[verweerster] heeft in de akte van 10 april 2023 erkend dat – nu de kantonrechter van oordeel is dat [verzoeker] ook tijdens ziekte recht heeft op een eindejaarsuitkering – zij over het in 2020 uitgekeerde loon van in totaal € 49.493,50, nog een eindejaarsuitkering is verschuldigd van € 1.979,74 bruto. Over 2021 heeft [verweerster] aan [verzoeker] € 15.194,49 bruto aan loon en ziekte-suppletie betaald, waarover een eindejaarsuitkering van € 607,77 bruto is verschuldigd. [verzoeker] heeft de berekening van deze eindejaarsuitkeringen op zichzelf niet betwist, zodat deze toewijsbaar zijn. In de tussenbeschikking van 14 juni 2023 (r.o. 2.3) heeft de kantonrechter al een eindejaarsuitkering over 2019 van € 1.044,36 bruto toewijsbaar geoordeeld. In totaal zal de kantonrechter de verzochte eindejaarsuitkering over 2019, 2020 en 2021 daarom toewijzen tot een bedrag van (€ 1.044,36 + € 1.979,74 + € 607,77 =)
€ 3.631,87 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke data van opeisbaarheid.
wettelijke verhoging2.8. De kantonrechter zal de door [verzoeker] verzochte wettelijke verhoging over de uit te betalen eindejaarsuitkeringen toewijzen. Nu de vraag of er aanspraak is op een eindejaarsuitkering onderdeel is geweest van het debat tussen partijen, ziet de kantonrechter aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot 10%.
loon voor uitbetaling vakantie-uren2.9. [verzoeker] heeft in de akte van 10 juli 2023 verzocht bij de berekening van de uitbetaling van de verzochte vakantie-uren alsnog de eindejaaruitkering te betrekken en een uurloon van € 39,88 bruto te hanteren. De kantonrechter overweegt hierover dat in de tussenbeschikking van 14 juni 2023 een bindende eindbeslissing is gegeven over de hoogte van het uurloon van de na te betalen vakantie-uren. Wat [verzoeker] in de akte van 10 juli 2023 hierover aanvoert, geeft de kantonrechter geen aanleiding om op de eerdere beslissing terug te komen.
transitievergoeding2.10. [verzoeker] heeft de transitievergoeding – op basis van de na te betalen eindejaarsuitkeringen – berekend op € 501,39 bruto. [verzoeker] is daarbij uitgegaan van de eindejaarsuitkeringen over het volledige loon. Nu de kantonrechter hiervoor heeft geoordeeld dat de eindejaarsuitkering over 2020 en over 2021 alleen over het wegens ziekte betaalde lagere loon van 70% moet worden berekend, zal de kantonrechter voor de resterende transitievergoeding daarvan uitgaan. [verweerster] heeft in de akte van 8 augustus 2023 een berekening van de transitievergoeding verstrekt, waarin van de lagere eindejaarsuitkeringen over 2020 en 2021 is uitgegaan. Daarbij heeft [verweerster] er terecht op gewezen dat voor de berekening van de gemiddelde eindejaarsuitkering moet worden uitgegaan van het gemiddelde over een periode van 36 maanden in plaats van 30 maanden, waarvan [verzoeker] bij zijn berekening was uitgegaan. Dit volgt uit artikel 3 lid 1 onderdeel c van het Besluit loonbegrip aanzegtermijn en transitievergoeding. De kantonrechter gaat hierna daarom uit van de berekening van [verweerster] van de transitievergoeding over de nabetaling van de eindejaarsuitkeringen over 2019 tot en met 2021. Dit is een bedrag van € 336,32 bruto en zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 2 oktober 2022 tot de datum van voldoening.
buitengerechtelijke incassokosten2.11. [verzoeker] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief dat hoort bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. De kantonrechter zal de vergoeding daarom toewijzen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij (de omvang van) de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom, van in totaal € 9.645,05. De vergoeding bedraagt daardoor € 857,25.
proceskosten2.12. [verweerster] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Daarbij gaat de kantonrechter uit van een liquidatietarief van € 396,00 en 3,5 punten (1 punt voor het verzoek, 1 punt voor de mondelinge behandeling en 3 x 0,5 punt voor de aktes na de zitting). De kosten aan de zijde van [verzoeker] worden daardoor begroot op: