In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een ex-werknemer, hierna te noemen [verzoeker], tegen zijn voormalige werkgever, [verweerster] B.V. Het verzoekschrift werd ingediend nadat [verweerster] de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] had opgezegd na het verkrijgen van een ontslagvergunning. De arbeidsovereenkomst was aangegaan voor onbepaalde tijd en [verzoeker] had recht op een transitievergoeding van € 29.612,86 bruto, welke door [verweerster] niet was uitbetaald. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 augustus 2023 was [verzoeker] niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. A.J. Butter, nam telefonisch deel. [verweerster] voerde geen verweer en gaf aan dat het verzoek kon worden toegewezen.
De kantonrechter oordeelde dat het verzoek toewijsbaar was, gezien het ontbreken van verweer van [verweerster]. De rechter bepaalde dat [verweerster] aan [verzoeker] de gevorderde transitievergoeding moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 juni 2023. Tevens werd [verweerster] veroordeeld in de proceskosten, die op € 615,00 werden begroot. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, en is een belangrijke uitspraak in het arbeidsrecht, met betrekking tot de rechten van werknemers bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst.