ECLI:NL:RBMNE:2023:5058

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
UTR 23/4421
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzoekersregeling met betrekking tot tewerkstellingsvergunning

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een tewerkstellingsvergunning voor haar werkgever heeft aangevraagd. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk gegrond is en wijst het toe zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De werkgever van verzoekster had eerder een tewerkstellingsvergunning gekregen, maar deze was geweigerd bij besluit van 23 augustus 2023, omdat de 24-wekentermijn was overschreden. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld, wat aanleiding gaf tot het verzoek om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter overweegt dat eerdere uitspraken van de rechtbank de 24-wekentermijn onverbindend hebben verklaard, omdat deze termijn de toegang tot de arbeidsmarkt voor asielzoekers onterecht beperkt. Gezien deze uitspraken heeft het beroep van verzoekster een redelijke kans van slagen. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, zodat verzoekster vanaf 25 september 2023 wordt behandeld alsof haar werkgever in het bezit is van een tewerkstellingsvergunning. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 837,-, en moet verweerder het griffierecht van € 184,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 22 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer: UTR 23/4421

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 september 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: F. Klous).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster over de aan haar werkgever geweigerde tewerkstellingsvergunning voor haar. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in de hoofdzaak niet.
Omdat het verzoek kennelijk gegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk gegrond is.
Verweerder heeft eerder een tewerkstellingsvergunning verleend voor de periode van
10 april 2023 tot 25 september 2023. De werkgever van verzoekster heeft verzocht om verlenging van deze tewerkstellingsvergunning. Deze aanvraag heeft verweerder bij besluit van 23 augustus 2023 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 19 september 2023 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Hiertegen heeft verzoekster beroep ingesteld, waardoor het verzoek aangemerkt wordt als een verzoek om een voorlopige voorziening te treffen in de beroepszaak. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De ten behoeve van verzoekster verleende tewerkstellingsvergunning is verleend op grond van de asielzoekersregeling [2] en heeft een beperkte geldigheidsduur, namelijk 24 weken, tot 25 september 2023. Op grond van deze regeling mogen asielzoekers maximaal 24 weken per jaar werken. Verweerder heeft de gevraagde vergunning geweigerd omdat de 24-wekentermijn is overschreden.
2. De rechtbank heeft in vergelijkbare zaken de 24-wekentermijn onverbindend verklaard, omdat de toegang tot de arbeidsmarkt voor asielzoekers wordt beperkt zonder dat daar een rechtvaardiging voor is. [3] Dat is in strijd met artikel 15, eerste en tweede lid, van de Opvangrichtlijn.
3. Gelet op deze uitspraken is de voorzieningenrechter van oordeel dat het beroep van verzoekster een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter ziet hierin voldoende reden om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. Het verzoek wordt toegewezen in die zin dat verzoekster vanaf 25 september 2023 wordt behandeld als ware haar werkgever [werkgever] te [vestigingsplaats] in het bezit is van een tewerkstellingsvergunning ten behoeve van haar tot aan de uitspraak op het beroep.
4. Ook krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van
€ 837,-, bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 837,-.
5. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet verweerder aan verzoekster het door hem betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe in die zin dat verzoekster vanaf 25 september 2023 wordt behandeld als ware haar werkgever [werkgever] te [vestigingsplaats] in het bezit van een tewerkstellingsvergunning ten behoeve van haar tot aan de uitspraak op het beroep;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht € 184,- aan verzoekster te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
22 september 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81, lid 5, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022.
3.Zittingsplaats Arnhem, ECLI:NL:RBDHA:2023:5458, en zittingsplaats Utrecht, UTR 22/5448 (nog niet gepubliceerd).