ECLI:NL:RBMNE:2023:4963

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
C/16/561320 / KG ZA 23-442
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugname van een defecte tweedehands auto en terugbetaling van de koopprijs in kort geding

In deze zaak heeft eiser op 20 februari 2023 een tweedehands auto, een Seat Ibiza, gekocht van gedaagde voor € 895,-. Na de aankoop bleek de auto gebreken te vertonen, waardoor eiser niet meer met de auto kon rijden. Eiser heeft gedaagde hierover geïnformeerd, maar er werd geen oplossing geboden. Eiser heeft sindsdien maandelijks kosten voor autoverzekering en andere gerelateerde kosten moeten maken, terwijl de auto ongebruikt bleef staan. In dit kort geding vordert eiser dat gedaagde de auto terugneemt, de koopprijs terugbetaalt en een vrijwaringsbewijs afgeeft. Daarnaast vordert eiser vergoeding van de maandelijkse kosten die hij heeft gemaakt in verband met de auto.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 september 2023 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de vorderingen van eiser, aangezien hij niet in staat is de auto te gebruiken en wel kosten maakt. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagde de auto moet terugnemen en de koopprijs moet terugbetalen. Eiser heeft ook een dwangsom gevorderd voor het geval gedaagde niet aan de veroordelingen voldoet, welke is toegewezen, zij het gematigd.

De vordering van eiser tot vergoeding van de maandelijkse kosten is afgewezen, omdat niet duidelijk was welk deel van deze kosten wettelijk verplicht was. Ook de vordering tot betaling van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, omdat eiser ervoor heeft gekozen de zaak bij de handelsrechter aan te brengen, terwijl het gelet op de geringe vordering meer voor de hand had gelegen om dit bij de kantonrechter te doen. De voorzieningenrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/561320 / KG ZA 23-442
Vonnis in kort geding van 15 september 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. C.J.P. Liefting te Mijdrecht,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties I t/m XII, de nagekomen productie van 5 september 2023,
- de mondelinge behandeling van 7 september 2023, waarvan aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Op 7 september 2023 heeft mr. S.H. Gaertman, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G. Delissen, griffier, een mondelinge behandeling gehouden. Daarbij was aanwezig de heer [eiser] , bijgestaan door zijn advocaat mr. J.P. Liefting. Verder was namens [gedaagde] aanwezig de heer [A] (eigenaar). Verder waren aanwezig de moeder en de vriendin ( [B] ) van [eiser] .
1.3.
Na de mondelinge behandeling heeft mr. Liefting via de mail nog een stuk naar de rechtbank gestuurd. Omdat de behandeling van de zaak op dat moment al gesloten was, wordt dat stuk niet aan het dossier toegevoegd en niet meegenomen bij de beoordeling.
1.4.
Hierna is besloten dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] heeft op 20 februari 2023 voor een bedrag van € 895,- een Seat Ibiza gekocht van [gedaagde] . Deze auto bleek gebreken te hebben, waardoor [eiser] niet langer met de auto kan rijden. Hij heeft dit gemeld bij [gedaagde] , maar dat heeft niet tot een oplossing geleid. Ondertussen betaalt [eiser] maandelijks premie voor de autoverzekering, inzittendenverzekering en een voordeel abonnement. Daarnaast dreigt de gemeente de auto te laten verwijderen omdat die er al lang ongebruikt staat. Via dit kort geding wil [eiser] bereiken dat [gedaagde] de Seat terugneemt, een vrijwaringsbewijs afgeeft en hem de koopsom terugbetaalt. Verder wil hij dat [gedaagde] de maandelijkse kosten die hij in verband met de auto heeft moeten maken aan hem betaalt.
2.2.
Op 5 september 2023 heeft [eiser] schriftelijk aan [gedaagde] meegedeeld dat hij de overeenkomst buitengerechtelijk vernietigt dan wel ontbindt.

3.De beoordeling

Spoedeisend belang
3.1.
Voor een voorlopige voorziening is een spoedeisend belang vereist. [eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Hij kan de Seat Ibiza niet gebruiken en betaalt daar wel wettelijk verplichte kosten voor. Zolang de auto op zijn naam staat lopen die kosten door. Schorsen van de auto is niet mogelijk omdat [eiser] geen andere mogelijkheid heeft dan de auto op de openbare weg te parkeren.
Vordering I tot en met III
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat partijen het op een aantal punten eens zijn. Het gaat om de volgende punten:
  • [gedaagde] neemt de Seat Ibiza terug en haalt die op bij [eiser]
  • [gedaagde] betaalt de koopprijs van € 895,- terug aan [eiser]
  • [gedaagde] zorgt ervoor dat de Seat Ibiza van de naam van [eiser] wordt gehaald en geeft hem een vrijwaringsbewijs
De vorderingen I tot en met III, die op deze onderdelen zien, kunnen dan ook toegewezen worden.
Dwangsom
3.3.
Voor de vorderingen tot terugname van de Seat Ibiza en afgifte van het vrijwaringsbewijs heeft [eiser] een dwangsom gevorderd van € 1.500,- per dag. Omdat [gedaagde] de gevorderde dwangsom niet heeft betwist, wordt die toegewezen. Wel wordt de dwangsom gematigd tot een bedrag van € 100,- voor iedere dag dat [gedaagde] niet aan de veroordelingen voldoet, totdat een maximum van € 2.000,- is bereikt.
3.4.
Tijdens de zitting is ter sprake gekomen dat [gedaagde] niet hoeft te wachten op het vonnis en dat hij ook daarvoor al de vorderingen I tot en met III kan en mag voldoen. Hij heeft namelijk al toegezegd dat hij dat hij dit zal doen en dit is dus niet meer tussen partijen in discussie. Door zo snel mogelijk aan deze vorderingen te voldoen kan hij voorkomen dat hij dwangsommen verbeurt.
De verzekeringskosten
3.5.
[eiser] vordert betaling van een bedrag van € 140,39 voor iedere maand dat de auto op zijn naam heeft gestaan. Dat bedrag bestaat volgens hem uit € 113,- voor de autoverzekering, € 9,45 voor de inzittendenverzekering en € 17,94 voor een voordeel abonnement. Wat dat laatste inhoudt is niet duidelijk gemaakt. Evenmin heeft [eiser] inzichtelijk gemaakt welk deel van de kosten de verplichte WA-verzekering betreft. De overgelegde afschrijvingen zijn daarvoor niet voldoende. Het is van belang om te weten welk deel van de verzekering wettelijk verplicht is, omdat [eiser] alle andere verzekeringsonderdelen - waaronder in ieder geval de inzittendenverzekering en het voordeelabonnement – op had kunnen opzeggen. Zo had hij zijn schade kunnen beperken. Kosten die [eiser] onnodig is aangegaan of heeft laten doorlopen, hoeft [gedaagde] niet te vergoeden. Omdat niet vastgesteld kan worden welk deel van de kosten het wettelijk verplichte deel betreft en dus eventueel voor vergoeding in aanmerking zou kunnen komen, wordt de vordering afgewezen.
Wettelijke rente
3.6.
[eiser] vordert in het petitum van de dagvaarding onder V een bedrag van € 42,33 aan wettelijke rente over de koopsom. Hij heeft deze rente berekend met behulp van de website [internetsite] , althans dit is de enige onderbouwing die hij heeft overgelegd. Bij die berekening heeft hij als vervaldatum van de factuur 1 maart 2023 opgegeven. Die datum is echter niet juist. [eiser] heeft [gedaagde] namelijk op 23 februari 2023 in gebreke gesteld en hem daarbij een periode van twee weken gegeven om te laten weten of hij de auto zal herstellen of het aankoopbedrag terug zal betalen. [gedaagde] had dus tot 8 maart 2023 de gelegenheid om op deze brief te reageren. Dus voor zover die periode van twee weken heeft te gelden als nakomingstermijn, dan was die termijn op 1 maart 2023 nog niet verstreken en was [gedaagde] op dat moment nog niet in verzuim. Dat betekent dat de renteberekening niet klopt. Daarom kan de vordering niet worden toegewezen.
3.7.
Verder vordert [eiser] twee keer wettelijke rente. In de hiervoor al besproken vordering onder V vordert hij wettelijke rente vanaf 1 maart 2023 en in de vordering onder VII vordert hij wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis. Of hij daarmee bedoelt nogmaals rente over de koopsom te vorderen of (ook) over de kosten van de verzekering is onduidelijk. [eiser] heeft in de dagvaarding en ook op zitting niet toegelicht waarom hij twee keer wettelijke rente vordert. Dat vormt reden om zowel de vordering onder V als de vordering onder VII af te wijzen. Overigens betekent de afwijzing van de vordering tot betaling van de verzekeringskosten dat ook de vordering tot betaling van wettelijk rente over die verzekeringskosten wordt afgewezen. Dus ook dat is reden om de vordering onder VII af te wijzen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.8.
[eiser] vordert een bedrag van € 134,25 aan buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering wordt afgewezen, want [eiser] heeft niet aannemelijk gemaakt dat er daadwerkelijk buitengerechtelijke incassohandelingen zijn verricht. De aangetekende brief van 23 februari 2023 waarmee aan [gedaagde] een termijn is gegeven om de auto te herstellen of de koopprijs terug te betalen, is door [eiser] persoonlijk opgesteld en verstuurd. Mr. Liefting heeft volstaan met het doormailen van deze brief naar [gedaagde] .
Proceskosten
3.9.
[eiser] heeft deels gelijk gekregen. De ene helft van zijn vorderingen is toegewezen en de andere helft is afgewezen. Mede hierin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt. De andere reden hiervoor is dat [eiser] , dan wel mr. Liefting, ervoor heeft gekozen om deze zaak bij de handelsrechter aan te brengen, terwijl het gelet op de zeer geringe geldvordering in deze zaak voor de hand had gelegen om die bij de kantonrechter aan te brengen. De kosten van een procedure bij de handelsrechter zijn beduidend hoger. Zo is in een handelsprocedure de gedaagde partij griffierecht verschuldigd terwijl dat bij de kantorechter niet het geval is. Daarnaast is het griffierecht, en ook het liquidatietarief, bij een handelsprocedure hoger. De geringe geldvordering in deze zaak staat niet in verhouding tot de hogere kosten van een handelsprocedure. Ook de zeer summiere dagvaarding rechtvaardigt deze hogere kosten niet.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
bepaalt dat [gedaagde] de Seat Ibiza met kenteken [kenteken] binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis moet terugnemen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag tot een maximum van € 2.000,-,
4.2.
bepaalt dat [gedaagde] binnen tien dagen na betekening van dit vonnis de Seat Ibiza van de naam van [eiser] moet halen en hem daarvan het vrijwaringsbewijs moet verstrekken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag tot een maximum van € 2.000,-,
4.3.
bepaalt dat [gedaagde] de koopsom van € 895,- aan [eiser] terug betaalt,
4.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draag,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Gaertman, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2023.