8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade en een diefstal. Hij heeft op klaarlichte dag, uit het niets, een meisje van destijds zeventien jaar oud, dat hij in het geheel niet kende en dat zich toevallig op zijn pad bevond, viermaal in de schouder en bovenarm gestoken. Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. Dit is een zeer beangstigende gebeurtenis voor het slachtoffer geweest dat fysiek en psychisch leed heeft veroorzaakt. Haar leven kreeg door toedoen van verdachte een nare en verdrietige wending, zo volgt uit haar slachtofferverklaring en de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding. De gebeurtenis heeft een grote impact op het jonge leven van het slachtoffer gehad en heeft haar leven op veel vlakken een stuk moeilijker gemaakt. Dat verdachte zijn eigen moeilijkheden had en heeft, doet er niet aan af dat hij zich goed moet realiseren hoeveel verdriet hij heeft veroorzaakt.
Een feit als dit, gepleegd op de openbare weg op klaarlichte dag onder het oog van voorbijgangers, draagt bovendien bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De persoon van verdachte
De rechtbank kijkt desalniettemin ook naar de persoon van de verdachte. Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 27 juni 2023;
- een Pro Justitia Rapportage van het Pieter Baan Centrum van 7 juni 2023, opgemaakt door [C] en [D] , respectievelijk psychiater in opleiding en psychiater, en [E] GZ-psycholoog;
- een reclasseringsadvies van 21 juni 2023, opgemaakt door [F] .
Justitiële documentatie
Uit het uittreksel Justitiële documentatie blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. Aan verdachte zijn gevangenisstraffen en (deels) voorwaardelijke straffen opgelegd met bijzondere voorwaarden. Deze veroordelingen en het toezicht en de begeleiding van de reclassering hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Rapportage onderzoek Pieter Baan Centrum
Door [C] en [D] , respectievelijk psychiater in opleiding en psychiater, en [E] GZ-psycholoog, is op 7 juni 2023 een Pro Justitia rapport opgemaakt betreffende verdachte. De Pro Justitia rapportage van 7 juni 2023 van [C] , [D] en [E] (hierna ook wel: de deskundigen) houdt – zakelijk en kort weergegeven – de volgende conclusies en bevindingen in.
Verdachte lijdt aan de psychische stoornis schizofrenie. De schizofrenie kent bij verdachte een chronisch beloop. Van die psychische stoornis was sprake ten tijde van het tenlastegelegde en die psychische stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Het advies is om het tenlastegelegde verdachte tenminste in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusies van de deskundigen over en is van oordeel dat het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte is toe te rekenen. De rechtbank zal daar bij de strafoplegging rekening mee houden.
De deskundigen hebben voorts vastgesteld dat het functioneren van verdachte in belangrijke mate wordt bepaald door de ernstige psychische stoornis, waarbij er sprake is van gedragsmatige, affectieve en cognitieve instabiliteit. Het ontbreekt verdachte daarbij aan zelfinzicht, waardoor er problemen zijn op het gebied van behandeltrouw en responsiviteit op behandeling. De risicofactoren voor de toekomst, indien verdachte nu onbehandeld in de maatschappij zou terugkeren, laten volgens de deskundigen een zeer ongunstig beeld zien. Er is geen hulpverlening geregeld en de verwachting is gezien de zorgmijdende houding van verdachte dat hij niet vrijwillig hulp zal zoeken. De deskundigen stellen dat er nagenoeg geen beschermende factoren aanwezig zijn. Samenhangend met de schizofrenie zijn er aanhoudend problemen op het gebied van werk, huisvesting en steun. Verdachte heeft geen betekenisvolle intieme relaties, werk of andersoortige zingevende dagbesteding.
Volgens de deskundigen bestaat de belangrijkste recidiverisico-beperkende interventie uit maximale medicamenteuze behandeling. In het specifieke geval van verdachte is gebleken dat de psychotische symptomen zonder medicamenteuze behandeling snel - binnen een aantal dagen al - toenemen in ernst. De motivatie van verdachte om medicatie in te nemen is echter, vanwege het aan de stoornis gerelateerd ontbreken van ziektebesef en ziekte-inzicht, onvoorspelbaar en kan wegvallen bij beginnende ontregeling, hetgeen al bij kleine onverwachte gebeurtenissen kan voorkomen. Het risico op recidive van geweldsdelicten wordt daarom als hoog ingeschat. De kans op recidive loopt volgens de deskundigen parallel aan het psychotisch toestandsbeeld en de drang om hiernaar te handelen. Geweld kan zich zowel tegen bekenden als onbekenden richten en kan voor de omgeving ogenschijnlijk uit het niets komen.
In hun rapport geven de deskundigen aan dat tot tweemaal toe is geprobeerd verdachte te behandelen binnen het kader van een voorwaardelijk strafdeel, maar dat dit zonder resultaat is geweest. Verdachte gaf herhaaldelijk te kennen niet op vrijwillige basis mee te willen werken, niet aan een behandeling noch aan contact met de reclassering. De deskundigen overwogen een zorgmachtiging binnen de Wet verplichte GGz (hierna: WvGGz), maar achtten dit niet haalbaar, omdat zij inschatten dat er geen GGZ-instelling bereid zal zijn om verdachte op te nemen. Daarnaast schatten de deskundigen in dat de duur van een zorgmachtiging (in beginsel een half jaar) te kort zal zijn om substantiële en voldoende duurzame vooruitgang te boeken in de behandeling van verdachte. Bovendien is de insteek van de WvGGz primair gericht op een behandeling die zoveel mogelijk in samenspraak met de patiënt wordt ingericht, en is daardoor in het geval van verdachte de kans aanwezig dat de focus te weinig zal liggen op het voorkomen van recidive en daarmee samenhangend risico op geweld. De deskundigen overwogen voorts een behandeling binnen een kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Gelet op het feit dat verdachte eerder niet gemotiveerd was om mee te werken aan voorwaarden, achten de deskundigen dit niet haalbaar. De deskundigen komen daarom tot de conclusie dat enkel het kader van de tbs met verpleging van overheidswege passend is.
Reclasseringsadvies
Uit voormeld reclasseringsadvies volgt dat de reclassering een langdurige behandeling van verdachte in een gedwongen kader geïndiceerd acht, en dat de tbs-maatregel met dwangverpleging door de reclassering het voor verdachte meest geschikte behandelkader wordt bevonden. De reclassering heeft, gelet op het PBC-rapport, geconcludeerd dat verdachte onvoldoende in staat zal zijn om zich aan in het kader van een tbs met voorwaarden op te leggen voorwaarden te houden. De reclassering heeft dan ook negatief geadviseerd over oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden.
Op te leggen straf
Gelet op het feit dat de rechtbank oordeelt dat verdachte verminderd, en dus niet geheel, toerekeningsvatbaar moet worden geacht, acht zij in de eerste plaats een straf passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat gelet op wat hiervoor is overwogen over de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie, het nodig is een gevangenisstraf op te leggen. Met een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak zouden de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde miskend worden. Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de straffen die doorgaans voor een poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad en daarbij ook nog diefstal worden opgelegd. Dat het bewezenverklaarde aan verdachte in verminderede mate is toe te rekenen rekent de rechtbank in sterke mate mee. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend is.
Op te leggen tbs-maatregel
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of daarnaast ook een tbs-maatregel met dwangverpleging opgelegd moet worden. De verdachte, bij wie tijdens het begaan van het feit (i) een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, kan ter beschikking worden gesteld indien sprake is van (ii) een misdrijf genoemd in artikel 37a, eerste lid en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht en (iii) de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen dit eist.
I: Gebrekkige ontwikkeling of stoornis van de geestvermogens:
De rechtbank volgt voornoemde deskundigen in hun hierboven genoemde conclusie dat verdachte lijdt aan de psychische stoornis schizofrenie, en dat hij ten tijde van het bewezenverklaarde chronisch psychotisch was.
II: Een misdrijf genoemd in artikel 37a, eerste lid en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht:
De rechtbank stelt vast dat de door verdachte begane feiten misdrijven als bedoeld in artikel 37a, eerste lid aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht betreffen, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
III: De veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen:
Gelet op de aard en ernst van de feiten waaraan verdachte zich heeft schuldig gemaakt, bezien in het licht van de in voornoemd rapport beschreven psychische stoornis van verdachte en de overwegingen van de deskundigen over de risico’s op herhaling zonder behandeling, en bezien tegen de achtergrond van eerdere veroordelingen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de tbs-maatregel met dwangverpleging eist. De rechtbank overweegt dat minder vergaande modaliteiten onvoldoende toereikend zijn om het herhalingsgevaar van verdachte te beteugelen. Oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden, zoals door de raadsman is bepleit, is volgens de rechtbank dan ook niet passend. De rechtbank verwijst daarbij naar de inhoud van de hiervoor besproken adviezen van de deskundigen en de reclassering; zij komen allen tot de conclusie dat een tbs-maatregel met voorwaarden voor verdachte niet haalbaar is.
De rechtbank overweegt dat het, gezien de ziekelijke stoornis van de geestvermogens van verdachte, de noodzaak tot behandeling hiervan, de justitiële documentatie van verdachte en het door de deskundigen als hoog ingeschatte recidiverisico, onverantwoord is om verdachte onbehandeld te laten terugkeren in de maatschappij. De rechtbank is dan ook van oordeel dat oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk is, omdat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen dat eist.
Oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging is proportioneel, gelet op de ernst van de onderhavige misdrijven – met name feit 1 – en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. Behandeling is noodzakelijk alvorens verdachte (op enig moment) in de samenleving kan terugkeren en moet de samenleving de waarborg geven dat een zodanige terugkeer niet zal plaatsvinden zolang de psychische stoornis die mede aanleiding is geweest voor zijn handelen onvoldoende is behandeld.
De rechtbank overweegt voorts dat de tbs-maatregel met dwangverpleging onder meer zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf (feit 1) dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Bij een dergelijk misdrijf is er geen maximale duur van de tbs. Dat betekent dat de tbs pas zal eindigen als de rechter van oordeel is dat verdachte niet langer een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen.