Uitspraak
(verder te noemen: verzoekster).
Rechtbank Midden-Nederland
Op 12 september 2023 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van de Rechtbank Midden-Nederland een verzoek tot verschoning ontvangen van mr. J.G. Nicholson, bestuursrechter. Dit verzoek is ingediend in het kader van een WOZ-zaak (Wet waardering onroerende zaken) waarin de heer [A] als gemachtigde optreedt. Verzoekster voelt zich niet vrij om te oordelen in deze zaak, omdat er een klachtprocedure loopt tussen haar en de heer [A]. De klacht betreft een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer waarin de heer [A] als gemachtigde optrad. Verzoekster is van mening dat de klachten van de heer [A] zich persoonlijk richten tegen de leden van de meervoudige kamer, waardoor zij zich niet onpartijdig kan opstellen in de onderhavige zaak.
De verschoningskamer heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in overweging genomen, met name artikel 8:19 en artikel 8:15, die betrekking hebben op de mogelijkheid van verschoning en de waarborging van de onafhankelijkheid van de rechter. De verschoningskamer overweegt dat, hoewel de omstandigheid dat verzoekster in een andere procedure een uitspraak heeft gedaan op zich onvoldoende grond voor verschoning oplevert, de specifieke situatie van de klachtprocedure voldoende aanleiding geeft om te concluderen dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding kan zijn. Daarom heeft de verschoningskamer het verzoek tot verschoning gegrond verklaard.
De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 september 2023 en houdt in dat de griffier van de verschoningskamer opdracht krijgt om deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de betrokken partijen in de hoofdzaak, en andere relevante personen binnen de rechtbank.