Uitspraak
STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET SCHOONMAAK- EN GLAZENWASSERSBEDRIJF,
2.
STICHTING RAAD VOOR ARBEIDSVERHOUDINGEN SCHOONMAAK- EN GLAZENWASSERSBRANCHE,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 6
- de brief van 10 januari 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de akte van het Bedrijfspensioenfonds en/of RAS met producties 9 en 10
- de akte van [gedaagde] B.V. met 4 bijlagen.
2.Waar gaat deze zaak over?
[gedaagde] mee dat zij valt onder verplichte deelname aan de regelingen van BPF Schoonmaak en RAS. Volgens de Kamer van Koophandel, gegevens van de belastingdienst/het UWV en het Internet, verricht het personeel van [gedaagde] schoonmaakwerkzaamheden. Om deze reden hebben BPF Schoonmaak en RAS [gedaagde] met ingang van 23 juli 2019 ingeschreven in de collectieve regeling in de Schoonmaak- en Glazenwassersbranche, en brengen BPF Schoonmaak en RAS [gedaagde] de bijdrage aan RAS en pensioenpremies voor deelname van de werknemers van [gedaagde] aan het Pensioenfonds in rekening.
[gedaagde] B.V. tot betaling van € 4.086,62, vermeerderd met de handelsrente en kosten.
[gedaagde] heeft zich dan ook aangemeld bij StiPP, waar zij voor haar uitzendkrachten premie afdraagt. De ontvangen facturen van BPF Schoonmaak en RAS heeft [gedaagde] terug gestuurd, met de mededing dat zij een uitzendbureau is.
3.De beoordeling
[gedaagde] niet valt onder de verplichtstelling van StiPP.
[gedaagde] heeft hierop een volstrekt onduidelijk overzicht aangeleverd met als kop ‘MIJN GEGEVENS’.
7 december 2022 van StiPP (r.o.2.4.) leidt niet tot de conclusie dat [gedaagde] onder de verplichtstelling van BPF Schoonmaak en RAS valt. Hieruit volgt immers slechts dat de betreffende jurist van mening is dat [gedaagde] niet onder StiPP valt, maar dat betekent niet automatisch dat [gedaagde] dan onder BPF Schoonmaak en RAS valt. Daar komt bij dat [gedaagde] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in december 2022 wel premie aan StiPP heeft afgedragen. Kortom, of [gedaagde] in de periode van juli tot en met december 2019, de periode waarop de vordering ziet, onder de verplichtstelling van
BPF Schoonmaak en RAS viel, is nog immer niet duidelijk.
4.De beslissing
[gedaagde] met ingang van 23 juli 2019 valt onder de verplichte deelname aan de regelingen van BPF Schoonmaak en RAS;
BPF Schoonmaak en/of RAS in de gelegenheid te stellen bij akte aan te geven op welke wijze zij bewijs wilt leveren;
in de drie maanden nadienverhinderd zijn; zij dient bij die opgave ten minste vijftien dagdelen vrij te laten waarop het getuigenverhoor zou kunnen plaatsvinden;
;