ECLI:NL:RBMNE:2023:5038

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
10230873 \ AE VERZ 22-53
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële afwikkeling einde dienstverband wegens arbeidsongeschiktheid met betrekking tot studievergoeding, eindejaarsuitkering, transitievergoeding en vakantiedagen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever over de financiële afwikkeling van het einde van het dienstverband van de werknemer wegens arbeidsongeschiktheid. De werknemer, vertegenwoordigd door mr. J.C. Hennipman, heeft aanspraak gemaakt op verschillende vergoedingen, waaronder een studievergoeding, eindejaarsuitkeringen, een transitievergoeding en uitbetaling van niet opgenomen vakantiedagen. De werkgever, vertegenwoordigd door mr. F.G. Vlaskamp, heeft betwist dat de werknemer recht heeft op de volledige eindejaarsuitkering, en heeft aangevoerd dat deze berekend moet worden over het daadwerkelijk uitgekeerde loon tijdens ziekte, dat 70% van het overeengekomen loon bedraagt.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de werknemer ook tijdens ziekte recht heeft op de eindejaarsuitkering, die moet worden berekend over het volledige loon dat de werknemer zou hebben ontvangen als hij niet ziek was geweest. De kantonrechter heeft de hoogte van de eindejaarsuitkeringen over de jaren 2019, 2020 en 2021 vastgesteld en deze toewijsbaar geoordeeld. Daarnaast heeft de kantonrechter de wettelijke verhoging over de eindejaarsuitkeringen toegewezen, maar gematigd tot 10% vanwege het debat tussen partijen.

Verder heeft de kantonrechter de transitievergoeding vastgesteld op basis van de eindejaarsuitkeringen en de werknemer recht gegeven op betaling van de opgebouwde en niet opgenomen vakantiedagen. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van de verschuldigde bedragen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en heeft de proceskosten aan de zijde van de werknemer toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 10230873 AE VERZ 22-53 SV/40160
Beschikking van 26 september 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [verzoeker] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. J.C. Hennipman,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [verweerster] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. F.G. Vlaskamp.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de tussenbeschikkingen van 27 februari 2023 en 14 juni 2023
  • de akte van [verzoeker] van 12 juli 2023
  • de akte van [verweerster] van 8 augustus 2023.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In de tussenbeschikking van 14 juni 2023 heeft de kantonrechter bepaald dat [verzoeker] nog mag reageren op het verweer dat bij de berekening van de eindejaarsuitkering over 2020 en 2021 moet worden uitgegaan van de (wegens ziekte) bestaande aanspraak op 70% in plaats van het volledige salaris. Ook heeft de kantonrechter bepaald dat [verzoeker] in de gelegenheid wordt gesteld om nog een berekening te verstrekken van de transitievergoeding voor zover die is gebaseerd op de eindejaarsuitkering. [verweerster] is in de gelegenheid gesteld om uitsluitend op deze berekening van de transitievergoeding te reageren.
2.2.
[verzoeker] heeft zich vervolgens in een akte van 12 juli 2023 uitgelaten over het loon voor de berekening van de eindejaarsuitkering bij ziekte en het uurloon voor de uit te betalen vakantie-uren. [verzoeker] heeft ook een berekening gegeven van de transitievergoeding over de eindejaarsuitkering, waarvoor hij verwijst naar bijgevoegde productie 32. [verweerster] heeft in haar akte van 8 augustus 2023 gereageerd op de door [verzoeker] berekende transitievergoeding, waarbij zij verwijst naar haar berekening van de totale transitievergoeding, zoals weergegeven in de overgelegde productie 55.
eindejaarsuitkering
2.3.
De kantonrechter heeft in de tussenbeschikking van 27 februari 2023 (r.o. 5.13) geoordeeld dat de door [verzoeker] verzochte eindejaarsuitkering over het niet-betaalde gedeelte over 2019, over 2020 en over 2021 tot de datum van einde dienstverband, moet worden toegewezen. In artikel 4.3 van het Handboek P&O (Handboek), dat onderdeel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst tussen partijen, staat dat de werknemer van [verweerster] recht heeft op een eindejaarsuitkering van 4% van het voor hem in een kalenderjaar geldende salaris op jaarbasis. De hoogte van de nog te betalen eindejaarsuitkeringen kon bij de tussenbeschikking van 27 februari 2023 nog niet vastgesteld worden omdat de geïndexeerde loongegevens niet in geding waren gebracht. Nadat [verzoeker] deze loongegevens had verstrekt, heeft [verweerster] zich op het standpunt gesteld dat de eindejaarsuitkeringen over 2020 en 2021 berekend moeten worden over het in deze kalenderjaren uitgekeerde loon en niet over het volledige brutoloon, waarvan [verzoeker] is uitgegaan. [verweerster] heeft daarbij verwezen naar artikel 6.4 van het Handboek. In deze bepaling staat dat de werkgever na 52 weken ziekte 70% van het laatstverdiende bruto maandsalaris zal betalen.
2.4.
[verzoeker] betwist in de akte van 12 juli 2023 de stelling van [verweerster] dat voor de berekening van de eindejaarsuitkering uitgegaan moet worden van het werkelijk uitgekeerde loon, dat per 6 juli 2020 70% van het overeengekomen loon bedraagt. [verzoeker] wijst erop dat in artikel 4.3 van het Handboek niet wordt verwezen naar het ‘werkelijk uitgekeerde loon’, maar naar het ‘bedongen loon’. [verzoeker] wijst er daarbij op dat voor de berekening van de eindejaarsuitkering artikel 7:629 lid 8 juncto artikel 7:628 lid 3 BW geldt, waaruit volgt dat het volledige loon moet worden uitgekeerd dat hij zou hebben gekregen als hij niet verhinderd zou zijn geweest.
2.5.
De kantonrechter overweegt hierover als volgt. Artikel 6.4 van het Handboek, dat gaat over het loon tijdens ziekte, ziet alleen op de doorbetaling van het bruto maandsalaris, niet op overige loonbestanddelen, zoals de eindejaarsuitkering. Niet is gesteld of gebleken dat partijen in de arbeidsovereenkomst of in het Handboek afspraken hebben gemaakt over de uitbetaling van de eindejaarsuitkering tijdens ziekte. Dat betekent dat op het recht op eindejaarsuitkering tijdens ziekte, artikel 7:629 BW van toepassing is. Op grond van het eerste lid van deze bepaling behoudt de werknemer, voor zover het loon niet meer bedraagt dan het bedrag als bedoeld in artikel 17 lid lid 1 van de Wet financiering sociale verzekeringen, met betrekking tot een loontijdvak van een dag, voor een tijdvak van 104 weken recht op 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon, als hij wegens ziekte de bedongen arbeid niet heeft verricht.
2.6.
[verzoeker] stelt dat 7:629 lid 1 BW niet geldt voor de eindejaarsuitkering omdat dit loonbestanddeel niet naar tijdruimte wordt uitgekeerd. In art. 7:629 lid 8 BW is artikel 7:628 lid 3 BW echter van overeenkomstige toepassing verklaard. Artikel 7:628 lid 3 BW ziet op het loon in geld dat op andere wijze dan naar tijdruimte is vastgesteld. Gelet daarop is 7:629 lid 1 BW, de loonaanspraak van 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon bij ziekte ook van toepassing op loon in geld dat op andere wijze dan naar tijdruimte is vastgesteld. [verzoeker] heeft daarom tijdens ziekte recht op betaling van 70% van de eindejaarsuitkering. Daaraan doet niet af dat op grond van artikel 7:628 lid 3 BW als loon wordt beschouwd het loon dat de werknemer had kunnen verdienen als hij niet verhinderd was geweest om zijn arbeid te verrichten. De stelling van [verzoeker] in de akte van 12 juli 2023 dat artikel 7:629 lid 1 BW niet geldt voor loonbestanddelen die niet naar tijdruimte worden uitgekeerd, is overigens in tegenspraak met zijn eerder ingenomen stelling dat de eindejaarsuitkering valt onder artikel 7:629 BW (punt 6.38 van het verzoekschrift) en onder deze bepaling tot uitkering zou moeten komen.
2.7.
[verweerster] heeft in de akte van 10 april 2023 erkend dat – nu de kantonrechter van oordeel is dat [verzoeker] ook tijdens ziekte recht heeft op een eindejaarsuitkering – zij over het in 2020 uitgekeerde loon van in totaal € 49.493,50, nog een eindejaarsuitkering is verschuldigd van € 1.979,74 bruto. Over 2021 heeft [verweerster] aan [verzoeker] € 15.194,49 bruto aan loon en ziekte-suppletie betaald, waarover een eindejaarsuitkering van € 607,77 bruto is verschuldigd. [verzoeker] heeft de berekening van deze eindejaarsuitkeringen op zichzelf niet betwist, zodat deze toewijsbaar zijn. In de tussenbeschikking van 14 juni 2023 (r.o. 2.3) heeft de kantonrechter al een eindejaarsuitkering over 2019 van € 1.044,36 bruto toewijsbaar geoordeeld. In totaal zal de kantonrechter de verzochte eindejaarsuitkering over 2019, 2020 en 2021 daarom toewijzen tot een bedrag van (€ 1.044,36 + € 1.979,74 + € 607,77 =)
€ 3.631,87 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke data van opeisbaarheid.
wettelijke verhoging2.8. De kantonrechter zal de door [verzoeker] verzochte wettelijke verhoging over de uit te betalen eindejaarsuitkeringen toewijzen. Nu de vraag of er aanspraak is op een eindejaarsuitkering onderdeel is geweest van het debat tussen partijen, ziet de kantonrechter aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot 10%.
loon voor uitbetaling vakantie-uren2.9. [verzoeker] heeft in de akte van 10 juli 2023 verzocht bij de berekening van de uitbetaling van de verzochte vakantie-uren alsnog de eindejaaruitkering te betrekken en een uurloon van € 39,88 bruto te hanteren. De kantonrechter overweegt hierover dat in de tussenbeschikking van 14 juni 2023 een bindende eindbeslissing is gegeven over de hoogte van het uurloon van de na te betalen vakantie-uren. Wat [verzoeker] in de akte van 10 juli 2023 hierover aanvoert, geeft de kantonrechter geen aanleiding om op de eerdere beslissing terug te komen.
transitievergoeding2.10. [verzoeker] heeft de transitievergoeding – op basis van de na te betalen eindejaarsuitkeringen – berekend op € 501,39 bruto. [verzoeker] is daarbij uitgegaan van de eindejaarsuitkeringen over het volledige loon. Nu de kantonrechter hiervoor heeft geoordeeld dat de eindejaarsuitkering over 2020 en over 2021 alleen over het wegens ziekte betaalde lagere loon van 70% moet worden berekend, zal de kantonrechter voor de resterende transitievergoeding daarvan uitgaan. [verweerster] heeft in de akte van 8 augustus 2023 een berekening van de transitievergoeding verstrekt, waarin van de lagere eindejaarsuitkeringen over 2020 en 2021 is uitgegaan. Daarbij heeft [verweerster] er terecht op gewezen dat voor de berekening van de gemiddelde eindejaarsuitkering moet worden uitgegaan van het gemiddelde over een periode van 36 maanden in plaats van 30 maanden, waarvan [verzoeker] bij zijn berekening was uitgegaan. Dit volgt uit artikel 3 lid 1 onderdeel c van het Besluit loonbegrip aanzegtermijn en transitievergoeding. De kantonrechter gaat hierna daarom uit van de berekening van [verweerster] van de transitievergoeding over de nabetaling van de eindejaarsuitkeringen over 2019 tot en met 2021. Dit is een bedrag van € 336,32 bruto en zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 2 oktober 2022 tot de datum van voldoening.
buitengerechtelijke incassokosten2.11. [verzoeker] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief dat hoort bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. De kantonrechter zal de vergoeding daarom toewijzen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij (de omvang van) de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom, van in totaal € 9.645,05. De vergoeding bedraagt daardoor € 857,25.
proceskosten2.12. [verweerster] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Daarbij gaat de kantonrechter uit van een liquidatietarief van € 396,00 en 3,5 punten (1 punt voor het verzoek, 1 punt voor de mondelinge behandeling en 3 x 0,5 punt voor de aktes na de zitting). De kosten aan de zijde van [verzoeker] worden daardoor begroot op:
- griffierecht € 693,00
- salaris gemachtigde €
1.386,00(3,5 punten x tarief € 396,00)
Totaal € 2.079,00

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [verweerster] om aan [verzoeker] te betalen:
  • een studievergoeding van € 1.230 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 29 november 2022 tot de voldoening;
  • de eindejaarsuitkeringen: € 1.044,36 (voor 2019), € 1.979,74 (voor 2020) en
  • het resterende deel van de transitievergoeding op basis van de eindejaarsuitkeringen, een bedrag van € 336,32 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf
  • het loon over de opgebouwde en niet opgenomen wettelijke vakantiedagen over 2019 (€ 1.445,72), 2020 (€ 3.076,00) en 2021 (€ 261,46) van in totaal € 4.783,18 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 september 2022 tot de voldoening;
  • een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 857,25;
3.2.
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten aan de zijde van [verzoeker] , tot deze beschikking begroot op € 2.079,00, waarvan € 1.386,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte;
3.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 26 september 2023.