In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en gedaagde sub 1, een kappersbedrijf. De eiser, die een interne opleiding tot barbier volgde, had een studieovereenkomst en een stageovereenkomst met gedaagde sub 1. De eiser vorderde primair een verklaring voor recht dat de stageovereenkomst kwalificeert als een arbeidsovereenkomst en dat de studieovereenkomst ongeldig is. Gedaagde sub 1 voerde verweer en stelde een tegenvordering in. De kantonrechter oordeelde dat de studieovereenkomst ongeldig was, omdat gedaagde sub 1 de eiser niet voldoende had geïnformeerd over de gevolgen van de overeenkomst en de studiekosten. De kantonrechter oordeelde verder dat de stageovereenkomst in feite een arbeidsovereenkomst was, omdat de werkzaamheden van de eiser niet in het kader van een opleiding plaatsvonden, maar in het belang van gedaagde sub 1. De eiser kreeg gelijk in zijn vorderingen, en gedaagde sub 1 werd veroordeeld tot betaling van achterstallig loon en onverschuldigde betalingen, evenals de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers in de precontractuele fase en de noodzaak om werknemers duidelijk te informeren over de gevolgen van overeenkomsten.