ECLI:NL:RBMNE:2023:4907

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
16.088667.21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens vrijspraak in onderliggende strafzaak

Op 20 september 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 16.088667.21. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. Dit besluit volgde op een eerdere vrijspraak van de betrokkene in de onderliggende strafzaak, waardoor niet kon worden vastgesteld dat hij wederrechtelijk voordeel had verkregen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. D.P.L. ter Laak, en de standpunten van de betrokkene en zijn raadsman, mr. S.J. Nijhof. Tijdens de terechtzitting op 6 september 2023 hebben beide partijen verzocht om afwijzing van de ontnemingsvordering.

De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 317.950,70, zou vaststellen en de betrokkene zou verplichten tot betaling aan de staat. Echter, gezien de vrijspraak in de onderliggende strafzaak, kon de rechtbank niet concluderen dat er sprake was van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit leidde tot de beslissing om de vordering van de officier van justitie af te wijzen. Het vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. M.C. Danel, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.088667.21 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 september 2023 op de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen
[betrokkene],
geboren op [1990] te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres: [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.P.L. ter Laak en van hetgeen betrokkene en zijn raadsman mr. S.J. Nijhof, advocaat te Apeldoorn, naar voren hebben gebracht.

2.VORDERING

De vordering is als bijlage aan dit vonnis gehecht en strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan betrokkene opleggen van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geschatte voordeel tot een bedrag van € 317.950,70.
Ter terechtzitting van 6 september 2023 hebben zowel de officier van justitie als de raadsman verzocht tot afwijzing van de ontnemingsvordering.

3.OORDEEL VAN DE RECHTBANK

De rechtbank heeft betrokkene in de onderliggende strafzaak met parketnummer 16.088667.21 bij vonnis van 20 september 2023 vrijgesproken van het (onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde) feit op basis waarvan het wederrechtelijk verkregen voordeel is berekend. Gelet op deze vrijspraak kan niet worden vastgesteld dat betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, zodat de rechtbank de vordering van de officier van justitie moet afwijzen.

4.BESLISSING

De rechtbank:
-
wijstde vordering van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel,
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en I. Helmich, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Valk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 september 2023.
Bijlage: de vordering
De officier van justitie vordert:
dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, lid 5, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door mij thans voorlopig wordt geschat op € 317.950,70.