het gevecht aangegaan met een willekeurige voorbijganger en heeft het slachtoffer daarbij met een vork in het oor gestoken. Verder heeft hij het slachtoffer geslagen en geduwd. Het slachtoffer heeft daarbij een verwonding aan het oor en snijwondjes in het gezicht opgelopen. Dat er geen zwaarder letsel is ontstaan, is niet aan verdachte te danken. Door dit te doen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft hij gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht bij het slachtoffer en in de maatschappij.
Het uitgangspunt bij de strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld. Bij de raadpleging van de oriëntatiepunten vormt de bewezenverklaring van de rechtbank het uitgangspunt. In dit geval is de rechtbank tot een bewezenverklaring gekomen van (een poging tot) zware mishandeling waarvoor als oriëntatiepunt geldt een gevangenisstraf van 7 maanden. De rechtbank houdt er in strafverminderende zin rekening mee dat sprake is van een poging en niet van een voltooid delict.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 22 juni 2023 (hierna: het strafblad);
- een psychologisch rapport van 19 augustus 2023 door R. Bout, GZ psycholoog;
- een psychiatrisch rapport van 31 augustus 2023 door J. Marx, psychiater;
- een reclasseringsadvies van 11 september 2023 door T. Jaarsveld, reclasseringswerker en J.D. Gunnink, unitmanager van Reclassering Nederland.
Uit het strafblad blijkt dat verdachte op 11 juni 2013 is veroordeeld voor een poging tot doodslag. Dit plaatst het onderhavige bewezen verklaarde feit tegen een zorgelijke achtergrond en is strafverhogend.
In het psychologisch rapport wordt vermeld dat verdachte last kan hebben van achterdocht, wanen en hallucinaties. Omdat verdachte slechts beperkt heeft meegewerkt aan het onderzoek, kan de psycholoog niet vaststellen of verdachte lijdt aan een stoornis of beperking, in hoeverre een eventuele stoornis of beperking zijn handelen ten tijde van het strafbare feit heeft beïnvloed en hoe het recidive risico moet worden ingeschat.
In het psychiatrisch rapport staat dat er sterke aanwijzingen zijn voor psychiatrische problematiek bij verdachte (een psychische stoornis en/of verstandelijke beperking) maar dat geen advies kan worden uitgebracht omdat verdachte slechts ten dele heeft meegewerkt.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat er aanwijzingen zijn dat er sprake is van psychiatrische problematiek danwel problemen op het gebied van middelengebruik en dat het onderhavige strafbare feit hierdoor is beïnvloed. Op basis van de (beperkte) informatie die op dit moment beschikbaar is, kan ook de reclassering daarover geen uitspraak doen, en evenmin over eventuele interventies in justitieel kader. De problematiek is van dien aard, dat de reclassering van belang acht dat er meer duidelijkheid komt over diagnostiek en eventuele noodzakelijke interventies.
De rechtbank overweegt dat verdachte slechts gedeeltelijk heeft meegewerkt aan het persoonlijkheidsonderzoek, waardoor de deskundigen geen diagnose kunnen stellen, terwijl de deskundigen wel aanwijzingen zien voor een stoornis en/of beperking, verdachte zich in het verleden heeft schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en uit het dossier van verdachte naar voren komt dat hij zich onvoorspelbaar kan gedragen met het risico op escalatie. Hierdoor hebben de deskundigen niet goed kunnen adviseren over hoe het nu verder moet met verdachte, terwijl de genoemde signalen zorgelijk zijn voor zowel verdachte zelf als voor de veiligheid van de maatschappij. Dit is strafverhogend.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van verdachte en in het belang van de maatschappij is dat verdachte medewerking verleent aan verdiepingsdiagnostiek, behandeling en de overige door de officier geëiste bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij – als de rechtbank dat nodig vindt – alsnog akkoord gaat met toezicht door de reclassering en dat hij bereid is in gesprek te gaan met deskundigen voor verdiepingsdiagnostiek. Verdachte heeft toegezegd toestemming te geven voor het benaderen van zijn vader en andere familieleden en dat hij bereid is mee te werken aan behandeling als dat nodig is.
De rechtbank ziet aanleiding tot het opleggen van een contactverbod met de getuige omdat de getuige heeft aangegeven dat ze bang is voor verdachte en zij hem in Veenendaal zou kunnen tegenkomen omdat zij daar allebei wonen. Dat verdachte geen behoefte heeft aan contact met de getuige, doet daar niet aan af.
De rechtbank komt, al het voorgaande overwegend, tot het oordeel dat een gevangenisstraf van acht (8) maanden, met aftrek, waarvan twee (2) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden is. Daarbij gelden de algemene en bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie zijn geëist.