Beoordeling door de rechtbank
Waarom heeft het Bureau de gevraagde gegevens niet bij het bestreden besluit verstrekt?
10. Het Bureau stelt niet te beschikken over het document waar eiser om heeft gevraagd. Eiser wil een overzicht van de saldi van de derdengelden van alle IDS-kantoren op 31 december 2020, waarbij de cijfers vergelijkbaar zijn met die van de reguliere notariskantoren. Dit overzicht heeft het Bureau echter niet. De Wob verplicht het Bureau ook niet om dit document te maken. Bovendien kan het Bureau zo’n overzicht niet maken en ook niet de geanonimiseerde gegevens van de derdengelden verstrekken. Eiser heeft op de hoorzitting gezegd dat hij het totaal van de saldi derdengelden per 31 december 2020 van alle IDS-kantoren samen wil weten. Dat is echter niet te berekenen, omdat IDS-kantoren vaak gebroken boekjaren hebben. Daarom rapporteren zij niet altijd per 31 december, maar kan dat ook per 31 oktober of 30 november zijn.
Waarover kan de rechtbank oordelen?
11. Deze zaak gaat over het Wob-verzoek dat eiser heeft ingediend bij het Bureau. De achterliggende reden van het Wob-verzoek is dat eiser het niet eens is met de manier waarop het Bureau zijn toezicht uitoefent. Eiser heeft dan ook verschillende beroepsgronden ingediend over de kwaliteit van dit toezicht en suggesties gedaan over op welke manieren het Bureau dit toezicht zou moeten verbeteren. Dit zijn echter geen onderwerpen waar de rechtbank op in kan gaan. De rechtbank moet slechts beoordelen of het Bureau het Wob-verzoek heeft mogen afwijzen. Of verweerder zijn toezicht op de juiste manier uitoefent is hierbij niet relevant. De rechtbank zal de beroepsgronden die hierop zien dan verder ook niet bespreken.
Heeft het Bureau het Wob-verzoek goed uitgelegd?
12. Eiser voert aan dat verweerder zijn Wob-verzoek te beperkt heeft geïnterpreteerd. Eiser heeft in zijn verzoek en in zijn bezwaarschrift om de gegevens van 31 december 2020 gevraagd, maar als hij had geweten dat dat niet voor alle IDS-kantoren mogelijk was, dan had hij het ook goed gevonden om gegevens van verschillende data te krijgen. Dat doet volgens eiser ook niet af aan de vergelijkbaarheid van de cijfers. Volgens eiser heeft verweerder op grond van de Wobeen samenwerkingsverplichting met de Wob-verzoeker. Omdat eiser wel duidelijk heeft gemaakt wat hij beoogde te weten te komen, had verweerder hem dan ook moeten helpen met een herformulering. Daarbij komt dat de formulering die eiser heeft gebruikt is afgeleid uit het jaarverslag 2020, waar het gaat om de gegevens over de derdengelden van niet IDS-kantoren. Ook heeft verweerder het Wob-verzoek van eiser zelf veroorzaakt door weglating van relevante gegevens in het jaarverslag.
13. Verweerder stelt dat de uitbreiding die eiser in beroep heeft gedaan, namelijk dat voor kantoren met gebroken boekjaren ook een datum dicht bij 31 december mag worden aangehouden, niet onder de reikwijdte van het geschil valt. Eiser is gedurende de Wob-procedure namelijk voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn verzoek te (her)formuleren, maar dat heeft hij niet gedaan. Daarom kan zijn uitbreiding in beroep niet worden meegenomen.
14. De rechtbank stelt voorop dat uit artikel 3, vierde lid, van de Wob een samenwerkingsverplichting volgt voor het bestuursorgaan. Hierin staat namelijk dat indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, het bestuursorgaan de verzoeker zo spoedig mogelijk verzoekt om zijn verzoek te preciseren en hem daarbij behulpzaam is. Daarnaast is van belang dat bij de bepaling van de reikwijdte van het Wob-verzoek de gebruikte bewoordingen en de context waarin het verzoek wordt gedaan worden betrokken.
15. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zijn samenwerkingsplicht heeft geschonden door niet met eiser in gesprek te gaan over wat hij precies wilde en bedoelde met zijn verzoek, en over wat verweerder hem wél voor gegevens kon leveren. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
16. Eiser heeft naar aanleiding van het jaarverslag zijn Wob-verzoek gedaan. In dit jaarverslag stonden gegevens over de derdengelden van niet IDS-kantoren, maar niet van IDS-kantoren. Eiser vond dit opvallend en heeft daarom om dezelfde gegevens over de derdengelden gevraagd, maar dan van IDS-kantoren. Deze context heeft hij ook in het Wob-verzoek geschetst. Met het jaarverslag op de achtergrond heeft hij in dit Wob-verzoek voor dezelfde formulering gekozen als die in het jaarverslag werd gebruikt. Daarom heeft hij voor de peildatum 31 december gekozen. Hij wist op dat moment niet dat de gegevens van IDS-kantoren voor die peildata niet voor alle kantoren aanwezig zouden zijn vanwege het feit dat sommige kantoren gebroken boekjaren hebben. Gelet op deze context had het Bureau kunnen weten dat de peildatum van 31 december 2020 niet leidend zou zijn voor eiser. Zij hadden dan ook met eiser in gesprek moeten gaan over zijn verzoek en moeten vragen dit te verduidelijken. Ze hadden in dit gesprek uit kunnen leggen waarom zij niet letterlijk aan zijn verzoek konden voldoen, maar over welke gegevens ze wel beschikken en of eiser hieraan ook voldoende had. Dit had ook voorkomen dat eiser pas zijn verzoek in beroep zou aanpassen, zoals hij nu heeft gedaan.
17. Als gevolg van het niet voldoen aan deze samenwerkingsverplichting heeft verweerder het verzoek van eiser te beperkt uitgelegd door vast te houden aan de peildatum 31 december 2020. De beroepsgrond slaagt dan ook.
18. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond, en vernietigt de rechtbank het bestreden besluit. De rechtbank zal vervolgens kijken of het Bureau een nieuw besluit moet nemen, of dat de rechtbank aanleiding ziet zelf in de zaak te voorzien.
Wat is het gevolg van het door het Bureau in beroep overgelegde overzicht?
19. Met het beroepschrift is duidelijk geworden wat eiser met zijn Wob-verzoek bedoelde, en dus wat de reikwijdte van zijn verzoek is. Dit is namelijk dat eiser een overzicht wil van de saldi van de derdengelden van de IDS-kantoren op 31 december 2020 of op een datum die zo dicht mogelijk bij 31 december 2020 ligt. Het Bureau heeft in de beroepsfase aan dit verzoek voldaan, door bij het verweerschrift een overzicht over te leggen van deze gegevens. Eiser heeft op zitting aangegeven dat dit de gegevens zijn waar hij om heeft gevraagd, en dat hij hiermee dus tevreden is. Hiermee is echter nog niet helemaal aan zijn Wob-verzoek voldaan, aangezien de gegevens slechts aan eiser zijn verstrekt in deze procedure, maar niet openbaar zijn gemaakt. Het Bureau heeft op zitting verklaard dat het geen bezwaar heeft tegen het openbaar maken van deze gegevens. Volgens de rechtbank is daarom nog maar één uitspraak mogelijk, en dat is dat het overzicht openbaar gemaakt moet worden.
20. Omdat het overzicht al is overgelegd en er geen discussie meer is over dat dit openbaar moet worden gemaakt, zal de rechtbank de beroepsgrond over dat het Bureau dit bij het bestreden besluit al had moeten overleggen niet meer bespreken. Dit zou de uitkomst van deze uitspraak namelijk niet veranderen.