ECLI:NL:RBMNE:2023:5065

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
26 september 2023
Zaaknummer
16.086167.23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met aanwijzingen voor psychiatrische problematiek en middelengebruik

Op 26 september 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 maart 2023 in Veenendaal heeft geprobeerd een ander zwaar letsel toe te brengen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, de standpunten van de verdediging en de verklaringen van de benadeelde partij. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij in een conflict met het slachtoffer een vork heeft gebruikt, waarbij het slachtoffer verwondingen aan zijn oor en gezicht heeft opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging uit te stellen. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte met opzet de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Het beroep op noodweer werd verworpen, omdat de verdachte de confrontatie zelf heeft gezocht. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling en heeft een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder medewerking aan gedragsinterventies en toezicht van de reclassering. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd, die gedeeltelijk is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.086167.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 juni 2023 en 12 september 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Klappe en van hetgeen verdachte, zijn raadsvrouw, mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
op 26 maart 2023 te Veenendaal, heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar letsel toe te brengen door hem met een vork te steken en hem te slaan en te duwen;
subsidiair
op 26 maart 2023 te Veenendaal, [slachtoffer] heeft mishandeld door hem met een vork te steken en hem te slaan en te duwen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde omdat het handelen van verdachte, beoordeeld naar de uiterlijke verschijningsvorm, niet zozeer gericht is geweest op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat hij de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard. Verdachte heeft het slachtoffer eenmaal met een vork geslagen waarbij het linkeroor van het slachtoffer is geraakt. Verdachte heeft kennelijk niet met kracht geslagen want uit medische informatie blijkt dat sprake was van gering bloedverlies en dat het trommelvlies niet was geperforeerd.
Volgens de raadsvrouw is er wel wettig en overtuigend bewijs van het subsidiair ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft echter vrijspraak bepleit van het subsidiair ten laste gelegde omdat sprake is van noodweer. Verdachte heeft zich tegen het slachtoffer moeten verdedigen. Er was herrie op straat en toen verdachte met het slachtoffer in gesprek wilde gaan, heeft deze hem bespuugd en geduwd waarna er over en weer is geslagen. Uit angst heeft verdachte het slachtoffer geslagen met een vork.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft ter zitting [2] onder meer het volgende verklaard:
“Op de galerij van mijn woning in [woonplaats] zag ik beneden een meneer staan. Ik liep naar beneden en we hebben ruzie gehad. We hebben gevochten. Ik had een vork in mijn zak en heb de vork uit mijn zak gepakt. Ik richtte op zijn oor en heb hem daar geraakt.”
In de aangifte wordt onder meer het volgende vermeld:
“Op 26 maart 2023 zag ik een man op de galerij van de eerste verdieping die aan het schreeuwen was. Ik zag hem over de galerij naar het trappenhuis rennen en naar buiten komen. Hij kwam heel agressief op mij af rennen. [3] Ik zag dat hij een vork in zijn rechterhand vasthield en mij met zijn linkerhand bij mijn jas vastpakte ter hoogte van mijn borst. Ik zag dat hij met de vork uithaalde naar mijn gezicht. Ik voelde dat hij mij met die vork stak. Ik voelde dat die vork in mijn oor stak. Ik voelde direct een klap en hevige pijn en bloed op mijn gezicht. Vervolgens voelde ik dat hij mij meerdere keren in mijn gezicht sloeg. Ik voelde dat hij mij bij mijn rechterarm vastpakte en duwde. [4]
In de geneeskundige verklaring van een huisarts staat met betrekking tot [slachtoffer] onder meer het volgende vermeld:
“datum onderzoek: 27 maart 2023
kin: snijwondje 1,5 cm
linker oor: prik- en snijwondje 2 cm
klein oppervlakkig snijwondje lateraal van linker oog
geen trommelvliesperforatie linker oor, wel minimaal wondje in linker gehoorgang
er is sprake van gering bloedverlies. [5]
Een getuige heeft onder meer het volgende verklaard:
“Toen ik op de 2e verdieping gekomen, uit de lift was gestapt en richting mijn woning liep, hoorde ik [verdachte] schreeuwen en zag ik dat [verdachte] uit zijn woning, op de 1e verdieping, kwam en naar beneden rende. Ik zag [verdachte] , buiten gekomen, naar een man lopen die daar al stond. Ik hoorde beide mannen schreeuwen. [verdachte] sloeg meerdere malen op het hoofd van de man. Ik zag dat de man terug sloeg. Ik zag dat [verdachte] nogmaals uithaalde richting het hoofd van de man. Ik zag iets glimmends in/op de hand van [verdachte] . Ik hoorde toen de andere man schreeuwen: "Au, ik heb bloed." Ik zag dat de man daarbij naar zijn kaak/oor greep aan de linkerzijde van zijn hoofd. [6]
Bewijsoverwegingen
Poging tot toebrengen zwaar lichamelijk letsel
Op grond van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever met kracht in zijn oor heeft gestoken. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met de vork bewust op het oor van het slachtoffer heeft gericht. Aangever had daardoor een prik- en snijwondje aan zijn oor. De rechtbank ziet in het handelen van verdachte geen vol opzet, maar de rechtbank is wel van oordeel dat verdachte, gelet op deze feiten en omstandigheden, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel op zou kunnen lopen. Het oor is immers een kwetsbaar lichaamsdeel. Bovendien bevindt het oor zich vlakbij andere kwetsbare delen van het gezicht, zoals de slaap en het oog. Als de met kracht gestoken vork aangever op een andere manier had geraakt, dan had dat tot zwaar lichamelijk letsel kunnen leiden.
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Geen sprake van noodweer
Voor een geslaagd beroep op noodweer moet de vraag worden beantwoord of sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding (of een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor) van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed waartegen verdediging noodzakelijk was.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk dat daarvan sprake is geweest, omdat de getuige en aangever hebben verklaard dat verdachte voor de geopende deur van zijn woning op de galerij van de eerste verdieping van zijn flat stond en dat hij vervolgens naar beneden is gerend en de confrontatie met aangever zelf heeft gezocht. Verdachte had er ook voor kunnen kiezen op de galerij te blijven staan of zijn woning in te gaan en de deur achter zich te sluiten.
De rechtbank verwerpt daarom het beroep op noodweer.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 26 maart 2023 te Veenendaal,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een vork in het gezicht en/of het oor, van die
[slachtoffer] heeft gestoken, en
- meermalen in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] heeft
geslagen, en
- die [slachtoffer] heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
een poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden:
meewerken aan verdiepingsdiagnostiek;
meewerken aan gedragsinterventies;
meewerken aan vinden en behouden van dagbesteding;
meewerken aan urinecontroles;
een contactverbod met getuige [getuige] ;
toezicht van de reclassering.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat, bij een bewezenverklaring, kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest of met een voorwaardelijke straf met toezicht door de reclassering. Het opleggen van een contactverbod is niet nodig omdat verdachte er geen behoefte aan heeft contact te leggen met de getuige.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte is uit het niets het gevecht aangegaan met een willekeurige voorbijganger en heeft het slachtoffer daarbij met een vork in het oor gestoken. Verder heeft hij het slachtoffer geslagen en geduwd. Het slachtoffer heeft daarbij een verwonding aan het oor en snijwondjes in het gezicht opgelopen. Dat er geen zwaarder letsel is ontstaan, is niet aan verdachte te danken. Door dit te doen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft hij gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht bij het slachtoffer en in de maatschappij.
Het uitgangspunt bij de strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld. Bij de raadpleging van de oriëntatiepunten vormt de bewezenverklaring van de rechtbank het uitgangspunt. In dit geval is de rechtbank tot een bewezenverklaring gekomen van (een poging tot) zware mishandeling waarvoor als oriëntatiepunt geldt een gevangenisstraf van 7 maanden. De rechtbank houdt er in strafverminderende zin rekening mee dat sprake is van een poging en niet van een voltooid delict.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 22 juni 2023 (hierna: het strafblad);
- een psychologisch rapport van 19 augustus 2023 door R. Bout, GZ psycholoog;
- een psychiatrisch rapport van 31 augustus 2023 door J. Marx, psychiater;
- een reclasseringsadvies van 11 september 2023 door T. Jaarsveld, reclasseringswerker en J.D. Gunnink, unitmanager van Reclassering Nederland.
Uit het strafblad blijkt dat verdachte op 11 juni 2013 is veroordeeld voor een poging tot doodslag. Dit plaatst het onderhavige bewezen verklaarde feit tegen een zorgelijke achtergrond en is strafverhogend.
In het psychologisch rapport wordt vermeld dat verdachte last kan hebben van achterdocht, wanen en hallucinaties. Omdat verdachte slechts beperkt heeft meegewerkt aan het onderzoek, kan de psycholoog niet vaststellen of verdachte lijdt aan een stoornis of beperking, in hoeverre een eventuele stoornis of beperking zijn handelen ten tijde van het strafbare feit heeft beïnvloed en hoe het recidive risico moet worden ingeschat.
In het psychiatrisch rapport staat dat er sterke aanwijzingen zijn voor psychiatrische problematiek bij verdachte (een psychische stoornis en/of verstandelijke beperking) maar dat geen advies kan worden uitgebracht omdat verdachte slechts ten dele heeft meegewerkt.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat er aanwijzingen zijn dat er sprake is van psychiatrische problematiek danwel problemen op het gebied van middelengebruik en dat het onderhavige strafbare feit hierdoor is beïnvloed. Op basis van de (beperkte) informatie die op dit moment beschikbaar is, kan ook de reclassering daarover geen uitspraak doen, en evenmin over eventuele interventies in justitieel kader. De problematiek is van dien aard, dat de reclassering van belang acht dat er meer duidelijkheid komt over diagnostiek en eventuele noodzakelijke interventies.
De rechtbank overweegt dat verdachte slechts gedeeltelijk heeft meegewerkt aan het persoonlijkheidsonderzoek, waardoor de deskundigen geen diagnose kunnen stellen, terwijl de deskundigen wel aanwijzingen zien voor een stoornis en/of beperking, verdachte zich in het verleden heeft schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en uit het dossier van verdachte naar voren komt dat hij zich onvoorspelbaar kan gedragen met het risico op escalatie. Hierdoor hebben de deskundigen niet goed kunnen adviseren over hoe het nu verder moet met verdachte, terwijl de genoemde signalen zorgelijk zijn voor zowel verdachte zelf als voor de veiligheid van de maatschappij. Dit is strafverhogend.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van verdachte en in het belang van de maatschappij is dat verdachte medewerking verleent aan verdiepingsdiagnostiek, behandeling en de overige door de officier geëiste bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij – als de rechtbank dat nodig vindt – alsnog akkoord gaat met toezicht door de reclassering en dat hij bereid is in gesprek te gaan met deskundigen voor verdiepingsdiagnostiek. Verdachte heeft toegezegd toestemming te geven voor het benaderen van zijn vader en andere familieleden en dat hij bereid is mee te werken aan behandeling als dat nodig is.
De rechtbank ziet aanleiding tot het opleggen van een contactverbod met de getuige omdat de getuige heeft aangegeven dat ze bang is voor verdachte en zij hem in Veenendaal zou kunnen tegenkomen omdat zij daar allebei wonen. Dat verdachte geen behoefte heeft aan contact met de getuige, doet daar niet aan af.
De rechtbank komt, al het voorgaande overwegend, tot het oordeel dat een gevangenisstraf van acht (8) maanden, met aftrek, waarvan twee (2) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden is. Daarbij gelden de algemene en bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie zijn geëist.

9.BESLAG

Uit de beslaglijst blijkt dat beslag is gelegd op
- 1 STK Jas, goednummer PL0900-2023089220-G3139529;
- 1 STK Broek, goednummer PL0900-2023089220-G3139897.
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de jas kan worden teruggegeven aan het slachtoffer en dat de broek kan worden teruggegeven aan verdachte.
Teruggave aan de rechthebbenden
De rechtbank zal teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 1 STK Jas, goednummer PL0900-2023089220-G3139529,
aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van deze voorwerpen kan worden aangemerkt, te weten: [slachtoffer] .
- 1 STK Broek, goednummer PL0900-2023089220-G3139897,
aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van deze voorwerpen kan worden
aangemerkt, te weten: verdachte.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.800,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, te weten € 600,- voor een jas en € 1.200,- voor een mobiele telefoon, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie dient de vordering te worden gematigd en komt de materiële schade tot een bedrag van € 350,- voor vergoeding in aanmerking. Het resterende deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
10.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsvrouw dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat niet is onderbouwd dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en wat de omvang van de schade is.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het strafbare feit dat verdachte heeft gepleegd tot gevolg heeft gehad dat de jas en telefoon van de benadeelde partij zijn beschadigd. Er is een barst gekomen in het scherm van de telefoon en de jas heeft een scheur en bloedvlekken.
De rechtbank heeft in dit vonnis bepaald dat de jas - die in beslag is genomen - aan de benadeelde partij zal worden teruggegeven. De door de benadeelde partij geleden schade betreft dus niet de kosten voor vervanging van de jas, maar kosten van reiniging en reparatie. Deze schade stelt de rechtbank schattenderwijs vast op € 100,-. De telefoon is in het bezit van verdachte en doet het nog. Verdachte kan dus niet de kosten van een nieuwe telefoon vorderen als schade. De rechtbank stelt de kosten van reparatie van de telefoon schattenderwijs vast op € 100,-.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van in totaal € 200,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 maart 2023 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 200,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 maart 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 4 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 8 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 2 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
-
als algemene voorwaardengelden dat verdachte:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
-
als bijzondere voorwaardengelden dat verdachte:
medewerking verleent aan
verdiepingsdiagnostiekdoor een zorgverlener, nader te
bepalen door de reclassering. Deze medewerking omvat ook toestemming aan de deskundigen voor het benaderen van familieleden van verdachte;
zal meewerken aan onderzoek van de reclassering naar de mogelijkheden van
gedragsinterventiedie gericht is op het middelengebruik en delictgedrag van verdachte en zal meewerken aan gedragsinterventie en
urinecontroles, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
zich – in overleg met de reclassering – actief zal inzetten voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle
dagbestedingin de vorm van (vrijwilligers)werk;
op
geenenkele wijze – direct of indirect –
contactzal opnemen, zoeken of hebben
met [getuige] , geboren op [1999] , zolang de reclassering dat nodig acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende [slachtoffer] van het volgende voorwerp:
1 STK Jas, goednummer PL0900-2023089220-G3139529;
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
1 STK Broek, goednummer PL0900-2023089220-G3139897;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 200,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 4 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.G.C. Bij de Vaate, voorzitter, mrs. L.E. Verschoor-Bergsma en H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen-van der Hoek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 september 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 maart 2023 te Veenendaal, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- ( meermalen) met een vork in het gezicht en/of het oor, althans het hoofd, van die
[slachtoffer] heeft gestoken; en/of
- ( meermalen) in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] heeft gestompt en/of
geslagen; en/of
- die [slachtoffer] heeft geduwd;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 maart 2023 te Veenendaal, althans in Nederland, [slachtoffer]
heeft mishandeld door
- ( meermalen) met een vork in het gezicht en/of het oor, althans het hoofd, van die
[slachtoffer] te steken; en/of
- ( meermalen) in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] te stompen en/of te
slaan; en/of
- die [slachtoffer] te duwen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 april 2023, genummerd PL0900-2023089220, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 97, het aanvullend proces-verbaal van 20 april 2023 en het aanvullend proces-verbaal van 18 juli 2023. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.de verklaring van verdachte ter zitting van 12 september 2023;
3.een proces-verbaal van aangifte van 26 maart 2023, pagina 27;
4.een proces-verbaal van aangifte van 26 maart 2023, pagina 28;
5.een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring, pagina 36;
6.een proces-verbaal van verhoor op 17 juli 2023 van getuige [getuige] , pagina 3 van het aanvullend proces-verbaal van 18 juli 2023;