In deze zaak heeft eiser op 20 februari 2023 een tweedehands auto, een Seat Ibiza, gekocht van gedaagde voor € 895,-. Na de aankoop bleek de auto gebreken te vertonen, waardoor eiser niet meer met de auto kon rijden. Eiser heeft gedaagde hierover geïnformeerd, maar er werd geen oplossing geboden. Eiser heeft sindsdien maandelijks kosten voor autoverzekering en andere gerelateerde kosten moeten maken, terwijl de auto ongebruikt bleef staan. In dit kort geding vordert eiser dat gedaagde de auto terugneemt, de koopprijs terugbetaalt en een vrijwaringsbewijs afgeeft. Daarnaast vordert eiser vergoeding van de maandelijkse kosten die hij heeft gemaakt in verband met de auto.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 september 2023 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de vorderingen van eiser, aangezien hij niet in staat is de auto te gebruiken en wel kosten maakt. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagde de auto moet terugnemen en de koopprijs moet terugbetalen. Eiser heeft ook een dwangsom gevorderd voor het geval gedaagde niet aan de veroordelingen voldoet, welke is toegewezen, zij het gematigd.
De vordering van eiser tot vergoeding van de maandelijkse kosten is afgewezen, omdat niet duidelijk was welk deel van deze kosten wettelijk verplicht was. Ook de vordering tot betaling van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, omdat eiser ervoor heeft gekozen de zaak bij de handelsrechter aan te brengen, terwijl het gelet op de geringe vordering meer voor de hand had gelegen om dit bij de kantonrechter te doen. De voorzieningenrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.