ECLI:NL:RBMNE:2023:4956

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
16/126331-22 (P); 16/296553-21 (vord. tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en diefstal met geweld door een schizofrene verdachte

Op 22 september 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 mei 2022 in Hilversum een 17-jarig meisje met een mes heeft gestoken en haar tas heeft gestolen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot moord en doodslag, evenals van zware mishandeling met voorbedachte rade, omdat het letsel van het slachtoffer niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. De verdachte is echter wel veroordeeld voor poging tot zware mishandeling met voorbedachte rade en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan schizofrenie en verminderd toerekeningsvatbaar is. De opgelegde straf bestaat uit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, aangevuld met tbs met verpleging van overheidswege. Tevens is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte € 6.712,36 moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/126331-22 (P); 16/296553-21 (vord. tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] te [plaats 1] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.H. van der Veldt en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft voorts kennis genomen van hetgeen mr. A.Y. Bleeker, advocaat te Amersfoort, namens de benadeelde partij naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Feit 1 primair: op 20 mei 2022 in Hilversum heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk en
met voorbedachten rade van het leven te beroven door die [slachtoffer] met een mes in de schouder en/of de arm te steken;
Feit 1 subsidiair: op 20 mei 2022 in Hilversum aan [slachtoffer] opzettelijk en
met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een mes in de schouder en/of de arm te steken;
Feit 1 meer subsidiair: op 20 mei 2022 in Hilversum opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door die [slachtoffer] met een mes in de schouder en/of de arm te steken;
Feit 1 meest subsidiair: op 20 mei 2022 in Hilversum opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] heeft mishandeld, terwijl dit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
Feit 2:op 20 mei 2022 in Hilversum met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , een tas en/of een fiets van die [slachtoffer] heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde, omdat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het doden of toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde stelt de raadsman bovendien dat het letsel van het slachtoffer niet is te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van alle onder feit 1 tenlastegelegde varianten heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de “met voorbedachten rade”, nu hiervan, mede gelet op de psychische klachten van verdachte ten tijde van het feit, volgens de raadsman geen sprake is geweest.
Ten aanzien van feit 2 is bepleit dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de diefstal van de fiets van aangeefster, en van het geweld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Uit het
proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer]van 20 mei 2022, met fotobijlagen, volgt:
Vandaag, vrijdag 20 mei 2022 omstreeks 18.35 fietste ik richting het centraal Station [plaats 2] . Bij de tweede stoplichten onder aan de heuvel, [straat 1] / [straat 2] moest ik stoppen. Ik merkte dat er iemand heel dicht achter mij stond. Ik draaide mij om en keek de man aan. Ik zag een man met donker haar, een baardje, een grijze trui en donkere broek. In eerste instantie dacht ik dat iemand mij een aantal keren achter elkaar duwde. Ik denk dat ik dit wel vier keer voelde. Ik draaide mij om en zag dat de man net zijn hand terugtrok. Ik zag dat de man iets in zijn hand had. Ik voelde dat er iets door mijn huid heen gegaan was. Op dat moment realiseerde ik mij dat de man mij had gestoken met iets. Ik ben van mijn fiets afgesprongen, gooide mijn fiets neer en ben de straat al rennend overgestoken. Ik zag dat de man mijn fiets pakte met mijn tas erin. Ik dacht eraan dat mijn laptop in mijn tas zat. Ik zag een grijze auto. In de auto begon ik pijn te voelen op mijn rechter schouder blad. Ik voelde een stekende pijn. Ik had zo’n pijn nog nooit gevoeld. Het voelde koud en warm te gelijk. Ik voelde mijn tong tintelen. Ik hield mijn elleboog vast. Ik voelde dat mijn rechterschouder steeds meer pijn begon te doen. Ik trok mijn jas over mijn schouder uit. In de autospiegel zag ik dat ik gestoken was. Ik zag een wond zitten. [2]
Uit het
proces-verbaal van verhoor van getuige [G]van 20 mei 2022, volgt:
Vandaag, 20 mei 2022, omstreeks 18.36 uur bevond ik mij in een auto op het kruispunt van de [straat 3] en de [straat 2] te [plaats 2] . Ik zag een vrouw vermoedelijk voor het verkeerslicht stilstaan. Direct achter de vrouw zag ik een man staan. Ik zag dat deze man 4 maal iets van een stekende beweging maakte richting de vrouw. [3]
Uit de
Geneeskundige verklaringvan 20 mei 2022, opgesteld door [A] , arts, blijkt dat bij [slachtoffer] onder meer de volgende letsels zijn vastgesteld:
-
op rechterschouder steekverwonding van 1 cm + schaafverwonding van 1,5 cm;
-
op rechterbovenarm ventrale zijde steekverwonding van 1 cm;
-
t.h.v. laterale rand scapula rechts prikverwonding 1 mm;
-
mid-lateraal scapula prikverwonding 1 mm. [4]
Uit de
NFI-rapportage van het Forensisch geneeskundige onderzoekvan 11 januari 2023, opgesteld door [B] , forensisch arts, volgt:
De verwonding op pagina 37 toonde wel een verbreed of stomp uiteinde, hetgeen past bij een verwonding opgeleverd door een steekbeweging met een eenzijdig scherprandig voorwerp. [5]
Zijwaarts aan de bovenarm bevinden zich onderhuids, behalve kleine bloedvaten,
overwegend spieren, welke bij (grotere) beschadiging kunnen leiden tot bloedingen en functieverlies. [6]
Uit het
proces-verbaal van verhoor van verdachtevan 21 mei 2022, volgt:
V: Hoe zag de dag er gister uit vanaf 17:00 uur?
A: Ik ging toen weg uit het café. En toen ging ik terug naar huis. Toen had ik een mes gepakt. Ik wilde, ik was van plan om iemand iets aan te doen.
V: Wie was je van plan iets aan te doen?A: Dat zou iemand zijn die ik niet mag.
V: Dat meisje, was zij daar een van?A: Ja klopt.
V: Dus zij was ook iemand die je niet aan staat?A: Klopt.
V: De fiets van de aangeefster is voorzien van een mand voor op de fiets. Wat zat er in de mand?A: Wat ik me kan herinneren is dat ik een tas had meegenomen. [7]
Tijdens het
onderzoek op de terechtzitting van 8 september 2023heeft de voorzitter gevraagd aan verdachte of het zou kunnen kloppen dat de wonden van het slachtoffer zijn ontstaan doordat hij (verdachte) haar met een mes heeft geprikt. Verdachte heeft toen geantwoord:
Ja.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Vrijspraak poging moord en poging doodslag
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot moord dan wel doodslag niet wettig en overtuigd kan worden bewezen. Van de daarvoor vereiste opzet op de dood is niet gebleken. Er zijn geen aanwijzingen in het dossier dat verdachte [slachtoffer] wilde doden. Uit het forensisch geneeskundig rapport volgt dat de steek- en prikwonden zich aan de buitenzijde van de bovenarm en aan de rug ter hoogte van het schouderblad bevonden en dat de verwondingen niet levensbedreigend waren [8] . Uit deze informatie kan niet worden afgeleid dat verdachte een aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat het slachtoffer komt te overlijden, zodat opzet in voorwaardelijk zin ook niet bewezen kan worden. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair en impliciet subsidiair tenlastegelegde.
Vrijspraak zware mishandeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ook de onder 1 subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling met voorbedachten rade niet kan worden bewezen, en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde is vereist dat aangeefster [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat het letsel zoals dat uit de geneeskundige verklaring blijkt, niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft daarbij onder meer acht geslagen op de aard van het letsel, de aard van het medisch ingrijpen en de geschatte duur van de genezing.
Is sprake van een poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade?
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, al dan niet met voorbedachten rade.
Voorbedachten rade
Ten aanzien van de tenlastegelegde voorbedachten rade overweegt de rechtbank het volgende. Uit het dossier blijkt dat verdachte kort voor het steekincident is weggegaan uit een café nadat hij zich kennelijk onheus bejegend voelde. Hij is hierop naar huis gegaan om een mes op te halen om iemand die hem niet aanstaat iets aan te doen. Aldus is sprake van een tevoren door verdachte genomen besluit. De rechtbank is van oordeel dat verdachte tussen het nemen van zijn besluit om iemand die hem niet aanstond iets aan te doen, en het daadwerkelijk steken van aangeefster voldoende gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. In de eerste plaats heeft verdachte die gelegenheid gehad toen hij van het café naar zijn woning ging om een mes op te halen. Vervolgens toen hij met dat mes van zijn woning naar het kruispunt fietste, en tot slot toen hij aangeefster zag staan. Desondanks voert verdachte zijn voorgenomen besluit uit, en steekt hij aangeefster meerdere malen in de schouder en bovenarm. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte kennelijk niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, maar voldoende gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Anders dan de raadsman heeft betoogd, sluit de omstandigheid dat verdachte mogelijk ten tijde van het feit in zijn keuzevrijheid was aangetast en het bewezenverklaarde verminderd aan hem kan worden toegerekend, niet uit dat sprake is van voorbedachte raad. De rechtbank acht het tenlastegelegde voorbedachten rade dan ook wettig en overtuigd bewezen.
Voorwaardelijk opzet
Het staat dus vast dat verdachte iemand iets wilde aan doen en dat hij op enig moment aangeefster hierbij op het oog had. Verdachte heeft in ieder geval viermaal met een mes in haar schouder en bovenarm gestoken. Het plotseling op een korte afstand met een dergelijk groot mes [9] in de schouder en bovenarm van het slachtoffer steken roept naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer in het leven. Verdachte wilde het slachtoffer iets aandoen en door haar daadwerkelijk met een mes te steken heeft hij de mogelijkheid aanvaard dat zij hier zwaar lichamelijk letsel aan zou overhouden. De psychische klachten van verdachte, zoals in paragraaf 8 nader te bespreken, doen hieraan niet af, omdat niet blijkt dat bij verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen heeft ontbroken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] .
Conclusie
De rechtbank acht, gelet op al het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken blijkt dat verdachte de tas van aangeefster heeft weggenomen. De rechtbank heeft daarbij gelet op de aangifte en de verklaring van verdachte zelf dat hij een tas heeft meegenomen. Er is onvoldoende bewijs dat verdachte ook de fiets van aangeefster heeft weggenomen, zodat verdachte hiervan partieel zal worden vrijgesproken.
De rechtbank zal verdachte voorts partieel vrijspreken van het ten laste gelegde geweld en/of bedreiging met geweld. Dat verdachte geweld heeft gepleegd jegens aangeefster staat vast, maar van enige connectie tussen de geweldshandelingen van verdachte en de diefstal van de tas is niet gebleken. Met andere woorden, het is niet vast komen te staan dat verdachte het slachtoffer heeft gestoken om zodoende haar tas te kunnen pakken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat het geweld is gepleegd met het oogmerk de diefstal voor te bereiden, te vergemakkelijken of het bezit te verzekeren.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 meer subsidiair:
op 20 mei 2022 te [plaats 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, met een mes in de schouder en de arm van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
op 20 mei 2022 te [plaats 2] , een tas (met inhoud), die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , toebehoorde heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade;
Feit 2:
diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Uit de rapportage van het Pieter Baan Centrum (PBC), dat hierna zal worden besproken, blijkt immers niet dat de feiten in zijn geheel niet aan verdachte zouden kunnen worden toegerekend. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
  • een gevangenisstraf van 489 dagen, met aftrek van het voorarrest;
  • de (niet gemaximeerde) maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: tbs).
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het bewezen geachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraken en de rapportage van het PBC met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid, aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd die langer duurt dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Mocht de rechtbank tot oplegging van de tbs-maatregel komen, dan wordt verzocht van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in zijn geheel af te zien.
Met betrekking tot de tbs-maatregel is door de raadsman gesteld dat hiervan af dient te worden gezien indien de rechtbank slechts komt tot een bewezenverklaring van de eenvoudige mishandeling en tot een vrijspraak voor de diefstal. Voor zover de rechtbank tot een uitgebreidere bewezenverklaring komt, heeft de raadsman verzocht aan verdachte de tbs-maatregel met voorwaarden en niet met verpleging van overheidswege op te leggen, nu verdachte heeft aangegeven mee te willen werken aan behandeling.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade en een diefstal. Hij heeft op klaarlichte dag, uit het niets, een meisje van destijds zeventien jaar oud, dat hij in het geheel niet kende en dat zich toevallig op zijn pad bevond, viermaal in de schouder en bovenarm gestoken. Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. Dit is een zeer beangstigende gebeurtenis voor het slachtoffer geweest dat fysiek en psychisch leed heeft veroorzaakt. Haar leven kreeg door toedoen van verdachte een nare en verdrietige wending, zo volgt uit haar slachtofferverklaring en de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding. De gebeurtenis heeft een grote impact op het jonge leven van het slachtoffer gehad en heeft haar leven op veel vlakken een stuk moeilijker gemaakt. Dat verdachte zijn eigen moeilijkheden had en heeft, doet er niet aan af dat hij zich goed moet realiseren hoeveel verdriet hij heeft veroorzaakt.
Een feit als dit, gepleegd op de openbare weg op klaarlichte dag onder het oog van voorbijgangers, draagt bovendien bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De persoon van verdachte
De rechtbank kijkt desalniettemin ook naar de persoon van de verdachte. Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op:
  • een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 27 juni 2023;
  • een Pro Justitia Rapportage van het Pieter Baan Centrum van 7 juni 2023, opgemaakt door [C] en [D] , respectievelijk psychiater in opleiding en psychiater, en [E] GZ-psycholoog;
- een reclasseringsadvies van 21 juni 2023, opgemaakt door [F] .
Justitiële documentatie
Uit het uittreksel Justitiële documentatie blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. Aan verdachte zijn gevangenisstraffen en (deels) voorwaardelijke straffen opgelegd met bijzondere voorwaarden. Deze veroordelingen en het toezicht en de begeleiding van de reclassering hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Rapportage onderzoek Pieter Baan Centrum
Door [C] en [D] , respectievelijk psychiater in opleiding en psychiater, en [E] GZ-psycholoog, is op 7 juni 2023 een Pro Justitia rapport opgemaakt betreffende verdachte. De Pro Justitia rapportage van 7 juni 2023 van [C] , [D] en [E] (hierna ook wel: de deskundigen) houdt – zakelijk en kort weergegeven – de volgende conclusies en bevindingen in.
Verdachte lijdt aan de psychische stoornis schizofrenie. De schizofrenie kent bij verdachte een chronisch beloop. Van die psychische stoornis was sprake ten tijde van het tenlastegelegde en die psychische stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Het advies is om het tenlastegelegde verdachte tenminste in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusies van de deskundigen over en is van oordeel dat het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte is toe te rekenen. De rechtbank zal daar bij de strafoplegging rekening mee houden.
De deskundigen hebben voorts vastgesteld dat het functioneren van verdachte in belangrijke mate wordt bepaald door de ernstige psychische stoornis, waarbij er sprake is van gedragsmatige, affectieve en cognitieve instabiliteit. Het ontbreekt verdachte daarbij aan zelfinzicht, waardoor er problemen zijn op het gebied van behandeltrouw en responsiviteit op behandeling. De risicofactoren voor de toekomst, indien verdachte nu onbehandeld in de maatschappij zou terugkeren, laten volgens de deskundigen een zeer ongunstig beeld zien. Er is geen hulpverlening geregeld en de verwachting is gezien de zorgmijdende houding van verdachte dat hij niet vrijwillig hulp zal zoeken. De deskundigen stellen dat er nagenoeg geen beschermende factoren aanwezig zijn. Samenhangend met de schizofrenie zijn er aanhoudend problemen op het gebied van werk, huisvesting en steun. Verdachte heeft geen betekenisvolle intieme relaties, werk of andersoortige zingevende dagbesteding.
Volgens de deskundigen bestaat de belangrijkste recidiverisico-beperkende interventie uit maximale medicamenteuze behandeling. In het specifieke geval van verdachte is gebleken dat de psychotische symptomen zonder medicamenteuze behandeling snel - binnen een aantal dagen al - toenemen in ernst. De motivatie van verdachte om medicatie in te nemen is echter, vanwege het aan de stoornis gerelateerd ontbreken van ziektebesef en ziekte-inzicht, onvoorspelbaar en kan wegvallen bij beginnende ontregeling, hetgeen al bij kleine onverwachte gebeurtenissen kan voorkomen. Het risico op recidive van geweldsdelicten wordt daarom als hoog ingeschat. De kans op recidive loopt volgens de deskundigen parallel aan het psychotisch toestandsbeeld en de drang om hiernaar te handelen. Geweld kan zich zowel tegen bekenden als onbekenden richten en kan voor de omgeving ogenschijnlijk uit het niets komen.
In hun rapport geven de deskundigen aan dat tot tweemaal toe is geprobeerd verdachte te behandelen binnen het kader van een voorwaardelijk strafdeel, maar dat dit zonder resultaat is geweest. Verdachte gaf herhaaldelijk te kennen niet op vrijwillige basis mee te willen werken, niet aan een behandeling noch aan contact met de reclassering. De deskundigen overwogen een zorgmachtiging binnen de Wet verplichte GGz (hierna: WvGGz), maar achtten dit niet haalbaar, omdat zij inschatten dat er geen GGZ-instelling bereid zal zijn om verdachte op te nemen. Daarnaast schatten de deskundigen in dat de duur van een zorgmachtiging (in beginsel een half jaar) te kort zal zijn om substantiële en voldoende duurzame vooruitgang te boeken in de behandeling van verdachte. Bovendien is de insteek van de WvGGz primair gericht op een behandeling die zoveel mogelijk in samenspraak met de patiënt wordt ingericht, en is daardoor in het geval van verdachte de kans aanwezig dat de focus te weinig zal liggen op het voorkomen van recidive en daarmee samenhangend risico op geweld. De deskundigen overwogen voorts een behandeling binnen een kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Gelet op het feit dat verdachte eerder niet gemotiveerd was om mee te werken aan voorwaarden, achten de deskundigen dit niet haalbaar. De deskundigen komen daarom tot de conclusie dat enkel het kader van de tbs met verpleging van overheidswege passend is.
Reclasseringsadvies
Uit voormeld reclasseringsadvies volgt dat de reclassering een langdurige behandeling van verdachte in een gedwongen kader geïndiceerd acht, en dat de tbs-maatregel met dwangverpleging door de reclassering het voor verdachte meest geschikte behandelkader wordt bevonden. De reclassering heeft, gelet op het PBC-rapport, geconcludeerd dat verdachte onvoldoende in staat zal zijn om zich aan in het kader van een tbs met voorwaarden op te leggen voorwaarden te houden. De reclassering heeft dan ook negatief geadviseerd over oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden.
Op te leggen straf
Gelet op het feit dat de rechtbank oordeelt dat verdachte verminderd, en dus niet geheel, toerekeningsvatbaar moet worden geacht, acht zij in de eerste plaats een straf passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat gelet op wat hiervoor is overwogen over de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie, het nodig is een gevangenisstraf op te leggen. Met een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak zouden de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde miskend worden. Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de straffen die doorgaans voor een poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad en daarbij ook nog diefstal worden opgelegd. Dat het bewezenverklaarde aan verdachte in verminderede mate is toe te rekenen rekent de rechtbank in sterke mate mee. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend is.
Op te leggen tbs-maatregel
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of daarnaast ook een tbs-maatregel met dwangverpleging opgelegd moet worden. De verdachte, bij wie tijdens het begaan van het feit (i) een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, kan ter beschikking worden gesteld indien sprake is van (ii) een misdrijf genoemd in artikel 37a, eerste lid en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht en (iii) de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen dit eist.
I: Gebrekkige ontwikkeling of stoornis van de geestvermogens:
De rechtbank volgt voornoemde deskundigen in hun hierboven genoemde conclusie dat verdachte lijdt aan de psychische stoornis schizofrenie, en dat hij ten tijde van het bewezenverklaarde chronisch psychotisch was.
II: Een misdrijf genoemd in artikel 37a, eerste lid en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht:
De rechtbank stelt vast dat de door verdachte begane feiten misdrijven als bedoeld in artikel 37a, eerste lid aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht betreffen, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
III: De veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen:
Gelet op de aard en ernst van de feiten waaraan verdachte zich heeft schuldig gemaakt, bezien in het licht van de in voornoemd rapport beschreven psychische stoornis van verdachte en de overwegingen van de deskundigen over de risico’s op herhaling zonder behandeling, en bezien tegen de achtergrond van eerdere veroordelingen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de tbs-maatregel met dwangverpleging eist. De rechtbank overweegt dat minder vergaande modaliteiten onvoldoende toereikend zijn om het herhalingsgevaar van verdachte te beteugelen. Oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden, zoals door de raadsman is bepleit, is volgens de rechtbank dan ook niet passend. De rechtbank verwijst daarbij naar de inhoud van de hiervoor besproken adviezen van de deskundigen en de reclassering; zij komen allen tot de conclusie dat een tbs-maatregel met voorwaarden voor verdachte niet haalbaar is.
De rechtbank overweegt dat het, gezien de ziekelijke stoornis van de geestvermogens van verdachte, de noodzaak tot behandeling hiervan, de justitiële documentatie van verdachte en het door de deskundigen als hoog ingeschatte recidiverisico, onverantwoord is om verdachte onbehandeld te laten terugkeren in de maatschappij. De rechtbank is dan ook van oordeel dat oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk is, omdat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen dat eist.
Oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging is proportioneel, gelet op de ernst van de onderhavige misdrijven – met name feit 1 – en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. Behandeling is noodzakelijk alvorens verdachte (op enig moment) in de samenleving kan terugkeren en moet de samenleving de waarborg geven dat een zodanige terugkeer niet zal plaatsvinden zolang de psychische stoornis die mede aanleiding is geweest voor zijn handelen onvoldoende is behandeld.
De rechtbank overweegt voorts dat de tbs-maatregel met dwangverpleging onder meer zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf (feit 1) dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Bij een dergelijk misdrijf is er geen maximale duur van de tbs. Dat betekent dat de tbs pas zal eindigen als de rechter van oordeel is dat verdachte niet langer een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] , bijgestaan door haar advocaat mr. A.Y. Bleeker, heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.080,20. Dit bedrag bestaat uit € 1.080,20 materiële schade en € 6.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. De materiële schade bestaat uit de volgende schadeposten:
• eigen risico 2023: € 302,18;
• eigen risico 2024: € 385,00;
• kosten kleding: € 50,00;
• gederfde inkomsten: € 210,72;
• reiskosten: € 132,30.
De benadeelde partij heeft verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan. Ook heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schadepost eigen risico 2024 niet voor toewijzing is aanmerking komt, omdat sprake is van (nog) niet geleden schade. Het is onduidelijk of het eigen risico geheel of gedeeltelijk aangesproken zal (moeten) worden. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman het standpunt ingenomen dat deze aanzienlijk dient te worden beperkt, omdat de aangehaalde uitspraken niet vergelijkbaar zijn.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 1 meer subsidiair bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde materiële schadeposten zullen hierna afzonderlijk worden beoordeeld.
Eigen risico 2023, kleding en gederfde inkomsten
De rechtbank zal de gevorderde bedragen toewijzen voor de schadeposten eigen risico 2023, kosten kleding en gederfde inkomsten. Voor al deze schadeposten geldt dat de gevorderde schade door de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en voorzien is van bewijsstukken.
Reiskosten
Met betrekking tot de reiskosten overweegt de rechtbank dat het gaat om verplaatste schade. De benadeelde partij was ten tijde van het feit slechts zeventien jaar oud, en schoolgaand. Uit de motivering en onderbouwing van de vordering, en hetgeen de advocaat van de benadeelde partij ter zitting heeft opgemerkt, maakt de rechtbank op dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde angstig en bang was geworden om zelfstandig naar haar school, werk en afspraken met de psycholoog te gaan. Daar droeg aan bij dat de plaats waar het incident zich heeft afgespeeld centraal in [plaats 2] ligt, en zij steeds daarlangs zou moeten fietsen om op voornoemde plekken te komen. De moeder van de benadeelde partij heeft haar daarom een periode naar school, werk en afspraken met de psycholoog gebracht. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, en in ogenschouw genomen dat de benadeelde partij op klaarlichte dag uit het niets door een voor haar onbekende persoon met een mes is aangevallen, is de rechtbank van oordeel dat het begrijpelijk is geweest dat de benadeelde partij vanwege angstgevoelens een periode onder begeleiding – door haar moeder – naar school, werk en afspraken met de psycholoog is gegaan, en dat er als gevolg van die begeleiding reiskosten zijn gemaakt, die – het bewezenverklaarde weggedacht – niet zouden zijn gemaakt. Deze omstandigheden maken dat de rechtbank van oordeel is dat ook deze materiële schadepost voor toewijzing in aanmerking komt.
Eigen risico 2024
Voor de schadepost eigen risico 2024 geldt dat er sprake is van toekomstige schade. De rechtbank is van oordeel dat het op dit moment, gelet op de motivering en onderbouwing van de vordering, onduidelijk is of de kosten voor het eigen risico 2024 daadwerkelijk zullen worden gemaakt als gevolg van het onder feit 1 meer subsidiair bewezenverklaarde. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Reiskosten ten behoeve van bezoeken aan advocaat
Door de benadeelde partij wordt ook een bedrag van € 17,16 gevorderd aan proceskosten, bestaande uit reiskosten die – zo begrijpt de rechtbank – de benadeelde partij heeft gemaakt ten behoeve van afspraken met de advocaat. De rechtbank overweegt dat deze schadepost niet valt onder proceskosten, maar onder materiële schade. Om die reden zal de rechtbank op dit onderdeel van de vordering dan ook een beslissing nemen bij het vaststellen van de materiële schade en niet bij de proceskostenveroordeling. De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost voor toewijzing in aanmerking komt.
De rechtbank waardeert de totale materiële schade op € 712,36.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en als het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. De benadeelde partij heeft te maken gekregen met een ernstig geweldsdelict. Zij heeft daar lichamelijk letsel aan overgehouden, in de vorm van steekverwondingen. Uit de onderbouwing van de vordering is duidelijk geworden dat het geweldsincident naast lichamelijk letsel ook psychisch leed met zich heeft gebracht. Om met de psychische gevolgen om te gaan staat de benadeelde partij onder behandeling van een psycholoog.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending door verdachte, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, meebrengen dat sprake is van lichamelijk letsel en van aantasting in persoon op andere wijze. Op grond van voornoemd artikel 6:106 lid 1, onder b, BW zijn dit gevallen waarin de benadeelde recht heeft op een immateriële schadevergoeding. Gelet op de motivering en onderbouwing van de immateriële schadepost en wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, is de rechtbank van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 6.000,- billijk is. De betwisting van de immateriële schadepost door de raadsman is, gezien de onderbouwing ervan, overigens onvoldoende gemotiveerd.
Totale schade
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 6.712,36 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 mei 2022 tot aan de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 6.712,36, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 mei 2022 tot de dag van volledige betaling. Als verdachte niet betaalt, zal deze verplichting worden aangevuld met 68 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16/296553-21 af te wijzen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16/296553-21 afwijzen. Reden daarvoor is dat de rechtbank in de onderhavige zaak aan verdachte de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege en een gevangenisstraf zal opleggen, waardoor het toewijzen van de vordering, die ziet op een taakstraf van dertig uren, niet meer opportuun is.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 303 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 6.712,36;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 6.712,36 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 68 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/296553-21
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, voorzitter, mrs. A.M. Loots en J.W.B. Snijders Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.E. Heins, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 september 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat hij:
Feit 1
op of omstreeks 20 mei 2022 te Hilversum, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de schouder en/of de arm, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 20 mei 2022 te Hilversum, althans in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer steekwond(en) en/of snijwond(en) en/of prikwond(en), heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de schouder en/of de arm, althans het lichaam, te steken/snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 20 mei 2022 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de schouder en/of de arm, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 20 mei 2022 te Hilversum, althans in Nederland, met voorbedachten rade
[slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de schouder en/of de arm, althans het lichaam, te steken/snijden, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer steekwond(en) en/of snijwond(en) en/of prikwond(en) ten gevolge heeft gehad;
Feit 2
op of omstreeks 20 mei 2022 te Hilversum, althans in Nederland, een fiets en/of een tas (met inhoud), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of
- met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de schouder en/of de arm,
althans het lichaam, te steken/snijden en/of
- op/tegen het lichaam, te trappen/schoppen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 juni 2022, met documentcode MD1R022030, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 83. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 34 en 35.
3.Pagina 1.
4.Pagina 42.
5.Het NFI-rapport van het Forensisch geneeskundige onderzoek van 11 januari 2023, opgesteld door [B] , forensisch arts, pagina 6.
6.Het NFI-rapport van het Forensisch geneeskundige onderzoek van 11 januari 2023, opgesteld door [B] , forensisch arts, pagina 7.
7.Pagina 58 tot en met 60.
8.Het NFI-rapport van het Forensisch geneeskundige onderzoek van 11 januari 2023, opgesteld door [B] , forensisch arts, pagina 7.
9.Pagina 23 en 24 (foto’s lemmet en heft van het mes).