Beoordeling door de rechtbank
2. Eiser krijgt gelijk. Zijn beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt. Dit betekent dat het bestreden besluit in strijd met het vertrouwensbeginsel is genomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Omdat het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt, hoeft de rechtbank niet meer in te gaan op de beroepsgronden over het stedenbouwkundig advies en het gelijkheidsbeginsel. Deze beroepsgronden laat de rechtbank onbesproken.
3. Om te beoordelen of eisers beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt, moet de rechtbank drie stappen doorlopen. Dat volgt uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
Is sprake van een toezegging?
Kan de toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan worden toegerekend?
Als de eerste twee stappen bevestigend worden beantwoord dan betekent dit dat er gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt. Bij de derde stap moet vervolgens onderzocht worden of er zwaarwegende belangen zijn die zich verzetten tegen honorering van het opgewekte vertrouwen.
4. De rechtbank zal hierna beoordelen of in dit geval aan de voorwaarden voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel wordt voldaan.
Stap 1 en stap 2: er is sprake van een toezegging die aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend
5. Er is sprake van een toezegging als aannemelijk wordt gemaakt dat er een uitlating of gedraging van een ambtenaar is geweest die redelijkerwijs de indruk wekt van een welbewuste standpuntbepaling van het bestuur over de manier waarop in zijn geval een bevoegdheid wel of niet zal worden uitgeoefend.
6. Dat is hier het geval. In de e-mail van de vergunningverlener aan eiser van 14 april 2021 staat dat vanuit welstand is geadviseerd op het verzoek van eiser en dat het advies akkoord is onder bepaalde voorwaarden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vergunningverlener met deze mededeling redelijkerwijs de indruk gewekt dat als eiser een aanvraag voor een omgevingsvergunning zou indienen die aan die voorwaarden voldoet, dat de omgevingsvergunning dan zou worden verleend.
7. Volgens het college had eiser moeten begrijpen dat de e-mail van 14 april 2021 alleen maar over welstand ging en dat er dus geen toezegging is gedaan dat het plan ook vanuit de stedenbouwkundige afdeling akkoord was, maar daar is de rechtbank het niet mee eens.
8. In de e-mail van 14 april 2021 is immers geen voorbehoud gemaakt. Bovendien kan van eiser, die niet dagelijks te maken heeft met omgevingsrechtelijke procedures, niet worden verwacht dat hij het verschil kent tussen een advies van de welstandscommissie en een advies van de stedenbouwkundige afdeling. Eiser mocht er redelijkerwijs van uitgaan dat de welstandscommissie ook had geadviseerd over het effect van de dakopbouw op het beschermde stadsgezicht, en dat de welstandscommissie op dit punt akkoord was. Het had voor eiser niet zonder meer duidelijk hoeven zijn dat de stedenbouwkundige afdeling ook nog positief moest adviseren.
9. Het college heeft er verder op gewezen dat eiser werd bijgestaan door een bouwkundig adviseur die dat wel had moeten weten, maar dat maakt het niet anders. Het gaat er namelijk om of
eisergerechtvaardigd heeft vertrouwd. Daar komt nog bij dat de medewerker vergunningverlener omgevingsvergunningen in een e-mail van 28 juli 2021 heeft geschreven dat per ongeluk is verzuimd het bouwplan ook te toetsen aan artikel 26 (Waarde-Beschermd Stadsgezicht) van de planregels. De vergunningverlener was dus kennelijk zelf ook in de veronderstelling dat een positief welstandsadvies voldoende was om de omgevingsvergunning te kunnen verlenen. Het kan dan al helemaal niet van eiser worden verwacht dat hij wist dat dit niet zo was.
10. De toezegging kan worden toegerekend aan het college. Onder de e-mail van
14 april 2021 staat de naam van de medewerker, met daaronder ‘Vergunningverlener Omgevingsvergunningen’. Eiser heeft de toezegging van deze medewerker redelijkerwijs mogen opvatten als een toezegging die namens het college is gedaan.
11. Er is dus sprake van gerechtvaardigd gewekt vertrouwen dat de omgevingsvergunning zou worden verleend als eiser de aanvraag zou aanpassen conform de voorwaarden uit de
e-mail van 14 april 2021. Niet ter discussie staat dat de aanvraag die eiser heeft ingediend voldoet aan die voorwaarden.
Stap 3: de belangen van eiser wegen zwaarder
12. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of er belangen zijn die zwaarder wegen dan het belang van eiser. Het belang van eiser, bij wie het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de omgevingsvergunning zou worden verleend, weegt zwaar. Zwaarder wegende belangen kunnen zijn gelegen in strijd met de wet, het algemeen belang en meer specifiek, de belangen van derden.
13. De rechtbank is van oordeel dat de belangen van eiser zwaarder wegen dan het algemeen belang en de belangen van derden waar het college op wijst. De rechtbank legt dit uit.
14. Het college heeft toegelicht dat voor hem het algemeen belang van behoud van het straatbeeld het zwaarst weegt. Volgens het college wordt met de beoogde opbouw afbreuk gedaan aan het stedenbouwkundig beeld van de straat. Ook worden volgens het college belangen van derden geschaad, op het gebied van bezonning en privacy.
15. De rechtbank vindt het straatbeeld geen zwaarder wegend algemeen belang dan het belang van eiser.
16. Daarbij is het volgende van belang. De gemeenteraad heeft ervoor gekozen om het mogelijk te maken om van de regels in het bestemmingsplan over bouwen in een beschermd stadsgezicht af te wijken als geen afbreuk wordt gedaan aan het straatbeeld. Het criterium dat geen afbreuk wordt gedaan aan het straatbeeld moet worden ingevuld aan de hand van, en wordt begrensd door de goede ruimtelijke ordening. Dit straatbeeldcriterium is dus een open norm. Dat maakt dat de rechtbank in een belangenafweging minder gewicht aan een schending van die norm toekent dan aan de schending van een hardere norm, zoals de beginselplicht tot handhaving. Verder geldt dat uit de systematiek van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) volgt dat het aanwijzen van een gebied als beschermd stadsgezicht vooral bedoeld is om dat gebied te beschermen tegen sloop. De Wabo kent namelijk alleen een sloopvergunningplicht in een beschermd stadsgezichten biedt geen extra bescherming tegen bouwwerkzaamheden in zo’n gebied. Ook dit is een reden waarom de omstandigheid dat afbreuk zou worden gedaan aan het straatbeeld als het gerechtvaardigd gewekte vertrouwen wordt gehonoreerd en de omgevingsvergunning wordt verleend, minder gewicht in de schaal legt.
17. Daar komt nog bij dat als er in dit geval afbreuk zou worden gedaan aan het straatbeeld, dit maar een beperkte afbreuk is. In de straat zijn namelijk verschillende huizen met verschillende goothoogtes en geveloptrekkingen. Daarnaast bevindt zich in de straat ook een huis met een dakopbouw. Het straatbeeld is dus al niet meer volledig intact. Alles tegen elkaar afgewogen, weegt het belang van eiser, die gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de uitlatingen van de vergunningverlener, zwaarder dan het belang dat geen (verdere) afbreuk wordt gedaan aan het straatbeeld.
18. De belangen van derden wegen in dit geval ook niet zwaarder. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat derden door de dakopbouw veel last zullen hebben van een verlies aan zonuren. Eiser heeft zelf een bezonningsstudie laten uitvoeren. Daaruit volgt dat ondanks de afname van zonuren door de beoogde dakopbouw nog steeds wordt voldaan aan de normen die TNO hanteert. Het college heeft de conclusie van de bezonningsstudie van eiser niet betwist, maar heeft op de zitting verklaard dat elk verlies van zonuren voor omwonenden onevenredig is. Daar is de rechtbank het niet mee eens. Uit de bezonningsstudie die eiser heeft overgelegd volgt dat er weliswaar verlies van zonuren is voor omwonenden, maar dat dit op een aanvaardbaar niveau blijft na de bouw van de dakopbouw. Het belang dat omwonenden niet geconfronteerd worden met een beperkt verlies aan zonuren weegt minder zwaar dan eisers belang dat de gerechtvaardigde verwachtingen die het college bij hem heeft gewekt worden nagekomen.
19. De rechtbank kan verder niet vaststellen dat de privacy van derden wordt geschonden als de omgevingsvergunning voor het realiseren van de dakopbouw wordt verleend. Het
college heeft dit niet onderbouwd en ook toen de rechtbank daarnaar heeft gevraagd op de zitting heeft het college hier geen toelichting op gegeven. Bovendien is er op dit moment al een dakkapel aan de achterkant van de woning aanwezig, en volgens de afdeling stedenbouw kan wel een omgevingsvergunning worden verleend voor een geveloptrekking aan de achterkant. Het college heeft dat op de zitting bevestigd. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat het plan van eiser zoveel meer impact heeft op de privacy van omwonenden dan zo’n geveloptrekking aan de achterkant van de woning.
20. De conclusie is dat er geen zwaarder wegende belangen zijn die aan het honoreren van het gerechtvaardigd gewekte vertrouwen van eiser in de weg staan. De door eiser gevraagde omgevingsvergunning moet worden verleend.
21. De rechtbank merkt daarbij op dat de beoordeling of er zwaarder wegende belangen zijn die aan het honoreren van het gerechtvaardigd gewekte vertrouwen in de weg staan wat anders is dan de beoordeling van de belangen van derden binnen het kader van een goede ruimtelijke ordening bij het verlenen van een omgevingsvergunning. De rechtbank geeft daar in deze uitspraak uitdrukkelijk geen oordeel over, omdat dat buiten de omvang van dit geding valt. Als omwonenden vinden dat zij in hun belangen worden geschaad door de dakopbouw, hebben zij de mogelijkheid om bezwaar en beroep in te stellen tegen de verleende omgevingsvergunning.