ECLI:NL:RBMNE:2023:489

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
550881 KG ZA 23-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in kort geding over huurbeding en executieveiling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, hebben eisers [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] een kort geding aangespannen tegen Regiobank, een handelsnaam van de naamloze vennootschap VOLKSBANK N.V. De eisers vorderden een verbod op de executieveiling van hun pand en de verwijdering van hun registratie in het BKR en IVR. De achtergrond van de zaak ligt in een hypothecaire lening die Regiobank in 2011 aan de eisers heeft verstrekt, waarbij in de hypotheekakte is opgenomen dat het pand niet verhuurd mocht worden zonder toestemming van de bank. In april 2022 ontdekte Regiobank dat de eisers het pand in strijd met deze voorwaarden hadden verhuurd, wat leidde tot de beëindiging van de bankrelatie en de eis tot volledige terugbetaling van de hypotheekschuld. De eisers hebben aangegeven de restschuld uiterlijk per 1 januari 2024 te willen aflossen, maar Regiobank heeft aangekondigd over te gaan tot executieveiling van het pand.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 januari 2023, waar de eisers niet aanwezig waren, heeft de voorzieningenrechter de zaak aangehouden om partijen de kans te geven tot een oplossing te komen. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat Regiobank haar zorgplicht niet heeft geschonden en dat de eisers niet recht hebben op de gevorderde maatregelen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eisers niet eerlijk zijn geweest over de verhuur van het pand en dat Regiobank voldoende mogelijkheden heeft geboden om de situatie op te lossen. De vorderingen van de eisers zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten van Regiobank, die zijn begroot op € 1.755,-.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/550881 / KG ZA 23-14
Vonnis in kort geding van 10 februari 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. P.H. Pijpelink te Terneuzen,
tegen
de naamloze vennootschap
VOLKSBANK N.V.,
In deze zaak handelend onder de naam RegioBank,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. A.J.M. Hendriks te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] en Regiobank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 28,
  • de pleitnotities van Regiobank met producties 1 t/m 5,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2]
1.2.
Op 27 januari 2023 heeft mr. J.P. Killian, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G. Delissen, griffier, een mondelinge behandeling gehouden. Daarbij was namens [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hun advocaat mr. P.H. Pijpelink aanwezig. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben via hun advocaat laten weten dat zij vanwege een file niet meer op tijd in Utrecht konden zijn en dat de zitting zonder hun aanwezigheid door kon gaan. Namens Regiobank waren aanwezig de heer [A] (jurist financiële zorg) en mr. A.J.M. Hendriks, advocaat bij De Volksbank.
1.3.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de zaak tot 3 februari 2023 wordt aangehouden om partijen de gelegenheid te geven om onderling tot een oplossing te komen. De rechtbank heeft op 2 februari 2023 een bericht ontvangen van mr. Pijpelink waarin hij vraagt om vonnis te wijzen.
1.4.
Hierna is bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.Waar gaat de zaak over

2.1.
Regiobank (nu onderdeel van De Volksbank N.V.) heeft op 2011 een hypothecaire lening verstrekt aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] in verband met de aankoop van een woon/winkelpand aan de [adres] in [woonplaats] . In de hypotheekakte is opgenomen dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zelf in het pand zullen wonen en dat zonder toestemming van de bank het pand niet mag worden verhuurd.
2.2.
In april 2022 heeft Regiobank ontdekt dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] het pand in strijd met de hypotheekvoorwaarden hebben verhuurd. Op 11 november 2022 heeft Regiobank de bankrelatie met [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] opgezegd en de hypotheekschuld volledig opgeëist. Ook zijn [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] geregistreerd in het BKR en in het IVR. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben de opgeëiste schuld nog niet volledig afgelost; er resteert nog een bedrag van circa € 54.000,-. Regiobank heeft aangekondigd het pand te gaan veilen.
2.3.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben toegezegd de restantschuld uiterlijk per 1 januari 2024 af te lossen en Regiobank gevraagd niet over te gaan tot veiling van het pand. Regiobank wil alleen afzien van de veiling als [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] een einde maken aan de verhuurde staat van het pand, maar dat willen zij niet. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zijn dit kort geding gestart om te voorkomen dat het pand wordt geveild en vorderen dat Regiobank dit wordt verboden en dat zij uit het BKR en IVR register worden verwijderd.

3.De beoordeling

3.1.
Niet in geschil is dat het pand aan de [adres] in [woonplaats] is verhuurd. Verhuur is op grond van voorwaarden die horen bij de tussen partijen overeengekomen hypothecaire lening niet toegestaan. Evenmin is in geschil dat de klantrelatie tussen Regiobank en [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] is beëindigd. Het spoedeisend belang voor een beslissing in dit kort geding is met de aankondiging van Regiobank om de notaris opdracht te geven tot veiling over te gaan gegeven.
3.2.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben zich bij de opzegging van de bankrelatie neergelegd, zo is ter zitting toegelicht. Wel betwisten zij de invulling die Regiobank daaraan heeft gegeven, te weten het onmiddellijk opeisen van de volledige hypothecaire lening en de executieveiling als die lening niet tijdig wordt terugbetaald en de registratie in het BKR en IVR. Zij stellen zich op het standpunt dat de zorgplicht van Regiobank meebrengt dat de bank moet kijken naar een voor [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] minder ingrijpende oplossing. Een oplossing die volgens hen recht doet aan de situatie houdt in ieder geval in dat het pand niet wordt geveild, dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] tot 1 januari 2024 de gelegenheid krijgen om de restschuld af te lossen en dat zij het pand mogen blijven verhuren. Regiobank heeft zich bereid getoond om hier voor het grootste deel aan tegemoet te komen. Essentieel is voor haar echter dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] een einde maken aan de verhuur van het pand en daar is het overleg tussen partijen op gestrand.
Schending van de zorgplicht
3.3.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] vinden het in dit geval onredelijk dat Regiobank aan de voorwaarde blijft vasthouden dat de huur van het pand beëindigd moet worden. Zij schendt daarmee volgens hen de op Regiobank rustende bijzondere zorgplicht. Regiobank loopt immers geen risico dat zij de restschuld niet volledig zal kunnen uitwinnen, omdat het om een relatief geringe restschuld gaat waar ruim dekking voor is en die bovendien binnen een jaar zal worden afbetaald. Verder is er voor het pand een bedrijfsverzekering afgesloten, zonder clausule die uitkering uitsluit bij verhuurde staat en heeft [eiser sub 1] bovendien aangeboden zijn spaarrekening van € 42.000,- aan Regiobank te verpanden. Gelet op deze omstandigheden is er volgens hen vrijwel geen risico op financiële schade voor Regiobank als de huur wordt voortgezet, terwijl een executieveiling wel grote vermogensschade zal meebrengen voor [eiser sub 1] en [eiseres sub 2]
3.4.
Regiobank wijst op de misleiding door [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] . Volgens Regiobank hebben zij het pand nooit zelf bewoond en de verhuur van het pand verzwegen. Zij betwist dat er sprake is van schending van de zorgplicht. Regiobank wijst er op dat zij [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] sinds april 2022 meer dan voldoende kansen en ruimte heeft gegeven om de situatie op te lossen en een executieveiling te voorkomen. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben daar echter geen gebruik van gemaakt, zodat Regiobank geen andere keus heeft dan overgaan tot executieveiling.
3.5.
De voorzieningenrechter komt tot het voorlopig oordeel dat de Regiobank haar zorgplicht niet heeft geschonden. De volgende overwegingen hebben tot dit oordeel geleid.
3.6.
Artikel 2 van de Algemene Bankvoorwaarden 2017 (ABV) regelt de zorgplicht. Deze plicht geldt niet alleen voor de bank maar ook voor degene die een product of dienst afneemt van de bank. Deze zorgplicht houdt in dat partijen over en weer zo goed mogelijk rekening houden met elkaars belangen.
3.7.
Voorop staat dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] niet eerlijk zijn geweest over de verhuur van hun pand en daarmee in strijd met de op hun rustende zorgplicht hebben gehandeld. Zij hebben zichzelf in een situatie gebracht die in strijd is met de overeenkomst die zij met Regiobank hebben gesloten. Op grond van artikel 7, lid 1 onder a van de Voorwaarden Hypotheken (HV) en artikel 27 van de ABV mag Regiobank in dat geval de lening ineens opeisen. Regiobank moet hierbij wel haar zorgplicht in acht nemen en dus zo goed mogelijk rekening houden met de belangen van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] .
3.8.
Dat heeft Regiobank gedaan. Zo heeft zij [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] de mogelijkheid gegeven om de hypotheek af te lossen, om het pand te herfinancieren bij een andere geldverstrekker, om het pand zelf te verkopen of om een einde te maken aan de verhuur. Deze mogelijkheden stonden open tot half november 2022 en waren ook daarna tot in januari 2023 nog voor Regiobank bespreekbaar. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben dus ruim een half jaar de gelegenheid gehad om de zelf een oplossing te zoeken. Dat is voldoende tijd om te bepalen welke mogelijkheid de voorkeur heeft en daarin actie te ondernemen. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben echter geen gebruik gemaakt van de beschikbare mogelijkheden en zij hebben herhaaldelijk bij Regiobank aangegeven dat zij niet bereid zijn de verhuur van het pand te staken.
3.9.
Tijdens de zitting heeft Regiobank nog toegelicht dat zij een executieveiling als uiterste middel beschouwt en dat zij daarom zelfs nadat de bankrelatie was opgezegd nog bereid is geweest om tot een oplossing te komen. Zo is zij kort voor de zitting akkoord gegaan met de voorwaarde van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] om de aflossingstermijn van de restschuld te verlengen tot 1 januari 2024. Hiermee is Regiobank tegemoetgekomen aan alle voorwaarden van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] , met uitzondering van de voorwaarde dat Regiobank de verhuur van het pand accepteert. Dit is niet onredelijk van Regiobank. Zij heeft voldoende oog gehad voor de (financiële) belangen van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] en de weigering om een ongeoorloofde situatie te laten voortduren kan onder deze omstandigheden niet beschouwd worden als een schending van de zorgplicht. Bovendien zou het huurbeding in de hypotheekakte zonder betekenis zijn als Regiobank verhuur door [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] toch zou toestaan en ook zou dit het signaal afgeven dat oneerlijkheid loont.
3.10.
Het feit dat Regiobank [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] tussentijds niet heeft gewezen op het huurverbod leidt evenmin tot de conclusie dat sprake is van schending van de zorgplicht. Allereerst niet omdat dit huurverbod duidelijk blijkt uit de hypotheekakte die [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben ondertekend. Dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zich bij het aangaan van de hypotheek niet bewust waren van dit verbod is niet aannemelijk. Zij hebben meerdere (beleggings)panden in eigendom en de heer [eiser sub 1] fungeert ook nog eens als juridische adviseur binnen de Turkse gemeenschap in [woonplaats] . [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] moeten daarom geacht worden voldoende op de hoogte te zijn van de gangbare bepalingen in een hypotheekakte, zoals het verbod op verhuur. Verder bestond er voor Regiobank geen enkele aanleiding om [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] tussentijds te waarschuwen. Tot april 2022 verkeerde zij immers in de veronderstelling dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zelf het pand bewoonden.
Executieverbod
3.11.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben hun vordering tot het verbieden van de executieveiling geheel en al gebaseerd op de stelling dat sprake is van schending van de zorgplicht door Regiobank. Nu de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Regiobank haar zorgplicht niet heeft geschonden, wordt deze vordering afgewezen.
Verwijdering van de registratie in het BKR en IVR
3.12.
Regiobank heeft de gegevens van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] laten opnemen in het register van het Bureau Krediet Registratie (BKR) en in het Intern Verwijzingsregister (IVR). Bij het BKR zijn de gegevens geregistreerd onder Code 2. Deze code ziet op de situatie dat de kredietverstrekker, in dit geval Regiobank, de schuld volledig heeft opgeëist. Regiobank heeft dat op 11 november 2022 gedaan en was daar op grond van de ABV ook toe gerechtigd. Deze registratie komt dus overeen met de feitelijke situatie en is volgens de beperkte toets in dit kort geding gerechtvaardigd. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] stellen ook niet dat de registratie in de registers onterecht is of niet voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden. Zij stellen alleen dat deze registraties verwijderd moet worden omdat die hen belemmert bij het vinden van een geldverstrekker voor het herfinancieren van de resterende hypotheekschuld. Een belang dat zij onvoldoende onderbouwen en dat niet afdoet aan de grond voor Regiobank voor de registratie.
3.13.
De beslissing om de registraties te verwijderen ligt in eerste instantie bij Regiobank. Die beoordeelt of er sprake is van bijzondere omstandigheden of disproportionele gevolgen op grond waarvan verwijdering nodig kan zijn. Regiobank heeft ter zitting uitgelegd dat zij het te vroeg vindt om de registratie nu al te verwijderen. Zij heeft [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ruimschoots de gelegenheid gegeven om een andere financiering te vinden voordat zij in november 2022 is overgegaan tot registratie. Verder hebben [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] volgens Regiobank niet voldoende aangetoond dat de BKR registratie hen belemmert bij het vinden van een nieuwe geldverstrekker. De aanvraag die zij als bewijs hebben overgelegd is een online aanvraag, waar het melden van een BKR registratie automatisch tot een afwijzing leidt. Dat is geen serieuze poging om een andere geldverstrekker te vinden. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] moeten al dan niet met behulp van een adviseur een gesprek aanvragen bij potentiële geldvertrekkers. Regiobank verwacht dat er ondanks de BKR-registratie toch financiële instellingen zullen zijn die bereid zijn om een lening te verstrekken, omdat het om een geringe restschuld gaat.
3.14.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat Regiobank hiermee voldoende heeft toegelicht waarom zij op dit moment nog niet over wil gaan tot verwijdering van de registraties en dat zij op basis van redelijke argumenten tot deze beslissing is kunnen komen. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben hier verder niets tegen aangevoerd. De vorderingen tot verwijdering van de gegevens uit het BKR en uit het IVR worden daarom afgewezen.
Proceskosten
3.15.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] worden in het ongelijk gesteld. Daarom moeten zij de proceskosten betalen aan de kant van Regiobank. Die kosten worden tot op heden begroot op € 1.755,-. Dat bedrag bestaat uit € 676,- aan griffierecht en € 1.079,- aan salaris advocaat (tarief gemiddelde zaak).

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hoofdelijk in de proceskosten van Regiobank, tot op heden begroot op € 1.755,-,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2023.