ECLI:NL:RBMNE:2023:4906

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
16.088686.21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak

Op 20 september 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 16.088686.21. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. Dit besluit volgde op een eerdere vrijspraak van de betrokkene in de onderliggende strafzaak, waardoor niet kon worden vastgesteld dat hij wederrechtelijk voordeel had verkregen. De officier van justitie had gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 317.950,70, aan de staat moest worden betaald. Tijdens de zitting op 6 september 2023 heeft de officier van justitie zijn vordering toegelicht en een compensatie van € 10.000,00 voorgesteld vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De raadsvrouw van de betrokkene heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de vordering, maar had in de strafzaak vrijspraak bepleit. De rechtbank oordeelde dat, gezien de vrijspraak, de vordering van de officier van justitie niet kon worden toegewezen. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.088686.21 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 september 2023 op de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen
[betrokkene],
geboren op [1978] te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres: [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak ex artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.P.L. ter Laak en van hetgeen de raadsvrouw van betrokkene mr. H. de Kroon, advocaat te Hilversum, namens betrokkene naar voren heeft gebracht.

2.VORDERING

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vordering is als bijlage aan dit vonnis gehecht en strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan betrokkene opleggen van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geschatte voordeel tot een bedrag van € 317.950,70.
Ter terechtzitting van 6 september 2023 heeft de officier van justitie gepersisteerd bij zijn vordering. Vanwege de forse overschrijding van de redelijke termijn van berechting acht hij een compensatie van € 10.000,00 op zijn plaats, zodat – naar de rechtbank begrijpt –gevorderd is dat betrokkene wordt verplicht tot betaling van een bedrag van € 307.950,70. Voor het geval volledig verhaal niet mogelijk blijkt, is de rechtbank verzocht om bij toewijzing van de vordering de duur van de toepassing van gijzeling te bepalen. Tot slot heeft de officier van justitie de rechtbank in overweging gegeven een hoofdelijke betalingsverplichting aan betrokkene op te leggen.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw, die in de strafzaak vrijspraak heeft bepleit, heeft met betrekking tot de vordering geen standpunt ingenomen.
2.3
Het standpunt van de verdediging
De rechtbank heeft betrokkene in de onderliggende strafzaak met parketnummer 16.088686.21 bij vonnis van 20 september 2023 vrijgesproken van het (onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde) feit op basis waarvan het wederrechtelijk verkregen voordeel is berekend. Gelet op deze vrijspraak kan niet worden vastgesteld dat betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, zodat de rechtbank de vordering van de officier van justitie moet afwijzen.

3.BESLISSING

De rechtbank:
-
wijstde vordering van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel,
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en I. Helmich, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Valk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 september 2023.
Bijlage: de vordering
De officier van justitie vordert:
dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, lid 5, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door mij thans voorlopig wordt geschat op € 317.950,70.