ECLI:NL:RBMNE:2023:483

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
UTR 22/4709
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering op basis van medische en arbeidsdeskundige rapporten

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 4 november 2021 besloten de uitkering per 5 december 2021 te beëindigen, omdat eiseres op 16 augustus 2021 in staat was meer dan 65% van haar oude loon te verdienen. Dit besluit was gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. Eiseres was het niet eens met dit besluit en heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door het Uwv op 18 augustus 2022 ongegrond werd verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 12 januari 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld met behulp van een beeldverbinding. Eiseres en haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van het Uwv, waren aanwezig. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat het Uwv besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze rapporten zorgvuldig zijn opgesteld, geen tegenstrijdigheden bevatten en begrijpelijk zijn. De rechtbank concludeert dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de rapporten.

Eiseres heeft aangevoerd dat haar medische situatie onvoldoende is onderzocht en dat haar klachten zijn onderschat, met name de psychische component. De rechtbank wijst deze argumenten af, omdat er geen medische onderbouwing is voor de stellingen van eiseres. De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres meer kan verdienen dan 65% van haar oude loon en dat de Ziektewet-uitkering terecht is beëindigd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek van eiseres om een deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel is over de medische beoordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4709

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Nijssen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging
van haar Ziektewet-uitkering.
2. Met het besluit van 4 november 2021 heeft het Uwv de uitkering die eiseres ontving op
grond van de Ziektewet (Zw) met ingang van 5 december 2021 beëindigd, omdat eiseres op 16 augustus 2021 meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Het Uwv heeft dit besluit gebaseerd op rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige.
3. Het bezwaar dat eiseres heeft gemaakt tegen dit besluit, heeft het Uwv met het besluit
van 18 augustus 2022 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
4. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
5. Op 29 december 2022 heeft eiseres nog aanvullende informatie ingezonden, waar de
verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 2 januari 2023 op heeft gereageerd.
6. De rechtbank heeft het beroep op 12 januari 2023 met behulp van een beeldverbinding
op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiseres
geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Toetsingskader
8. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands
arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken namelijk geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Is het medisch onderzoek onzorgvuldig geweest?
9. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een onzorgvuldig medisch
onderzoek. De verzekeringsarts (bezwaar en beroep) heeft een volledig medisch onderzoek verricht, waarbij hij dossierstudie heeft gedaan, informatie heeft opgevraagd bij de behandelend sector en de hoorzitting heeft bijgewoond.
Is de medische beoordeling juist?
10. Eiseres voert aan dat dat zij nog steeds ingrijpende beperkingen ondervindt als gevolg
van haar medische situatie. Volgens haar heeft het Uwv te weinig onderzoek verricht naar haar (medische) situatie op 5 december 2021 [1] . Haar klachten en beperkingen zijn niet juist vastgesteld en onderschat, waarbij met name met de psychische component van haar klachten te weinig rekening is gehouden. Tijdens de zitting heeft eiseres ook haar vermoeidheidsklachten en energieverlies (nogmaals) benadrukt.
11. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk. De rechtbank ziet in de stellingen van eiseres
geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van de verzekeringsartsen. De lichamelijke klachten van eiseres zijn onderkend en zij is beperkt belastbaar geacht. Deze beperkingen zijn verwerkt in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 10 oktober 2021. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet onvoldoende medische argumenten om aanvullend een urenbeperking op te nemen. De aangenomen beperkingen worden door de verzekeringsarts bezwaar en beroep toereikend geacht om tegemoet te komen aan de beperkte belastbaarheid van eiseres. Eiseres heeft haar stelling dat er bijvoorbeeld een urenbeperking had moeten worden aangenomen niet met medische gegevens onderbouwd. Dat er medische redenen zijn voor een urenbeperking bij werkzaamheden in een passende functie kan de rechtbank dan niet vaststellen. Daaraan voegt de rechtbank toe dat de gemachtigde van het Uwv tijdens de zitting heeft uitgelegd dat de klachten van eiseres wel degelijk worden gezien door het Uwv en dat er daarom een verminderde belastbaarheid is vastgesteld. Er zijn echter geen medische aanwijzingen dat er bovenop deze beperkingen ook nog een urenbeperking moet worden toegekend. De rechtbank kan dit volgen.
12. Uit de brief van de neuroloog van 12 december 2022 leidt de rechtbank af dat eiseres op
dat moment sinds drie maanden last heeft rugpijn met uitstraling naar rechterbeen. De neuroloog stelt een HNP L3-4 zonder implicaties vast en adviseert oefentherapie onder leiding van een fysiotherapeut, gericht op versterking van local stabilizers. De brief van
2 november 2022 van de internist geeft aan dat eiseres therapie heeft gehad voor haar schildklierstoornis, in januari 2022 is gestopt met medicatie en dat op het moment van onderzoek de bloedwaarde van het schildklierhormoon normaal is. De internist concludeert verder dat eiseres veel klachten heeft, passend bij fibromyalgie, die haar belemmeren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt in de rapportage van 2 januari 2023 dat deels sprake is van klachten die zijn ontstaan geruime tijd na de datum van 5 december 2021 en dat de informatie over de schildklierproblematiek al betrokken is in de heroverweging. Hij ziet daarom geen aanleiding de vastgestelde belastbaarheid van eiseres te herzien.
13. Naar aanleiding van de stelling van eiseres, dat ten onrechte geen rekening is gehouden
met haar psychische problemen, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep actuele informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres. Uit deze informatie blijkt dat eiseres drie gesprekken heeft gehad met de POH GGZ en dat zij op de wachtlijst staat voor verdere psychische begeleiding. Dat sprake is van een burn-out kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep daaruit niet opmaken. De rechtbank stelt vast dat uit de laatste aanvullende informatie van eiseres eveneens niet blijkt dat sprake is van psychische beperkingen. De rechtbank ziet daarom geen reden voor het oordeel dat de verzekeringsartsen de beperkingen van eiseres hebben onderschat.
Deskundige
14. Eiseres verzoekt de rechtbank om een deskundige te benoemen, omdat volgens haar
sprake is van uiteenlopende standpunten ten aanzien van de medische beoordeling. Bij de vraag of de rechtbank daartoe moet overgaan, gaat het erom of eiseres met de door haar aangevoerde beroepsgronden en ingebrachte medische informatie twijfel heeft gezaaid over de juistheid van de medische beoordeling. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, ziet zij in wat eiseres heeft aangevoerd, geen reden voor het oordeel dat er te weinig beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres dan ook af.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
15. De arbeidsdeskundigen (bezwaar en beroep) hebben in hun rapporten gemotiveerd dat
eiseres de werkzaamheden in deze functies kan verrichten ondanks haar beperkingen. Eiseres heeft geen concrete beroepsgronden aangevoerd tegen de geduide functies. Zij heeft er wel op gewezen dat zij niet lang kan staan en lopen en daarom de functies niet kan verrichten. Dat zijn echter medische redenen en de rechtbank heeft hiervoor al geconcludeerd dat de medische beoordeling juist is. De rechtbank ziet daarom geen reden te oordelen dat de geduide functies niet geschikt zijn voor eiseres.
Conclusie
16. Op basis van de medische en arbeidskundige rapporten heeft het Uwv terecht
vastgesteld dat eiseres meer kan verdienen dan 65% van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Het Uwv heeft de ZW-uitkering van eiseres daarom terecht met ingang van
5 december beëindigd. Eiseres krijgt dus geen gelijk in deze beroepszaak.
17. Het Uwv hoeft de proceskosten die eiseres heeft gemaakt en het griffierecht dat zij heeft
betaald niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De datum in geding is 5 december 2021, zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van