ECLI:NL:RBMNE:2023:4724

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
15 september 2023
Zaaknummer
UTR 23/3302
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake AVG-verzoek en spoedeisend belang

Op 18 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren. De verzoeker had op 18 augustus 2022 een verzoek ingediend om inzage in zijn persoonsgegevens op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Na een beroep wegens het niet tijdig beslissen door het college, heeft het college op 25 april 2023 een besluit genomen. De verzoeker was het niet eens met dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De verzoeker had verzocht om vrijstelling van griffierecht, maar de voorzieningenrechter vond de onderbouwing hiervoor onvoldoende. Vervolgens beoordeelde de voorzieningenrechter of er sprake was van spoedeisend belang. De verzoeker stelde dat de zaak voor hem van groot belang was, omdat hij zich verzet tegen de informatieverwerking door het college. Hij gaf aan dat er onjuiste informatie over hem werd uitgewisseld, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker niet had aangetoond dat er sprake was van spoedeisend belang.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier, en werd in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3302

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 augustus 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren, het college.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 18 augustus 2022 een verzoek gedaan om inzage in de persoonsgegevens die van hem worden verwerkt op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
Verzoeker heeft op 11 april 2023 een beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen van het college op het door hem ingediende AVG-verzoek.
Bij besluit van 25 april 2023 heeft het college besloten op het AVG-verzoek.
Aangezien verzoeker het niet eens is met het besluit van 25 april 2023 heeft het beroep wegens niet tijdig beslissen mede betrekking op het alsnog genomen besluit.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Griffierecht
2. Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van griffierecht. De rechtbank heeft verzocht om nadere onderbouwing van het verzoek om vrijstelling. Hierop heeft verzoeker enkel verwezen naar een verklaring geregistreerd inkomen 2021 van de Belastingdienst. Hoewel de voorzieningenrechter onvoldoende informatie heeft om het verzoek om vrijstelling van griffierecht te beoordelen, zal de voorzieningenrechter hierna beoordelen of sprake is van spoedeisend belang.
Spoedeisend belang
3. De voorzieningenrechter beoordeelt bij een verzoek tot voorlopige voorziening hangende een beroepsprocedure of het beroep een redelijke kans van slagen heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemprocedure niet. Voordat kan worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening moet worden beoordeeld of verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
4. Verzoeker heeft aangevoerd dat de zaak voor hem van groot belang is omdat sprake is van informatieverwerking door het college waartegen hij zich wil verzetten. Verzoeker heeft afgelopen drie jaar ondervonden dat er onjuiste informatie wordt uitgewisseld over verzoeker waaraan besluitvorming wordt gekoppeld. Verzoeker verzet zich hevig tegen de informatieverwerkingen door het college. Verzoeker moet nu achteraf aantonen dat het niet klopt wat er over hem wordt gezegd. Deze situatie probeert verzoeker te voorkomen.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen sprake is van spoedeisend belang. Verzoeker is gevraagd om nader te onderbouwen waarom sprake is van spoedeisend belang, maar heeft hierop geen reactie gestuurd. De omstandigheden die verzoeker in zijn verzoekschrift aangeeft, maakt niet dat sprake is van zodanige spoed dat de behandeling van de beroepsprocedure niet afgewacht kan worden.
Evident onrechtmatig
6. Omdat verzoeker naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang heeft, kan de door hem gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit van het college evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door het college ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op basis van de nu overgelegde stukken niet evident is dat het bestreden besluit geen stand zal kunnen houden.
Belangenafweging
7. Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van een spoedeisend belang en dat het bestreden besluit ook niet evident onrechtmatig is. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de belangenafweging in het voordeel van verzoeker te laten uitvallen.

Conclusie en gevolgen

8. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
18 augustus 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.