ECLI:NL:RBMNE:2023:4993

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
10614932 / ME VERZ 23-83
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de vraag naar dringende reden in arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en [verweerster] B.V. over een ontslag op staande voet. [Verzoeker], die sinds 1 maart 2022 als groepsleider werkzaam was bij [verweerster], werd op 30 juni 2023 op staande voet ontslagen wegens vermeend onethisch en seksueel overschrijdend gedrag richting vrouwelijke cliënten. [Verzoeker] heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om een transitievergoeding, een vergoeding voor onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen dringende reden aanwezig was voor het ontslag op staande voet, waardoor het ontslag niet rechtsgeldig was. De rechter oordeelde dat [verweerster] niet voldoende had onderbouwd dat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker]. De kantonrechter heeft [verweerster] veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding, een vergoeding voor onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding, en heeft [verweerster] ook verplicht om een correcte eindafrekening op te stellen en uit te betalen aan [verzoeker].

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Beschikking van 21 september 2023
in de zaak met zaaknummer / rekestnummer 10614932 / ME VERZ 23-83 AW/1583 van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
verweerder in het tegenverzoek, hierna ook te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde mr. C.A. Fokker,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
verzoekster in het tegenverzoek, hierna ook te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde mr. S. Askamp.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van [verzoeker] met 8 producties, op de griffie ingekomen op 17 juli 2023;
- het verweerschrift met zelfstandig tegenverzoek van [verweerster] met 14 producties;
- de nagekomen producties 9 en 10 van [verzoeker] ;
- de nagekomen productie 15 van [verweerster] .
1.2.
De gemachtigde van [verweerster] heeft nog een aanvullende productie 16 en een opname aan de kantonrechter toegestuurd. De gemachtigde van [verzoeker] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat deze stukken in strijd met het toepasselijke procesreglement zijn ingediend. De kantonrechter acht toelating van deze stukken in strijd met de goede procesorde en heeft beslist dit daarom buiten beschouwing te laten.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2023. De gemachtigde van [verzoeker] heeft pleitaantekeningen overgelegd. Van wat er is besproken op de mondelinge behandeling zijn door de griffier aantekeningen gemaakt.
1.4.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1987, is sinds 1 maart 2022 in dienst van [verweerster] als groepsleider tegen een salaris van € 1.983,39 bruto per maand.
2.2.
In de tussen partijen overeengekomen arbeidsovereenkomst staat onder meer opgenomen:
ARTIKEL 16. Onethisch gedrag
Mocht blijken dat werknemer onethisch gedrag vertoont, specifiek frauduleuze handelingen, zoals stelen van eigendommen behorend tot cliënt en of werkgever, en/of het overschrijden van de ethische grens in de counselor-cliënt relatie (Zoals, maar niet beperkt tot het aangaan van intieme contacten en/of het schenden van het beroepsgeheim) , dan is werknemer akkoord met een directe ontbinding van deze overeenkomst.”
2.3.
Op 28 juni 2023 heeft tussen [verweerster] en [verzoeker] een gesprek plaatsgevonden over een door [verweerster] ontvangen klacht van een cliënte. Naar aanleiding van deze klacht heeft [verweerster] in een brief van 29 juni 2023 aan [verzoeker] een officiële waarschuwing. In de brief staat onder meer:
“Hierbij ontvang je van ons een officiële waarschuwing. De reden voor deze waarschuwing is dat we hebben geconstateerd dat je op 23-06-2023 tijdens een autorit alleen met cliënte [A (voorletter)] op weg naar de tandarts, ongepast en grensoverschrijdend gedrag hebt vertoond. Dit gedrag heeft zich geuit in een vorm van insinuerende opmerkingen, zoals vragen over de leeftijd van cliënte en dat je hebt gezegd tegen cliënte; “we moeten niet te vaak met elkaar in de auto zitten”. Dit heeft een gevoel van onveiligheid gegeven bij cliënte en ook bij haar medebewoners.
Je manager, [B (voornaam)] heeft je vervolgens op woensdag 28 juni jl. hierover aangesproken. Je hebt aangegeven dat je ervan schrok en je hiervan niet bewust bent geweest en je gaf geen blijk van de ernst van de situatie. Daarnaast is er vandaag een gesprek geweest, met jou, de cliënte en je manager en ook daarin heb je je onvoldoende gerealiseerd wat de impact van jouw gedrag (verbaal en non-verbaal) is geweest op cliënte. Je hebt onvoldoende oog voor het proces van de cliënte gehad en je waarborgt de professionele grens die er moet zijn tussen begeleider en cliënten onvoldoende. Hierdoor breng je het herstelproces van de cliënte in gevaar en van de gehele gemeenschap.
(…)
We gaan ervan uit dat je alle vormen van grensoverschrijdend gedrag in de toekomst niet meer zal vertonen. Zowel naar cliënten als ook naar medewerkers. Voor alle duidelijkheid willen we je erop wijzen dat mocht dit gedrag zich nog een keer voordoen, we daaraan arbeidsrechtelijke consequenties zullen verbinden. We wijzen je ook naar artikel ‘onethisch gedrag’ in je arbeidscontract.”
2.4.
Op 30 juni 2023 heeft [C] , cliënte van [verweerster] , melding gemaakt over [verzoeker] aan [verweerster] waarna zij het volgende lijstje heeft opgesteld:
“ [C (voornaam)] over [verzoeker (voornaam)]
# afhankelijkheid- geestelijk (Jij hebt mij nodig)-
# lijn begeleider- client vervaagd en is zelfs verdwenen. Veel te close.
# Uitspraak: een begeleider kan verliefd worden op een client - maar zou dit nooit vertellen om ego te beschermen
# Uitspraak bij 1 op 1 sport: "Kan dit eigenlijk wel wat we doen?" 3x herhaald
# [verzoeker (voorletter)] vraagt aan [D (voornaam)] of [C (voorletter)] seks heeft met andere mannen
# Aangeven dat [C (voorletter)] geen (seksuele) relaties mag aangaan met mannen, maar wel meedenken welk type geschikt voor haar is- wil dit precies weten.
# Dreigen met officiële waarschuwing over relaties aangaan, maar wel hand boven het hoofd houden als het gaat om verzwijgen dating app.
# Boos worden over contact met jongens- jaloers gedrag
# roddelen tegen clienten over andere clienten - bijvoorbeeld: [E (voornaam)] haar stem is irritant tegen [F (voornaam)] , tegen [D (voornaam)] wordt gezegd dat [E (voornaam)] te dominant is. Tegen [D (voornaam)] gezegd dat [A (voornaam)] niet te peilen is.
# avonds om half tien nog in het bos wandelen- scheve gezichten net als vier uur bellen met [F (voornaam)]
# Praten over seks- persoonlijke ervaringen delen (trio)- gesprekken sturen richting
# Groep observeert dat band veel te close is - lijkt wel een getrouwd stel
# [verzoeker (voorletter)] gedraagt zich bezitterig tegen [C (voorletter)] - lijkt geobsedeerd
# [C (voorletter)] was vol lof over [G (voornaam)] waarop [verzoeker (voorletter)] zegt "dan ga je toch lekker naar [G (voornaam)] "
# [C (voorletter)] voelt zich gehersenspoeld en voelt zich zelfs schuldig over deze meldingen doen
# Uitspraak "Jij bent voor mij de belangrijkste persoon, belangrijker dan de anderen. Zie je mij soms met hun praten?"
# [verzoeker (voorletter)] heeft alleen maar oog voor de jongere meiden- negeert aandacht voor oudere clienten als ze dit
nodig hebben
# Vragen om foto's van ex om die vervolgens helemaal af te kraken.”
2.5.
Op vrijdag 30 juni 2023 heeft [verweerster] [verzoeker] verzocht naar kantoor te komen. [verzoeker] heeft dat geweigerd omdat het zijn vrije dag was. Partijen spraken af dat [verzoeker] op zaterdag 1 juli 2023 op kantoor zou verschijnen, maar de avond tevoren heeft [verzoeker] zich ziek gemeld.
2.6.
In een brief van 30 juni 2023, door [verzoeker] ontvangen op 5 juli 2023, heeft [verweerster] [verzoeker] op staande voet ontslagen. In de brief staat:
“Met spijt moet ik u mededelen dat ik u hierbij op staande voet ontsla van uw functie als Groepsbegeleider bij [verweerster] B.V.. Het ontslag op staande voet is gebaseerd op de volgende redenen en misdragingen:
Ethisch onverantwoord en seksueel overschrijdend gedrag richting vrouwelijke clienten [locatie] .”

3.Het verzoek en het verweer

Het verzoek van [verzoeker]
3.1.
verzoekt, na wijziging van het verzoek, de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [verweerster] te veroordelen:
tot betaling van € 5.100,00 bruto aan vergoeding over de niet in acht genomen opzegtermijn;
tot betaling van € 1.133,00 bruto aan transitievergoeding:
tot betaling van € 15.000,00 bruto aan billijke vergoeding;
om binnen een week na betekening van dit vonnis een eindafrekening voor vakantietoeslag en opgebouwde, niet genoten vakantiedagen op te maken en tot uitbetaling daarvan over te gaan, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [verweerster] met voldoening daarvan in gebreke blijft;
in de kosten van deze procedure.
3.2.
[verweerster] voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de verzoeken.
Het tegenverzoek van [verweerster]
3.3.
[verweerster] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
- voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst per 30 juni 2023 beëindigd is vanwege ontslag op staande voet;
subsidiair:
  • om de arbeidsovereenkomst te ontbinden per 30 juni 2023 of een nadere datum;
  • [verzoeker] te veroordelen tot betaling van aanvullende schade van primair 3 maandsalarissen van de werknemer van € 2.371,50 per maand vermeerderd met vakantietoeslag en vermeerderd met 8,33% eindejaarsuitkering, subsidiair een bedrag dat gelijk is aan de termijn van de opzegging indien er geen dringende reden voor ontslag op staande voet is en meer subsidiair een redelijk bedrag aan schade;
  • [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten.
3.4.
[verzoeker] voert verweer. Hij concludeert tot afwijzing van de verzoeken.

4.De beoordeling

Het verzoek van [verzoeker]

4.1.
Omdat [verzoeker] niet (meer) verzoekt om vernietiging van het ontslag op staande voet, staat vast dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd op 30 juni 2023.
4.2.
Het gaat in deze zaak om de vraag of er een dringende reden aanwezig was voor het ontslag op staande voet en of aan [verzoeker] als gevolg daarvan een billijke vergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding moet worden toegekend.
4.3.
Gelet op de in artikel 7:686a lid 4 BW genoemde vervaltermijn heeft [verzoeker] het verzoek tijdig ingediend.
Het ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig vanwege het ontbreken van een dringende reden
4.4.
De kantonrechter vindt dat een dringende reden in de zin van artikel 7:677 en 7:678 BW ontbreekt. Het ontslag op staande voet is daarom niet rechtsgeldig. Dat wordt als volgt toegelicht.
4.5.
De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer, tenzij sprake is van een opzegging op grond van artikel 7:677 lid 1 BW. In dit artikel is bepaald dat ieder van de partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij.
4.6.
De reden die de werkgever voor het ontslag aan de werknemer meedeelt fixeert de omvang van het debat tussen partijen. Het moet namelijk voor de werknemer onmiddellijk duidelijk zijn welke eigenschappen of gedragingen de werkgever hebben genoodzaakt tot het beëindigen van de arbeidsovereenkomst, zodat de werknemer kan beslissen of hij de opgegeven reden(en) als juist erkent en als dringend aanvaardt. De werkgever die een werknemer heeft ontslagen, moet dus in geval van betwisting van de dringende reden door de werknemer, stellen en zo nodig bewijzen dat de door de werkgever meegedeelde ontslaggrond zich heeft voorgedaan en is aan te merken als dringende reden. Een ontslaggrond behoeft niet onder alle omstandigheden aan de wederpartij te worden meegedeeld. Mededeling kan achterwege blijven in het uitzonderlijke geval dat het voor de werknemer klip en klaar is welke dringende reden tot de opzegging heeft geleid.
4.7.
De dringende reden die is medegedeeld en dus moet worden beoordeeld, is blijkens de ontslagbrief van 30 juni 2023 de volgende (zie ook hiervoor onder 2.6):
“Ethisch onverantwoord en seksueel overschrijdend gedrag richting vrouwelijke clienten [locatie] .”
4.8.
Volgens [verweerster] is op 23 juni 2023 geconstateerd dat [verzoeker] ongepast en grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond richting een vrouwelijke client. Op 29 juni 2023 heeft [verzoeker] daarvoor een schriftelijke waarschuwing ontvangen nadat hij hier op 28 juni 2023 was aangesproken. Op 29 juni 2023 heeft een cliënte van [verweerster] namens drie andere betrokken vrouwelijke cliënten melding gedaan bij [verweerster] en heeft zij een lijst opgesteld met gemelde ervaringen. [verweerster] stelt dat zij de lijst heeft geverifieerd bij de betrokken cliënten. Volgens [verweerster] kon zij vervolgens geen andere keuze maken dan [verzoeker] op staande voet te ontslaan en is een ontslagbrief opgesteld. [verweerster] wilde [verzoeker] de gelegenheid geven tot een gesprek en hem de kans te geven zijn kant van het verhaal te vertellen. Op die dag was hij vrij waardoor hij niet op het gesprek kon komen. Vervolgens is de afspraak gemaakt om de volgende dag op kantoor te komen. Maar de avond tevoren heeft [verzoeker] zich ziekgemeld. Vervolgens heeft [verweerster] besloten [verzoeker] de ontslagbrief van 30 juni 2023 te sturen. Volgens [verzoeker] was voor hem niet duidelijk wat de reden van het ontslag op staande voet is. [verzoeker] herkende zich in ieder geval niet in het verwijt dat er sprake zou zijn van ethisch onverantwoord en seksueel overschrijdend gedrag.
4.9.
De verwijten die [verweerster] in haar brief van 30 juni 2023 aan [verzoeker] maakt heeft zij niet geconcretiseerd. Niet in een persoonlijk gesprek, niet in de ontslagbrief en ook is dit niet telefonisch aan [verzoeker] kenbaar gemaakt. Pas in deze procedure heeft [verweerster] gesteld dat het gaat om:
- intimidatie tegen cliënten van de werkgever;
- ernstige schending van bedrijfsregels of gedragscodes;
- herhaalde ernstige nalatigheid in de uitvoering van taken ondanks de officiële waarschuwing van nog geen week geleden;
- ongewenst gedrag zoals seksuele intimidatie, discriminatie of pesten;
- verstoring van de bedrijfsvoering of het veroorzaken van aanzienlijke schade.
4.10.
Welke feiten en gedragingen precies daaronder vallen en welke – zoals in de ontslagbrief is medegedeeld – ethisch onverantwoord en seksueel overschrijdend zijn heeft [verweerster] niet gesteld. Zij heeft haar bewering dus ook niet geconcretiseerd, maar heeft alleen verklaringen van haar cliënten toegestuurd die zijn afgelegd na datum van het ontslag op staande voet. Het is niet aan de kantonrechter om daaruit te halen welke gedragingen zij ethisch onverantwoord en seksueel overschrijdend vindt en die aan het ontslag ten grondslag zouden kunnen liggen.
Op de mondelinge behandeling is dit aan [verweerster] gezegd. [verweerster] heeft in haar reactie slechts aangegeven dat het onethische gedrag hieruit bestaat dat [verzoeker] vertrouwelijke informatie bespreekt met andere cliënten, dat hij roddelt en manipuleert. Dat hij de problemen van de ene cliënt met de ander bespreekt en dat hij over een bewoner heeft gezegd dat hij zich irriteerde aan haar stem. Ook heeft hij gevraagd of een van de cliënten, [C (voornaam)] , seks had met mannen. Dat is volgens [verweerster] grensoverschrijdend gedrag en in strijd met de bepalingen in de arbeidsovereenkomst. [verzoeker] heeft op de mondelinge behandeling vertelt dat hij de persoonlijke begeleider van [C (voornaam)] was en dat persoonlijke doelen voor [C (voornaam)] opgesteld zijn. Het probleem van [C (voornaam)] was vooral verslaving, stelen, mannen, gamen en gokken. [verzoeker] wordt geacht zijn cliënte te observeren, waar nodig gedrag nader te onderzoeken en melding te maken van (vermoedens van) overschrijding van de leefregels. Dat is door [verweerster] niet betwist. Een van de andere cliënten, [D (voornaam)] , is naar hem toegekomen en heeft gezegd dat [C (voornaam)] met dingen bezig was die niet conform afspraak waren. [verzoeker] heeft dat aan zijn leidinggevende [B (voornaam)] gemeld en heeft diezelfde avond nog een gesprek met [C (voornaam)] gehad. Zij bleek op datingssite te zitten en dat was niet conform de regels. [verzoeker] heeft vanuit zijn rol als begeleider [C (voornaam)] op de huid gezeten met name ook over haar contacten met mannen. In die context moet ook de lijst van 30 juni 2023 worden gezien, aldus [verzoeker] . Dit is door [verweerster] ook niet betwist. Het is verder juist dat hij een lang telefoongesprek heeft gehad met een andere cliënt, [F (voornaam)] . Hoewel telefoongesprekken niet ongebruikelijk waren vond [verzoeker] achteraf gezien zelf ook dat het gesprek te lang had geduurd. Hij heeft dit destijds doorgegeven aan leidinggevende [B (voornaam)] . Dit heeft [verweerster] evenmin betwist. Verder heeft [verzoeker] betwist dat hij over een bewoner gezegd zou hebben dat hij zich irriteerde aan haar stem, maar zelfs als dat zo was, dan is dit geen ontslag op staande voet waard.
4.11.
Er heeft ook geen hoor en wederhoor plaatsgevonden. [verweerster] heeft er ook niet voor gekozen om, nadat [verzoeker] niet op een gesprek kon verschijnen, de bevindingen op papier te zetten, dit door te sturen aan [verzoeker] , hem op non-actief te stellen zodat [verzoeker] hierover (eventueel schriftelijk) gehoord kon worden. Was [verzoeker] gehoord dan had hij, zoals hij in deze procedure ook heeft gedaan, de verwijten die [verweerster] hem maakt in de juiste context kunnen plaatsen.
4.12.
Dit betekent niet dat de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] ongewijzigd had kunnen voortduren. Gelet op de verklaringen die na het ontslag op staande voet door de vrouwelijke cliënten zijn afgelegd heerste er onrust en voelden zij – terecht of niet – zich niet volledig vrij of veilig in aanwezigheid van [verzoeker] . Dat is voor hun herstel wel essentieel. Dat [verzoeker] niet terug kon naar de groep is daarom voorstelbaar. Maar het had dan wel op de weg van [verweerster] gelegen om te kijken naar oplossingen, bijvoorbeeld door [verzoeker] (tijdelijk) bij het [....] in te zetten. Als dat geen optie was had [verweerster] kunnen onderzoeken of partijen met wederzijds goedvinden afscheid van elkaar hadden kunnen nemen en als dat niet was gelukt had [verweerster] ontbinding van de arbeidsovereenkomst kunnen verzoeken. Nu heeft [verweerster] meteen naar het zwaarste middel gegrepen. Een ontslag op staande voet is voor een werknemer zeer ingrijpend. Het doet mentaal iets met een mens. Zo ook met [verzoeker] . Dat was duidelijk op de mondelinge behandeling. Maar ook financieel; een werknemer heeft namelijk geen inkomen meer en geen recht op een uitkering.
4.13.
Conclusie is dat er geen sprake is van een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW. [verweerster] was dan ook niet bevoegd de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] onverwijld op te zeggen.
[verweerster] moet aan [verzoeker] de transitievergoeding, een vergoeding voor onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding betalen.
4.14.
Omdat [verweerster] de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig heeft opgezegd, en [verzoeker] berust in het ontslag per 30 juni 2023, heeft [verzoeker] in beginsel recht op een aantal vergoedingen.
- transitievergoeding
4.15.
Het verzoek om [verweerster] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt toegewezen. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. Een dringende reden valt niet zonder meer samen met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werknemer. Er is geen dringende reden en gelet op de hiervoor vastgestelde feiten is er geen grond om te oordelen dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] . Dat betekent dat [verweerster] de transitievergoeding verschuldigd is en zal worden veroordeeld tot betaling van die vergoeding, door de kantonrechter berekend op € 885,12 bruto. Bij de berekening is uitgegaan van het salaris zoals dat op de mondelinge behandeling is gebleken.
- vergoeding voor onregelmatige opzegging
4.16.
Ook de gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen. Op grond van artikel 7:672 lid 10 BW is de partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Vast staat dat [verweerster] de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] onterecht onverwijld heeft opgezegd. Daarmee heeft zij opgezegd tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt. [verweerster] heeft immers de opzegtermijn van één maand niet in acht genomen. Dat betekent dat als vergoeding het loon over de periode vanaf 30 juni 2023 tot en met 31 juli 2022, zijnde € 1.983,39 bruto zal worden toegewezen.
- billijke vergoeding
4.17.
[verzoeker] heeft tot slot verzocht om toekenning van een billijke vergoeding van € 15.000,00. Volgens [verzoeker] lijdt hij ernstig onder de verwijten die hem worden gemaakt en heeft hij als gevolg daarvan last van stress en spanningsklachten.
4.18.
[verzoeker] heeft recht op toekenning van een billijke vergoeding, omdat [verweerster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door zonder dringende reden tot ontslag over te gaan, waardoor zij geen rechtsgeldig ontslag op staande voet heeft gegeven. De billijke vergoeding moet in relatie staan tot het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding kan rekening gehouden worden met alle omstandigheden van het geval, met inachtneming van de (niet limitatieve) gezichtspunten die de Hoge Raad in het New Hairstyle-arrest heeft geformuleerd, zoals de mate van verwijtbaarheid van de werkgever en de gevolgen van het ontslag voor de werknemer.
4.19.
Door het ontslag op staande voet kwam [verzoeker] van het ene op het andere moment thuis te zitten zonder werk en inkomsten. De ontslagbrief vermeldt dat sprake was van “Ethisch onverantwoord en seksueel overschrijdend gedrag richting vrouwelijke cliënten
. Het is nogal wat om daarvan beschuldigd te worden, terwijl je niet wordt uitgelegd wat er precies aan de hand is en je jouw kant van het verhaal niet kunt vertellen. [verzoeker] was dan ook genoodzaakt tot het starten van onderhavige procedure waarin hij dus in het gelijk wordt gesteld: de dringende reden ontbreekt. De kantonrechter houdt bij het bepalen van de vergoeding wel rekening met dat [verzoeker] vrij snel een andere baan heeft gevonden en de financiële gevolgen van [verzoeker] door het ontslag daardoor beperkt zijn. De kantonrechter vindt, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, waaronder ook het feit dat aan [verzoeker] een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging zijn toegekend, een billijke vergoeding van één bruto maandsalaris redelijk. Dit betekent dat een bedrag zal worden toegekend van € 1.983,39 bruto.
[verweerster] moet aan [verzoeker] een deugdelijke eindafrekening verstrekken en ook uitbetalen
4.20.
[verweerster] heeft geen nader verweer gevoerd tegen de gevraagde verstrekking van een eindafrekening met daarin opgenomen de uitbetaling van de vakantietoeslag en opgebouwde, maar niet genoten vakantiedagen. [verweerster] zal dan ook veroordeeld worden tot het verstrekken en tot uitbetaling daarvan. Bij gebreke van concrete aanwijzingen dat [verweerster] onwillig is om aan deze veroordeling te voldoen, zal de kantonrechter de verzochte dwangsom afwijzen.
Het tegenverzoek van [verweerster]
4.21.
Omdat [verzoeker] zijn verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet heeft ingetrokken en vaststaat dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd per 30 juni 2023, hoeft het verzoek van [verweerster] om de arbeidsovereenkomst te ontbinden per 30 juni 2023 niet besproken te worden.
De vergoeding van aanvullende schade wordt afgewezen omdat er geen dringende reden is
4.22.
[verweerster] maakt aanspraak op een vergoeding van aanvullende schade als gevolg van imagoschade dan wel wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn (artikel 7:677 lid 2 jo lid 3 BW). Omdat de grondslag voor deze vergoeding het geven van een reden voor ontslag op staande voet door [verzoeker] is, en de kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] een dergelijke reden niet aan [verweerster] heeft gegeven, zal de vordering worden afgewezen.
Proceskostenveroordeling inzake het verzoek en het tegenverzoek
4.23.
[verweerster] heeft grotendeels ongelijk gekregen, zowel in het verzoek als in het tegenverzoek. Zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten in het verzoek aan de zijde van [verzoeker] worden begroot € 86,00 voor het griffierecht en € 793,00 als bijdrage voor het salaris van zijn gemachtigde.
4.24.
De kosten in het zelfstandig tegenverzoek aan de zijde van [verzoeker] worden begroot op nihil, omdat het tegenverzoek nauw samenhangt met het verzoek.
4.25.
Deze uitspraak wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in het verzoek van [verzoeker]
5.1.
veroordeelt [verweerster] om aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen van € 885,12 bruto;
5.2.
veroordeelt [verweerster] om aan [verzoeker] een vergoeding voor onregelmatige opzegging te betalen van € 1.983,39 bruto;
5.3.
veroordeelt [verweerster] om aan [verzoeker] een billijke vergoeding te betalen van € 1.983,39 bruto;
5.4.
veroordeelt [verweerster] om binnen een week een correcte eindafrekening op te stellen en uit te betalen aan [verzoeker] met betrekking tot de vakantietoeslag en opgebouwde, maar niet genoten vakantiedagen;
5.5.
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten aan de zijde van [verzoeker] begroot op een bedrag van € 86,00 aan griffierechten en € 793,00 aan salaris voor de gemachtigde;
in het tegenverzoek van [verweerster]
5.6.
wijst de verzoeken af;
5.7.
veroordeelt [verweerster] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op nihil;
in zowel het verzoek Van [verzoeker] als in het tegenverzoek van [verweerster]
5.8.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.J. Schoenaker en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2023.