ECLI:NL:RBMNE:2023:4715

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
15 september 2023
Zaaknummer
16.280672.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschieting van een kapperszaak door twee personen met een vuurwapen

Op 15 september 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van bedreiging, vernieling en het voorhanden hebben van een vuurwapen met geluiddemper. De zaak betreft een beschieting van een kapperszaak in Almere op 31 oktober 2022, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte op het pand heeft geschoten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die de scooter bestuurde, een actieve rol speelde in het vooropgezette plan om het pand te beschieten. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan alle tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De vordering van de benadeelde partij, die schade had geleden door de beschieting, werd deels toegewezen. De rechtbank weigerde de toepassing van het jeugdstrafrecht, ondanks de jonge leeftijd van de verdachte, omdat er onvoldoende redenen waren om dit te rechtvaardigen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het risico dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens met zich meebrengt voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.280672.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres ] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van hetgeen mr. G.I.H. Schulte, advocaat te Almere, namens verdachte, alsmede mr. E.P.H. van Esser, advocaat te Amsterdam, namens de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Feit 1:op 31 oktober te Almere, samen met een ander, een vuurwapen (pistool) en een geluiddemper voorhanden heeft gehad;
Feit 2:op 31 oktober te [vestigingsplaats] , samen met een ander, [slachtoffer] en/of de huurders/gebruikers van een bedrijfspand aan de [adres ] heeft bedreigd;
Feit 3: op 31 oktober te [vestigingsplaats] , samen met een ander, een ruit van een bedrijfspand aan de [adres ] heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft daartoe over feit 1 aangevoerd dat er geen wettig en overtuigd bewijs is dat verdachte zelf het vuurwapen en de geluiddemper aanwezig heeft gehad. Ook is er geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die maakt dat hij als medepleger van het voorhanden hebben van een vuurwapen met geluiddemper kan worden aangemerkt. Over de feiten 2 en 3 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen maar hoogstens van -niet ten laste gelegde- medeplichtigheid, zodat verdachte van die feiten moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Uit de
aangifte van [slachtoffer]van 31 oktober 2023 volgt, zakelijk weergegeven:
Ik doe namens Alliantie […] , alwaar ik gerechtigd toe ben, onder meer aangifte van vernieling van de ruit van het pand [adres ] te [vestigingsplaats] wat ik van hen huur. In dit pand is gevestigd een kapperszaak genaamd [kapperszaak] waarvan ik de eigenaar ben. Op maandag 31 oktober 2022 omstreeks 03.10 uur werd ik gebeld door de politie welke mij meedeelde dat er zojuist meerdere malen op een ruit van mijn kapperszaak was geschoten waardoor deze beschadigd raakte. [2]
In een
proces-verbaal van bevindingenis door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op maandag 31 oktober 2022 omstreeks 02:22 uur kregen wij de melding om te gaan naar de [adres ] te [vestigingsplaats] . Daar zou een pand beschoten zijn. Er zouden twee jongens zijn weggereden. Wij zagen dat er in het raam acht gaten zaten. Wij zagen dat dit gaten waren van ongeveer 1 centimeter per gat. Wij zagen dat het raam rondom elk gat gebarsten was. [3]
In een
proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres ] [vestigingsplaats] )is door verbalisant [verbalisant 3] het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
In het raam met de folie telde ik acht doorschotopeningen. Bij meting bleek dat de diameter van de doorschotopeningen negen tot tien millimeter betrof. Bij onderzoek op en naast de rijbaan van de [straat] [de rechtbank begrijpt: [straat] ], werd door mij op de rijbaan aan de zijde van de groenstrook een huls aangetroffen. Met gecertificeerde politiespeurhonden werd de rijbaan van de [straat] [de rechtbank begrijpt: [straat] ], en de daarnaast gelegen groenstrook afgezocht. Daarbij werden nog zeven hulzen aangetroffen. [4] De volgende sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Goednummer: PL0900-2022322916-3069427
SIN: AAMT5164NL
Object: Munitie (Mund Huls)
Merk/type: Geco 9 Mm K
Goednummer: PL0900-2022322916-3069429
SIN: AAMT5161NL
Object: Munitie (Mund Huls)
Merk/type: Geco 9 Mm K
Goednummer: PL0900-2022322916-3069431
SIN: AAMT5158NL
Object: Munitie (Mund Huls)
Merk/type: Geco 9 Mm K
Goednummer: PL0900-2022322916-3069433
SIN: AAMT5159NL
Object: Munitie (Mund Huls)
Merk/type: Geco 9 Mm K
Goednummer: PL0900-2022322916-3069434
SIN: AAMT5163NL
Object: Munitie (Mund Huls)
Merk/type: Geco 9 Mm K
Goednummer: PL0900-2022322916-3069435
SIN: AAMT5162NL
Object: Munitie (Mund Huls)
Merk/type: Geco 9 Mm K
Goednummer: PL0900-2022322916-3069436
SIN: AAMT5160NL
Object: Munitie (Mund Huls)
Merk/type: Geco 9 Mm K
Goednummer: PL0900-2022322916-3069438
SIN: AAMT5157NL
Object: Munitie (Mund Huls)
Merk/type: Geco 9 Mm K [5]
In een
proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [straat] [vestigingsplaats] )is door verbalisant [verbalisant 4] het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
[verbalisant 3] , forensisch onderzoeker politie Midden-Nederland, onderzocht de plaats delict op de [adres ] te [vestigingsplaats] . Aldaar was geschoten op een kapsalon. Hij vertelde mij dat er een vuurwapen was aangetroffen nabij tankstation BP de Paal in Almere. Hij verzocht mij het vuurwapen te gaan veiligstellen. Van de hondengeleider kreeg ik de volgende informatie dat:-in de nabije omgeving op de Paal eerder vannacht een verdachte is aangehouden;-er op de grond een vuurwapen met demper lag.
Op het gebladerte op de grond lag een zwartkleurig pistool met een geluiddemper op de loop. Ik heb het pistool en patroonmagazijn forensisch veiliggesteld onder SIN:AA0P8812NL en SIN:AA0P8813NL. [6]
Rapporteur B. Jacobs heeft in het
NFI-rapport Wapen- en munitieonderzoek van 13 januari 2023onder meer het volgende gerapporteerd:
Het vergelijkend onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd dat de acht hulzen [AAMT5157NL t/m -64NL] zijn verschoten met het vuurwapen [AA0P8812NL], type
Makarov van het kaliber 9mm Browning Kort. Voor elk van de acht hulzen, kaliber 9mm Browning Kort, en vuurwapen [AA0P8812NL] zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De huls is verschoten met het vuurwapen.
Hypothese 2: De huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen.
De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker
wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is. [7]
In een
proces-verbaal van bevindingenis door verbalisant [verbalisant 5] het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van de onder dit proces aangetroffen- en in beslag genomen
voorwerpen, is door mij, op donderdag 31 augustus 2023, in het kader van de
Wet wapens en munitie, een nader onderzoek aan deze voorwerpen ingesteld,
waarbij het onderstaande werd bevonden.
1. Goednummers: PL0900-2022322916-3068551 (pistool) en
PL0900-2022322916-3068552 (Patroonmagazijn)
SIN: AAOP8812NL (pistool) en
AAOP8813NL (patroonmagazijn)
Wapen: vuurwapen, pistool
Categorie: III sub I
Bovengenoemd voorwerp is een vuurwapen, pistool kaliber 9mm K (=9x17mm). Het betreft hier van origine een pistool van het merk/model Makarov.
2. Goednummer: PL0900-2022322916-3068551
SIN: AAOP8812NL
Wapen: geluiddemper voor vuurwapens
Categorie: I sub 3
Bovenvermeld voorwerp is een geluiddemper als bedoeld in artikel 2 onder f van de
Regeling wapens en munitie. Zijnde een niet in het vuurwapen geïntegreerd, doorgaans aan de loopmond daarvan bevestigd voorwerp, dat bestemd of geschikt is om te bewerkstelligen dat het geluid van het schot wordt gedempt. Deze geluiddemper was niet voorzien van een merk aanduiding en heeft een lengte van ongeveer 20 centimeter en een doorsnede van ongeveer 4 centimeter. Deze geluiddemper kon worden gemonteerd op het onder 1 omschreven vuurwapen. [8]
Blijkens een
kennisgeving van inbeslagnemingis onder verdachte onder meer in beslag genomen:
Goednummer: PL0900-2022322916-3068205
Merk/type: Apple Iphone
Kleur: Zwart [9]
In een
proces-verbaal van bevindingenis door verbalisant [verbalisant 6] het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Vervolgens heb ik onderzoek gedaan naar de veiliggestelde gegevens van iPhone 14.
Goednummer: 3068205
SIN nummer: AAPF1152NL
Merk: Apple
Model: iPhone 14
Device Name: iPhone van [verdachte]
Ik zag dat er tussen de video's op de telefoon een video stond van 31 oktober 2022 waarop het incident op de [adres ] te zien is.
0:00 seconden:
Ik zie op de video dat de camera gericht wordt op een pand met een groot raam. Ik zie dat op dit raam de letters en getallen […] staan met eronder [kapperszaak] . Ik herken deze tekst ambtshalve als het logo van [kapperszaak] gevestigd aan de [adres ] te [vestigingsplaats] . Ik zie dat het pand en de omgeving van het
pand ook overeen komen met het pand aan de [adres ] te [vestigingsplaats] . Ik hoor op de video de motor van vermoedelijk een scooter.
00:01 seconden:
Ik hoor op de video zeven knallen die mij ambtshalve doen denken aan de schoten van een vuurwapen. [10]
Uit de
verklaring van verdachtebij de rechter-commissaris van 3 november 2022 volgt, zakelijk weergegeven:
Ik ben in de avond door een kennis gevraagd om mee te doen aan waarvan ik verdacht word. De opdracht was om met een vuurwapen te gaan schieten op het pand. Ik kreeg een berichtje van hem op snapchat: ‘jo [verdachte] , hoe gaat het?’ zo begon het. Toen zei hij: ‘wil je snel geld verdienen’? Ik vroeg: ‘waarmee’? Toen kwam hij direct met dit verhaal. Hij zei: ‘heel simpel we rijden langs een huis, het enige wat je hoeft te doen, is te stoppen voor het huis. Ik schiet op het huis en we rijden weg’. Ik ben later in de avond opgehaald door die kennis. Hierna zijn wij naar een locatie gegaan om de scooter op te halen. Daarna zijn wij, na overleg, naar een locatie gegaan waar die kennis van mij het wapen heeft opgehaald, bij een kennis van hem, die ik niet ken. Toen die kennis van mij dat vuurwapen heeft ontvangen, zijn wij richting de locatie gegaan. [11]
Uit de
verklaring van verdachtebij de politie van 18 november 2022 volgt, zakelijk weergegeven:
V: Hoe is het vervolgens gegaan toen jullie bij het pand aankwamen?A: Ik reed langs het pand. Toen zijn we een paar seconden stilgestaan, toen heeft die jongen geschoten en toen zijn we weggereden.V: Waar richtte hij op?A: Volgens mij op het raam van het pand. [12]
Uit de
verklaring van verdachteter terechtzitting van 1 september 2023 volgt, zakelijk weergegeven:
Het was mij van het begin af aan duidelijk dat er geschoten zou worden. Eerst lukte het schieten niet. We zijn toen weggereden. Even later zijn we weer teruggereden en toen lukte het schieten wel. Ik heb het schieten gefilmd met mijn telefoon. Dat was mij gevraagd, misschien als bewijs.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Medeplegen van bedreiging (feit 2) en medeplegen van vernieling (feit 3)
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde medeplegen van bedreiging en vernieling kan worden bewezen. Vast is komen te staan dat sprake was van een vooropgezet plan om het pand van aangeefster te beschieten en dat verdachte hiervan ook op de hoogte was. Verdachte heeft immers verklaard dat het voor hem vanaf het begin duidelijk was dat er op het pand moest worden geschoten, en dat hij de scooter zou besturen. Verdachte heeft ook actief meegewerkt aan de uitvoering van het plan en heeft daarin een aanzienlijk en relevant aandeel gehad. Verdachte heeft namelijk samen met de medeverdachte een scooter en een vuurwapen met een geluiddemper opgehaald, is vervolgens met de medeverdachte achterop de scooter naar het pand aan de [adres ] in [vestigingsplaats] gereden en is – nadat het schieten een eerste keer niet was gelukt – een tweede keer naar het pand gereden en heeft vervolgens de beschieting met zijn telefoon gefilmd. Na het schietincident is verdachte samen met de medeverdachte op de scooter gevlucht. Deze handelingen leveren een nauwe en bewuste samenwerking op, gericht op het beschieten van het pand met een vuurwapen. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is geen sprake van gedragingen die slechts met medeplichtigheid in verband kunnen worden gebracht. Het beschieten van een pand met een vuurwapen moet, nu een andere verklaring daarvoor door verdachte of zijn mededader niet is gegeven, worden aangemerkt als een handeling die bedoeld was om de gebruikers van dat pand angst aan te jagen en die bij die gebruikers ook de redelijke vrees kon doen ontstaan voor een levensdelict of zware mishandeling.
Medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen met geluiddemper (feit 1)
Voor een veroordeling van het voorhanden hebben van een wapen in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (WWM) is vereist dat de verdachte het wapen bewust aanwezig had. Ook is vereist dat de verdachte feitelijke macht over het wapen kon uitoefenen, in de zin dat hij daarover kon beschikken.
Gelet op de bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van het vuurwapen met geluiddemper. Het was verdachte immers bekend dat er op een pand zou worden geschoten, en verdachte heeft het vuurwapen met geluiddemper samen met zijn medeverdachte opgehaald. Ook blijkt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte -samen met de medeverdachte- beschikkingsmacht heeft gehad over het wapen met de geluiddemper. Verdachte was immers de bestuurder van de scooter, terwijl de medeverdachte achterop zat. Hij heeft het vuurwapen – tot tweemaal toe – naar de plaats van het delict vervoerd. Dat het alleen de medeverdachte is geweest die het vuurwapen vast heeft gehouden, maakt dit niet anders. Daarmee acht de rechtbank ook het onder 1 tenlastegelegde medeplegen van het voorhanden hebben van een pistool met geluiddemper bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op 31 oktober 2022 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, een vuurwapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Makarov, kaliber 9mm K, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en een wapen van categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
Feit 2:
op 31 oktober 2022 te [vestigingsplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] en de gebruikers van een bedrijfspand te weten [kapperszaak] , gelegen aan de [adres ] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door meermalen met een vuurwapen op voornoemd bedrijfspand te schieten;
Feit 3:
op 31 oktober 2022 te [vestigingsplaats] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een bedrijfspand gelegen aan de [adres ] , die geheel of ten dele aan Alliantie […] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft vernield.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 2:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
Feit 3:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte, volgens het volwassenenstrafrecht, te veroordelen tot een gevangenisstraf van 150 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 101 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 160 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, het jeugdstrafrecht toe te passen, gelet op het reclasseringsadvies. Verdachte is nog jong en handelt impulsief. Daarbij heeft de raadsvrouw ook aangegeven dat verdachte nog thuis woont, en dat er via zijn ouders pedagogische beïnvloeding plaatsvindt. De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat verdachte bezig is met het afronden van zijn opleiding en dat hij zich gedurende geruime tijd goed heeft gehouden aan de voorwaarden die hem in het kader van schorsing van de voorlopige hechtenis door de rechtbank zijn opgelegd. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht aan verdachte een straf op te leggen die meebrengt dat verdachte niet meer terug hoeft naar de gevangenis. Verdachte is bereid een taakstraf uit te voeren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Volwassenenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten twintig jaar, zodat in beginsel het volwassenenstrafrecht van toepassing is. Op grond van artikel 77c Sr kan op een jongvolwassene verdachte die ten tijde van de strafbare feiten meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, het jeugdstrafrecht worden toegepast als de rechtbank daarvoor grond vindt in de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in de zaak van verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen. De reclassering heeft in haar advies van 29 augustus 2023 aangegeven dat er indicaties zijn om het jeugdstrafrecht toe te passen, maar dat uit het Wegingskader ASR geen overduidelijk beeld naar voren is gekomen ten aanzien van het te geven advies. De verdiepingsdiagnostiek en de behandeling bij De Waag hebben geen aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van een cognitieve beperking of een psychische stoornis bij verdachte. Verdachte beschikt volgens de reclassering echter wel over beperkte handelingsvaardigheden. Deze beperkte handelingsvaardigheden hebben uiteindelijk tot het advies geleid om toch het jeugdstrafrecht toe te passen, maar het was volgens de reclassering “een dubbeltje op zijn kant”. De reclassering schrijft expliciet op dat er geen specifieke interventies uit het jeugdstrafrecht nodig zijn en dat begeleiding vanuit een jeugdkader geen extra meerwaarde oplevert ten opzichte van begeleiding in een volwassenkader. Daarbij heeft de reclassering ook in aanmerking genomen dat het traject bij de volwassenreclassering tot op heden voldoende lijkt te hebben aangesloten.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken van omstandigheden die ertoe zouden moeten leiden dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. Daarbij heeft zij met name in aanmerking genomen dat er volgens de reclassering geen specifieke interventies vanuit het jeugdstrafrecht nodig worden geacht, en dat ook het invullen van het Wegingskader ASR niet heeft geleid tot een helder en eenduidig advies om het jeugdstrafrecht toe te passen. Interventies en toezicht vanuit de reclassering worden in zijn geheel niet noodzakelijk geacht. De rechtbank heeft bij haar beslissing om niet het jeugdstrafrecht toe te passen ook gelet op de indruk van verdachte zoals die ter terechtzitting naar voren is gekomene en uit het reclasseringsadvies blijkt. Verdachte is een jongvolwassene die thuis woont, maar ook een zelfstandig leven leidt en een opleiding volgt. Gelet op het voorgaande valt niet in te zien waarom het jeugdstrafrecht de meest effectieve manier zou zijn om het gedrag van verdachte te beïnvloeden. Het volwassenstrafrecht is daarom van toepassing.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met een geluiddemper. De rechtbank overweegt dat het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens en munitie in zijn algemeenheid al een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengt en bovendien de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid versterkt. In dit geval is het vuurwapen bovendien daadwerkelijk gebruikt. Verdachte heeft zich namelijk samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een zeer ernstige bedreiging door met dat vuurwapen ‘s nachts op een kapsalon te schieten. De kapsalon bevindt zich aan een openbare weg, middenin een woonwijk. Er is niet één keer geschoten, maar het vuurwapen is volledig leeggeschoten. Maar liefst acht kogels zijn er op het bedrijfspand afgevuurd. Het betreft een zeer intimiderende bedreiging, die in potentie tot een levensbedreigende situatie had kunnen leiden. Er mag dan ook van geluk gesproken worden dat tijdens de beschieting niemand in het pand aanwezig was.
Het beschieten van het pand was kennelijk enkel en alleen bedoeld om anderen te intimideren en te bedreigen. Een feit als dit komt vaak voort uit georganiseerde criminaliteit. Het feit dat verdachte heeft verklaard dat hij het schieten vermoedelijk als bewijs moest filmen, doet vermoeden dat dit ook hier het geval is geweest. Verdachte heeft over mogelijke opdrachtgevers niets willen verklaren en heeft dit vermoeden dus niet kunnen weerleggen. Er bestaat geen twijfel dat ook het slachtoffer [slachtoffer] zich door het handelen van verdachte en zijn medeverdachte ernstig bedreigd heeft gevoeld en dat het schietincident een enorme impact heeft gehad op haar leven, zoals zij ook op zitting duidelijk heeft gemaakt. Naast emotionele gevolgen heeft de beschieting ook voor financiële gevolgen gezorgd voor het slachtoffer, zo blijkt uit haar verklaring ter terechtzitting. Zowel werknemers als klanten voelen zich na het schietincident namelijk niet meer veilig in de kapsalon. Daar komt bij dat de beschieting voor omwonenden eveneens een bijzonder nare en bedreigende ervaring moet zijn geweest. Het behoeft geen toelichting dat een beschieting van een pand, middenin een woonwijk, de nodige schrik en gevoelens van angst en onveiligheid in de buurt teweeg heeft gebracht. Dit alles wordt verdachte zwaar aangerekend.
De maatschappij wordt tegenwoordig steeds vaker opgeschrikt door explosies en beschietingen bij woningen en panden. Er moet een einde worden gemaakt aan het gemak waarmee dit soort feiten, gericht op intimidatie, vandaag de dag lijken te worden gepleegd. De rechtbank wil met deze strafoplegging dan ook een duidelijk signaal afgeven aan de verdachte en aan de maatschappij dat dit soort vuurwapengeweld streng wordt bestraft.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
  • een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 24 juli 2023;
  • een rapportage van Reclassering Nederland van 29 augustus 2023, opgesteld door M. Broekstra, reclasseringsmedewerker.
Justitiële documentatie
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Rapportage van de reclassering
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat het risico op recidive wordt ingeschat als laag. De reclassering constateert dat sprake is van stabiliteit op nagenoeg alle leefgebieden. Verdachte woont bij zijn ouders en er is een stabiele gezinssituatie. Daarnaast volgt verdachte een opleiding die hij bijna heeft afgerond en is hij op zoek naar een bijbaan. Er is verder geen sprake van problematisch middelengebruik of financiële problematiek. Verder komen op dit moment geen zorgelijke signalen naar voren over het sociaal netwerk van verdachte.
Gedurende het reclasseringstoezicht in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft verdachte meegewerkt aan een ambulante behandeling bij De Waag. Tijdens de behandeling werden aanwijzingen voor ADHD gezien, maar een diagnose is niet gesteld. Verdachte is ondanks het ontbreken van een diagnose wel begonnen met ADHD-medicatie om te onderzoeken of dit kan bijdragen aan het verminderen van de impulsiviteit en het bevorderen van zijn concentratievermogen. De behandeling bij De Waag zal op korte termijn worden afgesloten wegens het ontbreken van een hulpvraag en de conclusies die al getrokken zijn.
De reclassering acht het op basis van de verkregen informatie niet noodzakelijk dat bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden wordt opgelegd. Er zijn geen aanknopingspunten meer voor interventies of toezicht vanuit de reclassering.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij na afronding van zijn huidige studie een opleiding wil doen om personal trainer te worden. Verdachte heeft verder verklaard dat hij een baan heeft gevonden als fitnessinstructeur, waarmee hij naar alle waarschijnlijkheid eind september kan beginnen. De ADHD-medicatie die hij sinds zijn behandeling bij De Waag gebruikt, wil verdachte graag blijven gebruiken omdat hij daardoor naar eigen zeggen een betere concentratie heeft en meer rust in zijn hoofd ervaart.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het feit dat verdachte uiteindelijk tot op zekere hoogte openheid van zaken heeft gegeven over de bewezenverklaarde feiten en zijn aandeel heeft toegegeven. Verdachte neemt daarmee in enige mate verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Hij laat echter wel, door niets over opdrachtgevers en de achtergrond te willen verklaren, het slachtoffer met vragen en onzekerheden achter.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op straffen die voor soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank overweegt dat er voor bedreiging, vernieling en het voorhanden hebben van een vuurwapen met geluiddemper oriëntatiepunten voor strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn, maar zal deze in dit geval - gelet op de aard en ernst van dit specifieke geval - niet als uitgangspunt nemen. Het zwaartepunt voor de strafoplegging ligt voor de rechtbank bij de bedreiging en het voorhanden hebben van het vuurwapen met geluiddemper in de openbare ruimte.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op wat hiervoor is overwogen over de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie, het nodig is een gevangenisstraf op te leggen. Met een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak zouden de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde miskend worden. Mede gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, neemt de rechtbank als uitgangspunt voor de bewezenverklaarde feiten een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
De rechtbank houdt rekening met de nog jonge leeftijd van verdachte en het feit dat hij zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis (redelijk) goed aan zijn voorwaarden heeft gehouden. Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat niet verdachte, maar zijn medeverdachte de initiatiefnemer van de beschieting is geweest en uiteindelijk degene is geweest die op het pand heeft geschoten. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte tot op zekere hoogte openheid van zaken heeft gegeven en verantwoordelijkheid neemt voor zijn rol. Gelet op deze feiten en omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om een deel van gevangenisstraf in voorwaardelijke zin aan verdachte op te leggen.
Anders dan de officier van justitie heeft geëist en de raadsvrouw heeft bepleit, zal het onvoorwaardelijk deel van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf langer zijn dan de door verdachte ondergane voorlopige hechtenis. Deze periode van 50 dagen detentie doet naar het oordeel van de rechtbank namelijk geen recht aan de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten. Het gegeven dat de voorlopige hechtenis van verdachte eerder werd geschorst, staat niet in de weg aan oplegging van een langer onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Met dit forse voorwaardelijk strafdeel wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Opheffen schorsing voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 19 december 2022 geschorst. Nu aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd waarvan het onvoorwaardelijke deel van langere duur is dan het reeds door hem ondergane voorarrest, moet de rechtbank bij het wijzen van dit vonnis opnieuw een afweging maken tussen de strafvorderlijke belangen en de persoonlijke belangen van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de persoonlijke belangen van verdachte, gelet op deze uitspraak, niet langer zwaarder wegen dan het strafvorderlijk belang. De rechtbank zal om die reden de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bevelen.

9.BESLAG

Blijkens een
‘Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen’van 30 augustus 2023 is beslag gelegd op:
1. STK Handschoen wit, nummer PL0900-2022322916-G3068224;
2 1 STK Handschoen wit, nummer PL0900-2022322916-G3068208;
3 1 STK Tas meerkleurig, merk Action, nummer PL0900-2022322916-G3068554;
4 1 STK Zak, nummer PL0900-2022322916-G3068728;
5 1 STK Jas Under Armour met capuchon, zwart, nummer PL0900-2022322916-3068724;
6 1 STK Wapen, nummer PL0900-2022322916-G3123920;
7 1 STK Wapen, nummer PL0900-2022322916-G3123919;
8 1 STK Wapen, nummer PL0900-2022322916-G3123923;
9 1 STK Wapen, nummer PL0900-2022322916-G3123926;
10 1 STK Wapen, nummer PL0900-2022322916-G3123921;
11 1 STK Wapen, nummer PL0900-2022322916-G3123929;
12 1 STK Wapen, nummer PL0900-2022322916-G3123928;
13 1 STK Wapen, nummer PL0900-2022322916-G3124982;
14 1 STK Wapen, nummer PL0900-2022322916-G3123918.
Blijkens een kennisgeving van inbeslagname is ook beslag gelegd op een vuurwapen met geluiddemper, kleur: zwart, goednummer PL0900-2022322916-3068551.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het vuurwapen met geluiddemper en de handschoenen te onttrekken aan het verkeer, de in beslaggenomen zak te vernietigen en de Action tas verbeurd te verklaren. Met betrekking tot de overige inbeslaggenomen voorwerpen heeft de officier van justitie geen standpunt ingenomen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De inbeslaggenomen handschoenen, zoals hierboven omschreven onder 1 en 2, die de medeverdachte heeft gedragen op het moment van het schietincident, zullen verbeurd worden verklaard omdat de bewezenverklaarde feiten met behulp van deze voorwerpen zijn begaan.
De rechtbank zal de inbeslaggenomen tas, zoals hierboven omschreven onder 3, verbeurd verklaren aangezien niet kan worden vastgesteld aan wie dit voorwerp toebehoort.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten de patronen zoals hierboven omschreven onder 6 tot en met 14 en het vuurwapen met geluiddemper, onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot en met behulp van deze voorwerpen is het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feit begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de jas, zoals hierboven omschreven onder 5, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave daarvan verzet.
Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal teruggave gelasten van de in beslag genomen zak, zoals hierboven omschreven onder 4, aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] , bijgestaan door haar advocaat mr. E.P.H. van Esser, heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.486,63. Dit bedrag bestaat uit € 4.486,63 materiële schade en € 2.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit. De materiële schade bestaat uit de volgende schadeposten:
• raamsticker: € 319,00;
• nieuwe vloer: € 2.066,12;
• spiegels: € 495,62;
• verf- en schilderbenodigdheden: € 42,35;
• stuc pasta: € 12,55;
• (overige) materialen verbouwing: € 80,99;
• arbeidskosten: € 1.470,00.
De benadeelde partij heeft verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan. Ook heeft de benadeelde partij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen en het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft over de materiële schadepost raamsticker aangevoerd dat er een offerte van € 319,00 euro ter onderbouwing is bijgevoegd, maar dat niet is gebleken dat er een nieuwe raamsticker is geplaatst. Verder heeft zij opgemerkt dat bij een zoekslag op internet te zien is dat eenzelfde formaat raamsticker slechts € 25,00 euro kost. Dit is dan ook het bedrag dat zou kunnen worden toegewezen voor de raamsticker. Over de materiële schadeposten spiegels en vloer heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier niet blijkt dat van beschadiging aan de vloer en spiegels als gevolg van het schietincident. Er is dan ook geen causaal verband, zodat de benadeelde partij met betrekking tot deze schadeposten niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schadeposten verf- en schildersbenodigdheden, stuc pasta en (overige) materialen verbouwing wel voor toewijzing in aanmerking komen. Over de materiële schadepost arbeidsuren heeft de raadsvrouw opgemerkt dat die kostenpost ziet op een verbouwing in de kapsalon, maar dat van de noodzaak van die verbouwing niet is gebleken. De benadeelde partij moet ten aanzien van deze schadepost dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard, dan wel moet de vordering voor dit deel worden afgewezen.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht het toe te wijzen bedrag te beperken tot een bedrag van € 1.000 euro.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is met betrekking tot de schadeposten nieuwe vloer, spiegels, verf- en schildersbenodigdheden, stuc pasta, (overige) materialen verbouwing en arbeidskosten van oordeel dat uit het procesdossier en de onderbouwing bij het verzoek tot schadevergoeding onvoldoende is gebleken van een rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen het forensisch onderzoek dat heeft plaatsgevonden, en de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] over het pand. Hij heeft gerelateerd dat de kogels niet door het gordijn zijn gegaan dat zich bevindt tussen het raam dat is beschoten en de geplaatste wand in de kapperszaak. De projectielen zijn aldus aangetroffen in de ruimte tussen het raam en het gordijn, zodat ook gelet op die bevindingen niet is gebleken van beschadigingen aan die wand en de spiegels in de kapperszaak die een verbouwing noodzakelijk zouden maken. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schadeposten nieuwe vloer, spiegels, verf- en schildersbenodigdheden, stuc pasta, (overige) materialen verbouwing en arbeidskosten dan ook niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan deze materiële schadeposten bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank is van oordeel dat wel voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 2 bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden aan het raam. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 319,00 voor een dergelijke raamsticker redelijk en billijk is. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schadepost raamsticker dan ook toewijzen.
De rechtbank waardeert de totale materiële schade op € 319,00.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en als het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat zij, als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit, op andere wijze in de persoon is aangetast door het psychische leed dat haar is aangedaan. Dit ligt gelet op de hiervoor beschreven aard en ernst van de normschending voor de hand, en is ook door de benadeelde partij uitgebreid nader toegelicht en onderbouwd. Een bedreiging als deze is immers juist gericht op het veroorzaken van psychische schade, te weten angstgevoelens, bij een slachtoffer. Gelet op de motivering en onderbouwing van de immateriële schadepost en wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 2.000,- billijk is.
Totale schade
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 2.319,00 hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 oktober 2022 tot aan de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.319,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling. Als verdachte niet betaalt, zal deze verplichting worden aangevuld met 33 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De verdachte is van zijn verplichting tot het vergoeden van schade bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij [slachtoffer] dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 285, 350 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • een handschoen, kleur: wit, goednummer PL0900-2022322916-G3068224;
  • een handschoen, kleur: wit, goednummer PL0900-2022322916-G3068208;
  • een tas, merk: Action, kleur: meerkleurig, goednummer PL0900-2022322916-G3068554;
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • een vuurwapen met geluiddemper, kleur: zwart, goednummer PL0900-2022322916-3068551;
  • 1 STK Wapen, goednummer PL0900-2022322916-G3123920;
  • 1 STK Wapen, goednummer PL0900-2022322916-G3123919;
  • 1 STK Wapen, goednummer PL0900-2022322916-G3123923;
  • 1 STK Wapen, goednummer PL0900-2022322916-G3123926;
  • 1 STK Wapen, goednummer PL0900-2022322916-G3123921;
  • 1 STK Wapen, goednummer PL0900-2022322916-G3123929;
  • 1 STK Wapen, goednummer PL0900-2022322916-G3123928;
  • 1 STK Wapen, goednummer PL0900-2022322916-G3124982;
  • 1 STK Wapen, goednummer PL0900-2022322916-G3123918;
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
 een jas met capuchon, merk: Under Armour, kleur: zwart, goednummer PL0900-2022322916-3068724;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het volgende voorwerp:
 een zak, goednummer PL0900-2022322916-G3068728;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.319,00;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 2.319,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 33 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.A. Groeneveld, voorzitter, mrs. R.P.P. Hoekstra en I. Helmich, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.E. Heins, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 september 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat hij:
Feit 1:
op of omstreeks 31 oktober 2022 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, pistool, van het merk Makarov, kaliber 9mm K, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of een bijbehorende demper en/of een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I onder 3 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
Feit 2:
op of omstreeks 31 oktober 2022 te [vestigingsplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
- [slachtoffer] en/of de huurder(s)/gebruiker(s) van een (bedrijfs)pand (te weten: [kapperszaak] ), gelegen aan de [adres ] en/of
- de bewoners en/of eigenaren/gebruikers van omliggende (bedrijfs)panden en/of woningen,
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op voornoemd (bedrijfs)pand te schieten;
Feit 3:
op of omstreeks 31 oktober 2022 te [vestigingsplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk één of meer ruit(en) van een (bedrijfs)pand gelegen aan de [adres ] , in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of Alliantie Almere, in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s die zijn opgenomen als bijlagen in: - het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbalen van 2 november 2022 en 28 april 2023 met documentcode 2022322916, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 279 en pagina’s 280 tot en met 329 (hierna: Procesdossier); - het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 juni 2023, genummerd PL0900-2022322916, opgemaakt door politie Midden-Nederland Forensische Opsporing, doorgenummerde 1 tot en met 183 (hierna: Forensisch Dossier).Tenzij anders vermeld zijn dit processen-verbaal opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Procesdossier, p. 41.
3.Procesdossier, p. 45.
4.Forensisch Dossier, p. 7.
5.Forensisch Dossier, p. 8 en 9.
6.Forensisch Dossier, p. 17 en 18.
7.Forensisch dossier, p. 112 tot en met 114.
8.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 31 augustus 2023, genummerd PL0900-2022322916-57, opgemaakt door politie Midden-Nederland, p. 1 en 2.
9.Een kennisgeving van inbeslagneming van 31 oktober 2022, genummerd PL0900-2022322916-10, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, opgenomen als bijlage bij het procesdossier.
10.Procesdossier, p. 308, 313 en 314.
11.Een proces-verbaal van verhoor van [verdachte] bij de rechter-commissaris van 3 november 2022, pagina 1 tot en met 3.
12.Procesdossier, p. 110 tot en met 115.