ECLI:NL:RBMNE:2023:4721

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
15 september 2023
Zaaknummer
UTR 23/2358
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bezwaarprocedure tegen openbaarmaking documenten op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die als derde-belanghebbende betrokken is bij een bezwaarprocedure tegen de openbaarmaking van documenten op grond van de Wet open overheid (Woo). Verweerder, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, heeft op 26 mei 2023 een besluit genomen waarbij een deel van de documenten openbaar is gemaakt, maar verzoekster is van mening dat zij ten onrechte niet om een zienswijze is gevraagd over 44 documenten. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 augustus 2023 behandeld en concludeert dat verzoekster belanghebbende is bij deze documenten. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst het bestreden besluit voor de 44 documenten tot de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat verweerder deze documenten gedurende de bezwaarprocedure niet openbaar kan maken. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2358

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 augustus 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [vestigingsplaats 1] , verzoekster

(gemachtigden: mr. A.H.J. Pothof en mr. B. Jong),
en

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder

(gemachtigde: mr. W.J. Samuels).
Als derde-belanghebbende neemt aan de zaak deel:
[belanghebbende]uit [vestigingsplaats 2]
(gemachtigde: mr. G. van der Wal).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster ( [verzoekster] ) tegen de openbaarmaking van documenten op grond van de Wet open overheid (Woo).
Verweerder heeft het verzoek van derde-belanghebbende met het besluit van 26 mei 2023 deels toegewezen. [verzoekster] heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Derde-belanghebbende heeft ook schriftelijk gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 augustus 2023 op zitting behandeld. Namens [verzoekster] waren [A] en de gemachtigden van [verzoekster] aanwezig. Namens verweerder was de gemachtigde van verweerder en [B] aanwezig. Namens derde-belanghebbende was mr. N. Moalim, waarnemer van de gemachtigde van derde-belanghebbende, aanwezig.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat sprake is van spoedeisend belang. Openbaarmaking van de documenten waar derde-belanghebbende om heeft verzocht is leidt immers tot een onomkeerbare situatie. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen.
Totstandkoming bestreden besluit
3. Derde-belanghebbende heeft verzocht om informatie die betrekking heeft op de wijze waarop de geneesmiddelen Hemlibra en Phesgo zijn toegelaten tot het basispakket. De fabrikant [verzoekster] maakt deze geneesmiddelen. Verweerder heeft in totaal 60 documenten gevonden. Voor zestien documenten heeft verweerder [verzoekster] een zienswijze gevraagd over openbaarmaking van deze documenten is. [verzoekster] heeft haar zienswijze gegeven, waarna verweerder een beslissing heeft genomen op het verzoek van derde-belanghebbende. Het besluit (het bestreden besluit) is ook aan [verzoekster] gezonden.
4. In het bestreden besluit heeft verweerder aangegeven dat een deel van de verzochte documenten al openbaar was, een deel van de documenten niet openbaar wordt gemaakt en een deel van de documenten deels openbaar gemaakt wordt. De weigeringsgronden die verweerder heeft toegepast zijn: artikel 5.1., eerste lid, onder c (bedrijfs- en fabricagegegevens), artikel 5.1., tweede lid, onder b (economische of financiële belangen van de Staat), artikel 5.1, tweede lid, onder e van de Woo (eerbiediging persoonlijke levenssfeer).
Gronden verzoek
5. [verzoekster] is van mening dat zij belanghebbende is bij de 44 documenten waarover aan [verzoekster] ten onrechte geen zienswijze is gevraagd. Dat is in strijd met artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aangezien het verzoek specifiek betrekking heeft op [verzoekster] en haar geneesmiddelen Hemlibra en Phesgo meent [verzoekster] dat zij belanghebbende is bij deze documenten.
Verder voert [verzoekster] aan dat haar belang bij het nog niet openbaar maken van de stukken gedurende de bezwaarprocedure zwaarder moet wegen dan onmiddellijke uitvoering van het bestreden besluit omdat het verzoek meer dan zes maanden geleden is ingediend en niet is gebleken van spoedeisend belang bij openbaarmaking van de documenten.
Verweerschrift
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat [verzoekster] voor de 44 documenten waar het over gaat geen belanghebbende is. De documenten bevatten geen inhoudelijke relevante informatie van of over [verzoekster] , waardoor zij geen belang heeft ten aanzien van openbaarmaking daarvan. Verweerder ziet daarom ook geen aanleiding om openbaarmaking van de documenten op te schorten. Indien de voorzieningenrechter het verzoek wil toewijzen, verzoekt verweerder om alleen het verzoek toe te wijzen over de documenten waarbij [verzoekster] naar de mening van voorzieningenrechter belanghebbende is.
Toetsingskader
7. In artikel 4:8, eerste lid, van de Awb staat:
1. Voordat een bestuursorgaan een beschikking geeft waartegen een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben, stelt het die belanghebbende in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien:
a. de beschikking zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de
belanghebbende betreffen, en
b. die gegevens niet door de belanghebbende zelf ter zake zijn verstrekt.
Uit artikel 4:8 van de Awb volgt derhalve dat verweerder voor het nemen van een Woo-besluit bepaalt wie de belanghebbende is. Verweerder beoordeelt wie er bezwaar zou kunnen hebben tegen openbaarmaking en vraagt een zienswijze aan de belanghebbende op om een goede beslissing te kunnen nemen over de openbaar te maken stukken. Daarbij is van belang dat het doel van artikel 4:8 van de Awb gegevensverificatie is. Het artikel heeft de strekking om een zorgvuldige voorbereiding van de beschikking te bevorderen en niet zozeer het beiden van gelegenheid tot het geven van inspraak. [1]
Geheime stukken
8. De voorzieningenrechter heeft alle ongelakte én gelakte stukken bekeken die onder geheimhouding van artikel 8:29 van de Awb zijn overgelegd.
Omvang van het geschil
9. Het gaat [verzoekster] alleen over de 44 documenten die niet aan haar zijn voorgelegd om een zienswijze te geven. Het verzoek ziet dus niet over de overige zestien documenten. Die documenten kan verweerder dus al openbaar maken op de manier die hij al van plan was ten tijde van het nemen van het bestreden besluit.
Voorlopig oordeel voorzieningenrechter
10. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [verzoekster] belanghebbende is bij alle documenten waar het verzoek op ziet, dus ook op de 44 documenten waarover verweerder nog geen zienswijze heeft gevraagd aan [verzoekster] . Het Woo-verzoek ziet op alle stukken die zien op de wijze waarop de geneesmiddelen Hemlibra en Phesgo zijn toegelaten tot het basispakket van zorgverzekeringen. [verzoekster] is fabrikant van deze geneesmiddelen en heeft de afspraken met verweerder en zorgverzekeraars gemaakt om de geneesmiddelen toegelaten te krijgen tot het basispakket. Dat maakt dat [verzoekster] belanghebbende bij alle documenten die verweerder heeft gevonden en openbaar wil maken. [verzoekster] is in dat verband ook het beste in staat om te beoordelen of haar belang betrokken is bij de informatie die verweerder openbaar wil maken. Dat bij verweerder ook niet vaststaat dat [verzoekster] bij al deze documenten geen belanghebbende is, volgt ook uit hetgeen verweerder op zitting heeft gezegd, namelijk dat er bij het document met nummer 79845 nog discussie is of [verzoekster] belanghebbende is of niet. Verweerder heeft in strijd met artikel 4:8 van de Awb [verzoekster] ten onrechte geen zienswijze gevraagd over de 44 documenten.
11. Aangezien [verzoekster] belanghebbende is bij de 44 documenten, draagt de voorzieningenrechter verweerder op om over de 44 gelakte documenten alsnog aan [verzoekster] een zienswijze te vragen voordat een beslissing op bezwaar wordt genomen. Op de zitting is gesproken over een praktische oplossing, waarbij [verzoekster] en derde-belanghebbende voorafgaand aan het openbaar maken van de documenten inzage krijgen in de documenten. Deze oplossing had niet de voorkeur van verweerder, maar het staat partijen vrij om alsnog voor die oplossing te kiezen.

Conclusie en gevolgen

12. De conclusie van de voorzieningenrechter is dat het bezwaar redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom toe en schorst het bestreden besluit voor zover het ziet op de 44 documenten tot de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat verweerder de 44 documenten gedurende de bezwaarprocedure niet openbaar kan maken.
13. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet verweerder het griffierecht en de proceskosten aan [verzoekster] vergoeden. De proceskostenvergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde ontvangt [verzoekster] een vast bedrag van € 837,- per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. De vergoeding bedraagt daarom in totaal € 1.674,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit voor zover het ziet op de 44 documenten tot de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan verzoekster moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
31 augustus 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van