In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 11 augustus 2023, gaat het om een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser was opgelegd door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. Eiser, eigenaar van een auto met kenteken [kenteken], had op 25 april 2022 om 13:55 uur geparkeerd aan de Goedestraat in Utrecht. Een controleur van de gemeente Utrecht had vastgesteld dat er geen parkeerbelasting was betaald, wat leidde tot de naheffingsaanslag van € 71,03, inclusief naheffingskosten, die op 10 mei 2022 aan eiser was opgelegd.
Eiser ging in bezwaar tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond in de uitspraak op bezwaar van 13 juni 2022. Eiser besloot vervolgens in beroep te gaan. Tijdens de zitting op 11 augustus 2023, die via een beeldverbinding werd gehouden, verklaarde de gemachtigde van eiser dat zij op het moment van de controle haar zoon aan het laten instappen was. De heffingsambtenaar concludeerde op basis van deze verklaring dat er sprake was van onmiddellijk instappen en dat er daarom geen sprake was van parkeren in de zin van artikel 225 van de Gemeentewet.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar het besluit niet had gehandhaafd en verklaarde het beroep gegrond. De uitspraak op bezwaar werd vernietigd, de naheffingsaanslag werd herroepen en de heffingsambtenaar werd opgedragen het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. A. Wilpstra-Foppen.