ECLI:NL:RBMNE:2023:494

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
536211
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over schadevergoeding en aansprakelijkheid in een civiele procedure met betrekking tot ondeugdelijk gemonteerde afzuigkap

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is op 1 februari 2023 een eindvonnis uitgesproken in een geschil tussen eiser en gedaagde over de schadevergoeding voor een ondeugdelijk gemonteerde afzuigkap. Eiser, vertegenwoordigd door mr. H.J. van Amerongen, vorderde aanvankelijk een schadevergoeding van € 1.000,00, maar wijzigde zijn eis later naar een totaalbedrag van € 6.546,10 voor herstelkosten. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. E.T. van den Hout, betwistte de aansprakelijkheid en de hoogte van de gevorderde schadevergoeding.

De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd dat de afzuigkap door gedaagde ondeugdelijk was gemonteerd. De rechtbank wees de vordering tot schadevergoeding af, maar kende eiser wel een schadevergoeding van € 10.962,00 exclusief btw toe voor de kosten van herstel, evenals de kosten van het deskundigenrapport van € 1.645,00 en buitengerechtelijke incassokosten van € 1.098,24. De proceskosten werden aan gedaagde opgelegd, die grotendeels ongelijk kreeg in de procedure.

In reconventie werd eiser veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 6.000,00 aan gedaagde, waarbij deze betaling plaatsvond door verrekening met de schadevergoeding die aan eiser was toegewezen. De rechtbank compenseerde de proceskosten in reconventie, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/536211 / HL ZA 22-76
Vonnis van 1 februari 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. H.J. van Amerongen te 's-Hertogenbosch,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [bedrijfsnaam],
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. E.T. van den Hout te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 november 2022 (hierna: het tussenvonnis),
  • de akte van [gedaagde] in reactie op de eiswijziging van [eiser] zoals ingediend voor de rol van 25 augustus 2022,
  • de akte tot bewijs tevens inhoudende wijziging van eis van [eiser] ,
  • de antwoordakte van [gedaagde] inclusief reactie op de eiswijziging van [eiser] .
1.2.
Met zijn gewijzigde eis vordert [eiser] aanvullend - naast het bij dagvaarding gevorderde bedrag van € 1.000,00 - de betaling van een bedrag van € 5.546,10 voor het herstel van de afzuigkap.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie
2.1.
Bij tussenvonnis heeft de rechtbank [eiser] opgedragen te bewijzen dat (i) de afzuigkap door [gedaagde] ondeugdelijk is gemonteerd en (ii) dat de redelijke kosten voor herstel van het gebrek € 1.000,00 inclusief btw bedragen.
2.2.
[eiser] heeft [bedrijf 1] en [bedrijf 2] gevraagd de situatie te bekijken en een offerte uit te brengen. Uit de offerte van [bedrijf 1] blijkt dat de afzuigkap niet goed is gemonteerd. Daarnaast heeft [eiser] [bedrijf 3] - de leverancier van de afzuigkap - gevraagd: ‘
volgens een klusbedrijf (…) laat de luchtafzuiging een vette aanslag achterin de koof achter omdat de terugslagklep niet goed gemonteerd zou zijn en de afgezogen lucht door de koof circuleert en bij de plafondverlichting eruit komt. Betekent dit naar uw oordeel dat de afzuigkap niet op een correcte wijze is gemonteerd c.q. aangesloten door de aannemer?’
Daarop reageert [bedrijf 3] : ‘
wanneer lucht teruggeblazen wordt via de spotjes in de koof heeft dit inderdaad te maken met de montage van de afzuigunit. (…). Of dit komt door de terugslagklep durf ik niet te zeggen, maar de kans is inderdaad aanwezig.’
2.3.
[eiser] heeft niet toegelicht hoe de stukken zijn stelling onderbouwen dat
[gedaagde]het gebrek aan de afzuigkap heeft veroorzaakt. Uit de door [eiser] ingebrachte bewijzen kan niet worden afgeleid dat [gedaagde] - en niet een derde - de afzuigkap ondeugdelijk heeft gemonteerd. [eiser] heeft de gemotiveerde stelling van [gedaagde] , dat de afzuigkap er na plaatsing door [eiser] af is gehaald voor het uitvoeren van nadere werkzaamheden en dat derden de afzuigkap terug hebben geplaatst (zoals weergegeven in punt 4.29 van het tussenvonnis), daarmee onvoldoende betwist.
2.4.
De door [eiser] gevorderde schadevergoeding van in totaal € 6.546,10 inclusief btw voor het herstel van de afzuigkap zal gelet op het voorgaande worden afgewezen.
2.5.
Dat betekent dat de schade onder de huidige stand van zaken wordt begroot op
€ 10.962,00 exclusief btw (punt 4.41 van het tussenvonnis).
2.6.
[eiser] heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling zijn eis gewijzigd en - kort gezegd - naast betaling van vervangende schadevergoeding verwijzing naar de schadestaatprocedure gevorderd. Hij stelt dat [bedrijf 4] in haar raming van de kosten geen rekening heeft gehouden met de gestegen loon- en materiaalkosten in de bouwsector, zodat daarmee in de schadestaatprocedure alsnog rekening moet worden gehouden.
2.7.
Het uitgangspunt is dat de rechter die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt, direct de schade begroot (artikel 612 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). De rechter verwijst naar de schadestaatprocedure als begroting van de schade in het vonnis niet mogelijk is, terwijl de mogelijkheid dat schade is geleden aannemelijk is. Het is aan [eiser] om feiten de stellen op grond waarvan de mogelijkheid tot schade aannemelijk is. In dit geval heeft [eiser] gesteld dat de loon- en materiaalkosten in de bouwsector zijn gestegen. [eiser] heeft die stelling in dit specifieke geval niet met feiten onderbouwd, bijvoorbeeld door een verklaring van [bedrijf 4] over te leggen waaruit blijkt dat de raming uit het rapport door prijsstijgingen niet meer actueel is of door een offerte over te leggen van een bedrijf waaruit blijkt dat de kosten door prijsstijgingen hoger zijn dan begroot door [bedrijf 4] . Dat de schade hoger is dan in het tussenvonnis is begroot, is daarmee niet voldoende concreet gemaakt. De procedure zal daarom niet naar de schadestaatprocedure worden verwezen. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande ook geen aanleiding om de in het tussenvonnis begrote schade van € 10.962,00 exclusief btw hoger vast te stellen.
2.8.
De opmerking van [bedrijf 4] in het rapport dat de genoemde kosten slechts een raming zijn, maakt het voorgaande oordeel niet anders. [bedrijf 4] heeft in het rapport toegelicht dat het gaat om een raming omdat de daadwerkelijke kosten afhankelijk zijn van de deskundigheid van de aannemer, de garanties die de aannemer geeft en de bereidheid van de aannemer om de wijze van herstel zoals genoemd in het rapport uit te voeren. Het is echter inherent aan het vaststellen van een schadevergoeding door een deskundige dat dit een momentopname betreft, waarbij de uiteindelijke prijs kan afwijken vanwege de mogelijkheden die een aannemer biedt. Het is de keuze van [eiser] geweest schadevergoeding (in plaats van nakoming) te vorderen en de schade te laten vaststellen met het rapport, zodat eventuele afwijkingen van de prijs bij een specifieke aannemer voor zijn rekening en risico komen.
2.9.
[eiser] heeft ten slotte in zijn eiswijziging een verklaring voor recht gevorderd dat [gedaagde] aansprakelijk is jegens [eiser] voor vergoeding van alle vermogensschade. Deze vordering zal worden afgewezen omdat het belang van [eiser] bij deze verklaring voor recht, naast de gevorderde betaling van schadevergoeding, ontbreekt.
Kosten deskundigenonderzoek
2.10.
Op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b van het Burgerlijk Wetboek komen redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid voor vergoeding in aanmerking. [eiser] heeft kosten gemaakt om de gebreken en herstelkosten vast te stellen, doordat hij [bedrijf 4] heeft ingeschakeld. De toe te wijzen schadevergoeding is gebaseerd op het deskundigenrapport van [bedrijf 4] . [gedaagde] moet daarom het bedrag van € 1.645,00 dat [eiser] heeft betaald voor het deskundigenrapport aan [eiser] vergoeden.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.11.
[eiser] heeft gesteld dat zijn advocaat buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht en een vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.105,00 gevorderd. In het tussenvonnis is geoordeeld dat [gedaagde] in verzuim is in de nakoming van zijn verplichtingen. Het verzuim is ingetreden en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. De buitengerechtelijke incassokosten worden berekend aan de hand van het toe te wijzen bedrag inclusief btw, zodat de buitengerechtelijke kosten op grond van het Besluit op
€ 1.098,24 worden begroot.
Proceskosten
2.12.
[gedaagde] krijgt grotendeels ongelijk en moet daarom de proceskosten van [eiser] vergoeden. Die kosten worden in conventie begroot op € 133,57 voor de kosten van de dagvaarding, € 1.301,00 voor het griffierecht en € 1.407,50 voor het salaris advocaat (2,5 punten van Liquidatietarief II, gebaseerd op het toe te wijzen bedrag). De proceskosten zijn in totaal € 2.842,07. De nakosten worden toegewezen op de hierna in de beslissing vermelde wijze. Ten slotte moet [gedaagde] wettelijke rente over de proces- en nakosten betalen als hij deze niet binnen veertien dagen na het vonnis aan [eiser] heeft betaald.
in reconventie
2.13.
In het tussenvonnis is inhoudelijk een beslissing genomen over de vorderingen in reconventie (punt 4.44 en verder van het tussenvonnis).
Proceskosten
2.14.
De rechtbank zal de proceskosten in reconventie compenseren. [gedaagde] krijgt weliswaar gelijk, in die zin dat [eiser] de factuur moet betalen, maar die verplichting bestaat pas - anders dan [gedaagde] betoogt - als er een oplossing is gerealiseerd voor de gebreken. In dit geval is die oplossing de betaling van een vervangende schadevergoeding. De rechtbank ziet hierin aanleiding te bepalen dat beide partijen hun eigen proceskosten in reconventie dragen.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding van
€ 10.962,00 exclusief btw, waarbij [gedaagde] de nog openstaande factuur van € 6.000,00 zoals hierna onder punt 3.6 genoemd met dit bedrag mag verrekenen,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van de deskundigenkosten van € 1.645,00,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.098,24,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 2.842,07, te vermeerderen met de wettelijke rente als [gedaagde] de proceskosten niet binnen veertien dagen na het vonnis heeft betaald,
3.5.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 voor het salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en te vermeerderen met de wettelijke rente als [gedaagde] de nakosten niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft betaald,
in reconventie
3.6.
veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 6.000,00, waarbij betaling plaatsvindt door verrekening met de hiervoor in punt 3.1 toegewezen schadevergoeding,
3.7.
compenseert de proceskosten, in die zin dat beide partijen hun eigen kosten dragen,
in conventie en in reconventie
3.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2023.