In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 24 augustus 2023, vorderden twee B.V.'s (hierna: [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2]) ontruiming van bedrijfsruimten die door [gedaagde] B.V. werden gehuurd. De eisers stelden dat [gedaagde] al geruime tijd de huur niet of niet op tijd betaalde, met een huurachterstand die inmiddels was opgelopen tot meer dan € 350.000,-. Daarnaast werd er een brandgevaarlijke situatie geschetst in een van de gehuurde panden, wat leidde tot de weigering van de verzekeraar om het pand te verzekeren. De eisers vorderden in kort geding ontruiming van de panden en betaling van de huurachterstand, contractuele boetes en andere kosten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 augustus 2023, geleid door voorzieningenrechter M.J. Slootweg, werd vastgesteld dat er een spoedeisend belang was bij de vorderingen van de eisers. De rechter oordeelde dat de huurachterstand de voor ontruiming gebruikelijke termijn van drie maanden overschreed, en dat de verweren van [gedaagde] niet voldoende concreet waren om de ontruiming te voorkomen. De rechter wees de vorderingen van de eisers toe, inclusief de ontruimingstermijn, die werd vastgesteld op uiterlijk 31 december 2023. De rechter wees ook de vorderingen tot betaling van huurachterstand, contractuele boetes en buitengerechtelijke incassokosten toe, en legde de proceskosten bij [gedaagde].