ECLI:NL:RBMNE:2023:492

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2917
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opheffing van last onder dwangsom wegens zicht op legalisatie

Op 9 februari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eisers, wonende aan de [adres 1] in [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten. De zaak betreft een beroep tegen de opheffing van een last onder dwangsom die eerder was opgelegd aan derde-partijen die op een naastgelegen perceel wonen. Eisers dienden op 4 november 2019 een handhavingsverzoek in vanwege overtredingen op het perceel van de derde-partijen. Het college had op 5 augustus 2020 een last onder dwangsom opgelegd, maar heeft deze op 11 december 2020 opgeheven, wat door eisers werd bestreden.

De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had geconcludeerd dat er concreet zicht op legalisatie bestond. Eisers voerden aan dat er overtredingen waren die niet in de ontwerp-omgevingsvergunning waren meegenomen, maar de rechtbank stelde vast dat alleen de overtredingen die ten grondslag lagen aan het dwangsombesluit relevant waren voor de beoordeling. De rechtbank benadrukte dat voor de aanname van concreet zicht op legalisatie vereist is dat een ontwerp omgevingsvergunning ter inzage is gelegd en dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat deze geen rechtskracht zal verkrijgen.

De rechtbank concludeerde dat het college de opheffing van de last onder dwangsom terecht in stand had gelaten en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 9 februari 2023, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2917

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr.drs. A.W. van Ojen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten, (het college) verweerder
(gemachtigde: mr. A.R.E. Maris).
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
[derde-partij 1] en [derde-partij 2], te [woonplaats] , gemachtigde: mr. Y. Demirci.

Procesverloop

1. Eisers wonen aan de [adres 1] in [woonplaats] . Zij hebben op 4 november 2019 een
handhavingsverzoek ingediend in verband met een aantal overtredingen op het naastgelegen perceel [adres 2] , waar derde-partijen wonen.
2. Met het besluit van 5 augustus 2020 heeft het college aan de derden-partijen gelast om
de vergroting van de omvang en inhoud van de kelder onder het woonhuis op hun perceel terug te brengen naar de toestand zoals die met de omgevingsvergunning van 18 september 2013 is vergund. Tevens heeft het college gelast het gebruik van de kelder voor bewoning en/of de dubbele bewoning van het woonhuis te beëindigen. De derde-partijen moeten de overtredingen, op straffe van verbeurte van een dwangsom, beëindigen binnen zes maanden na de verzenddatum van het besluit.
3. Met het besluit van 11 december 2020 (het primaire besluit) heeft het college de last
onder dwangsom van 5 augustus 2020 opgeheven.
4. Eisers zijn het daar niet mee eens en hebben bezwaar gemaakt. Bij besluit van
31 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
5. Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft een
verweerschrift ingediend.
6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2022. [eiser 1]
is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. M.S. Hoppener. De derde-partijen zijn verschenen, bijgestaan door de gemachtigde.

Het geschil

7. In deze zaak gaat het om de vraag of het college de aan de derde-partijen opgelegde last
onder dwangsom terecht heeft opgeheven. Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat er concreet zich op legalisatie bestaat. Eisers zijn het daarmee niet eens.
De rechtbank zal het beroep beoordelen aan de hand van de door eisers aangevoerde gronden.

De beoordeling van de rechtbank

8. Eisers voeren aan dat een aantal overtredingen op het perceel van derde-partijen, te weten
het gestorte puin, een opgeworpen grondwal en een overkapping niet in de ontwerp-omgevingsvergunning zijn meegenomen. Dat betekent dat er geen sprake is van concreet zicht op legalisatie van deze overtredingen.
9. De rechtbank is het met het college eens dat voor de vraag of zicht bestaat op legalisatie
alleen de overtredingen van belang zijn die ten grondslag lagen aan het dwangsombesluit. De last onder dwangsom zag op de vergroting van de kelder, het gebruik van de kelder ten behoeve van wonen en de dubbele bewoning van het woonhuis. Het besluit van 11 december 2020 waarbij het dwangsombesluit is opgeheven heeft daarom ook uitsluitend op deze overtredingen betrekking. De andere door eiser gestelde overtredingen – daargelaten wat daar van zij- zijn daarom niet relevant voor de beoordeling of het dwangsombesluit terecht is opgeheven.
10. Op grond van vaste rechtspraak [1] is, om concreet zicht op legalisatie aan te nemen, ten
minste vereist dat een ontwerp omgevingsvergunning ter inzage is gelegd waarbinnen het gebruik waarop het handhavingsverzoek ziet, past. In dat geval bestaat echter evenmin concreet zicht op legalisering, indien op voorhand duidelijk is dat die omgevingsvergunning geen rechtskracht zal verkrijgen. Een mogelijke vernietiging van het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning is onvoldoende om dat aan te nemen. Er bestaat derhalve enige ruimte voor een beoordeling van die omgevingsvergunning, maar uitsluitend in die zin dat op voorhand duidelijk is dat die geen rechtskracht zal verkrijgen.
11. Eisers hebben op de zitting aangevoerd dat de ontwerp-omgevingsvergunning geen
rechtskracht zal verkrijgen. Eisers wijzen in dit verband op twee uitspraken van de Afdeling [2] waaruit volgens hen volgt dat het spuitzoneringsonderzoek dat blijkens de ruimtelijke onderbouwing (mede) ten grondslag ligt aan de ontwerp-omgevingsvergunning niet bruikbaar is voor de beoordeling van de spuitzoneproblematiek in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
12. Een onderbouwing waarom evident is dat het verrichte spuitzone-onderzoek in dit
geval niet aan de ontwerp-omgevingsvergunning ten grondslag gelegd had mogen worden en de omgevingsvergunning om die reden geen rechtskracht zal krijgen hebben eisers met de aangehaalde rechtspraak niet gegeven.
13. De omstandigheid dat de derde-partijen aan het college hebben verzocht de besluitvorming
over de vergunningverlening aan te houden om de gevolgen van de hiervoor aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2022 te kunnen bestuderen leidt niet tot een ander oordeel.

Conclusie

14. Gelet op het voorgaande heeft het college de opheffing van de last onder dwangsom terecht in stand gelaten. Het beroep is ongegrond. Er bestraat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2023.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te tekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 9 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2908.
2.Uitspraken van 7 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:4 en 19 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3023.