ECLI:NL:RBMNE:2023:4722
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van rioolheffingen opgelegd aan eigenaresse van een perceel in Utrecht
Op 11 augustus 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaken UTR 22/4102 en UTR 22/4184, waarbij de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de opgelegde rioolheffingen voor de jaren 2020 en 2021 ongegrond heeft verklaard. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde O.H.M. van Ieperenburg, had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen van respectievelijk € 221,89 en € 228,32, opgelegd door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, vertegenwoordigd door mr. W.G. Vos.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar op 30 november 2021 de aanslagen heeft opgelegd en dat de heffingsambtenaar bij de besluiten van 6 december 2021 op de bezwaren van eiseres is blijven staan. Tijdens de zitting op 11 augustus 2023, die via een beeldverbinding plaatsvond, is de zaak behandeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de rioolheffing terecht is opgelegd, aangezien de Verordening de heffingsambtenaar toestaat om een directe belasting te heffen van de eigenaar van een perceel, ter bestrijding van de kosten voor de inzameling en verwerking van hemelwater.
De rechtbank heeft verder overwogen dat het perceel van eiseres, ondanks dat er geen directe wateraansluiting of afvoer aanwezig is, als een zelfstandig perceel wordt beschouwd. De rechtbank heeft ook begrip getoond voor de gevoelens van eiseres over dubbele belasting, maar heeft benadrukt dat de Verordening vereist dat voor elk perceel rioolheffing wordt geheven. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres heeft geen recht op terugbetaling van het griffierecht, aangezien de beroepen ongegrond zijn verklaard.