7.3.Verder merkt verweerder op dat het advies van de landsadvocaat waar eiser naar verwijst er niet toe heeft geleid dat de regering de beperking van de arbeidsduur van asielzoekers van 24 weken heeft verruimd.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
9. Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Opvangrichtlijn moeten de lidstaten ervoor zorgen dat onderdanen van een derde land of staatlozen die een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend waarover nog geen definitieve beslissing is genomen, uiterlijk negen maanden na de datum waarop het verzoek om internationale bescherming is ingediend, toegang hebben tot de arbeidsmarkt, indien geen beslissing in eerste aanleg is genomen en de vertraging niet aan de verzoeker is te wijten. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat de lidstaten mogen bepalen onder welke voorwaarden verzoekers toegang tot de arbeidsmarkt krijgen, overeenkomstig hun nationale recht, en ervoor moeten zorgen dat verzoekers daadwerkelijk toegang tot die arbeidsmarkt hebben.
10. Artikel 6.2. van het Besluit uitvoering Wet arbeid Vreemdelingen (BuWav) is de implementatie van artikel 15 van de Opvangrichtlijn. In dat artikel staat dat een verzoeker arbeid mag verrichten indien:
hij een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd heeft aangevraagd en zijn aanvraag ten minste zes maanden in behandeling is, hij aanspraak op voorzieningen geniet en rechtmatig in Nederland verblijft;
hij werkzaamheden onder marktconforme voorwaarden zal verrichten, en
hij binnen een tijdsbestek van 52 weken vanaf de aanvang van de werkzaamheden een arbeidsperiode van in totaal 24 weken niet overschrijdt. Als werkzaamheden worden verricht als artiest, musicus, filmmedewerker of in de vorm van technische ondersteuning van optredens of artiest of musicus, dan mag de arbeidsperiode niet meer bedragen dan 14 weken.
Belangrijkste rechtsvraag
11. De belangrijkste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de 24-weken eis, zoals opgenomen in artikel 6.2. van het BuWav in, strijd is met artikel 15 van de Opvangrichtlijn. De rechtbank heeft kennis genomen van de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 18 april 2023, waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat de 24-weken eis onnodig beperkend is. De rechtbank komt in deze zaak tot dezelfde conclusie en zal dat hieronder motiveren.
Is 24-weken eis een beperking?
12. De rechtbank is van oordeel dat de 24-weken eis een beperking is van artikel 15 van de Opvangrichtlijn. Uit artikel 15 van de Opvangrichtlijn volgt dat de voorwaarden die lidstaten stellen aan toegang van asielzoekers tot de arbeidsmarkt de daadwerkelijke toegang tot arbeidsmarkt moeten garanderen.De voorwaarden van de lidstaten mogen er niet toe leiden dat deze effectieve toegang onnodig wordt beperkt. De 24-weken eis, waardoor asielzoekers niet meer dan 24 weken in een periode van 52 weken mogen werken, beperkt de asielzoekers in hun toegang tot de arbeidsmarkt. Hierdoor kunnen zij immers 28 weken van die periode van 52 weken geen werkzaamheden verrichten. Dit wordt ook bevestigd in het onderzoeksrapport van Regioplan genaamd ‘Belemmeringen asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt’. Daaruit volgt dat de 24-weken eis de belangrijkste belemmering is voor asielzoekers die willen toetreden tot de arbeidsmarkt.
Is de beperking gerechtvaardigd?
13. Vervolgens is het de vraag of de beperking van de toegang tot de arbeidsmarkt gerechtvaardigd is. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Verweerder heeft zich – in lijn met hetgeen staat opgenomen in de toelichting bij artikel 6.2 van het BuWav - op het standpunt gesteld dat wanneer de 24-weken eis niet meer toegepast wordt, daar een publiek signaal van uit zou kunnen gaan dat permanent verblijf mogelijk is.. Terugkeer wordt verder volgens verweerder bemoeilijkt omdat de betreffende asielzoekers een (langdurige) arbeidsrelatie hebben opgebouwd. De rechtbank volgt dit standpunt van verweerder niet. De rechtbank is van oordeel dat het verlengen van de toegestane werkperiode van 24 weken niet zonder meer een sterkere aanspraak op een verblijfsvergunning oplevert. Dit volgt ook uit het onderzoek van Regioplan. Daarnaast heeft een asielverzoeker geen rechtmatig verblijf meer in Nederland als zijn asielaanvraag wordt afgewezen, en voldoet de asielzoeker op dat moment niet meer aan de voorwaarden voor een tewerkstellingsvergunning. Van een publiek signaal dat permanent verblijf mogelijk is bij het loslaten van de 24-weken eis, is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
14. Verder heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat bij het loslaten van de 24-weken eis recht op een WW-uitkering opgebouwd kan worden. Daardoor zou terugkeer mogelijk nog moeilijker gemaakt worden. Ook dit ziet de rechtbank niet als een rechtvaardiging voor de beperking van de toegang tot de arbeidsmarkt. Een asielzoeker heeft bij werkloosheid inderdaad recht op een WW-uitkering als hij in 36 kalenderweken in ten minste 26 kalenderweken onmiddellijk voorafgaand aan de werkloosheid heeft gewerkt.Het recht op een WW-uitkering bestaat echter niet meer zodra de asielzoeker niet meer langer rechtmatig verblijf heeft in Nederland als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.Uit de Werkloosheidswet volgt verder dat een werkloosheidsuitkering nooit kan worden uitbetaald buiten een lidstaat van de Europese Unie, de EER of in Zwitserland.Het standpunt van verweerder dat door opbouw van WW-rechten terugkeer wordt bemoeilijkt, volgt de rechtbank daarom niet.
15. Gelet op het voorgaande wordt de toegang tot de arbeidsmarkt voor asielzoekers met de 24-weken eis beperkt, zonder dat daar een rechtvaardiging voor is. De 24-weken eis van artikel 6.2., aanhef en onder c, van het BuWav is daarom in strijd met artikel 15, eerste en tweede lid, van de Opvangrichtlijn. De rechtbank bepaalt dat deze 24-weken eis onverbindend is. Verweerder heeft deze eis ten onrechte aan eiser tegengeworpen. Het besluit is daarom onvoldoende gemotiveerd.
16. De overige gronden die eiser heeft aangevoerd behoeven gelet op het voorgaande geen bespreking.
17. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 15 van de Opvangrichtlijn en artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Aangezien het niet mogelijk is om de gebreken in het besluit te herstellen, omdat de periode waar de aanvraag voor de tewerkstellingsvergunning op zag al is verlopen, zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, zelf in de zaak voorzien en ook het primaire besluit herroepen. Nu de periode van de aanvraag voor de tewerkstellingsvergunning al verstreken is en eiser reeds een nieuwe tewerkstellingsvergunning heeft gekregen, zal de rechtbank de onderhavige aanvraag alsnog niet-ontvankelijk verklaren wegens het ontbreken van een belang om hierover te beslissen. De zaak zal zich op andere wijze moeten oplossen, bijvoorbeeld door middel van een eventueel door eiser te vragen schadevergoeding.
18. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.