ECLI:NL:RBMNE:2023:4692

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
16.261272.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van doodslag en mishandeling in zorginstelling na overlijden van zorgbehoevende man

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 september 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zorgverlener, verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk doden van een 52-jarige man met zowel visuele als verstandelijke beperkingen, die in een zorginstelling verbleef. De man had 24/7 toezicht nodig, maar de zorgverlener was tijdens zijn nachtdienst in slaap gevallen, wat leidde tot de dood van de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk geweld had gebruikt of dat hij de man in een hulpeloze toestand had gebracht. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte vrij te spreken van doodslag en zware mishandeling, en de rechtbank volgde dit standpunt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk had gehandeld en dat er geen bewijs was dat hij de man in een hulpeloze toestand had gelaten. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven. De rechtbank benadrukte het verschil tussen opzet en schuld in het strafrecht en concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig kon worden bevonden aan de hem ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.261272.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 januari 2023, 19 april 2023 en 30 augustus 2023. Op 30 augustus 2023 is de zaak inhoudelijk behandeld. Het onderzoek is op de zitting van 30 augustus 2023 gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte zijn raadsman, mr. F.A. van Katwijk, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 30 augustus 2023 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:
op 29 augustus 2022 te [woonplaats] [A] opzettelijk van het leven heeft beroofd door het uitoefenen van hevig stomp/botsend geweld op de hals/nek van [A] ;
feit 1 subsidiair:
op 29 augustus 2022 te [woonplaats] opzettelijk aan [A] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door het uitoefenen van hevig stomp/botsend geweld op de hals/nek van [A] , en dit de dood van [A] tot gevolg heeft gehad;
feit 1 meer subsidiair:
op 29 augustus 2022 te [woonplaats] [A] heeft mishandeld door het uitoefenen van hevig stomp/botsend geweld op de hals/nek van [A] , en dit de dood van [A] tot gevolg heeft gehad;
feit 2:
op 29 augustus 2022 te [woonplaats] [A] , die geestelijk en lichamelijk beperk was, functioneerde op het niveau van een acht- tot tienjarige, en volledig afhankelijk was van zorg en verpleging, en tot wiens onderhoud en verpleging verdachte verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten door onvoldoende toezicht te houden, wat de dood van, althans zwaar lichamelijk letsel bij, [A] tot gevolg heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder feit 1 tenlastegelegde. De officier acht niet wettig en overtuigend te bewijzen dat het letsel van [A] door verdachte is toegebracht.
De officier van justitie acht het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Door tot tweemaal toe bewust te gaan slapen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij geen toezicht kon houden op [A] , waardoor hij niet tijdig kon interveniëren op het moment dat [A] wakker zou worden en bij hem de spanning zou oplopen. Gelet hierop is er bij verdachte sprake geweest van voorwaardelijk opzet ten aanzien van het in hulpeloze toestand brengen van [A] .
Ten aanzien van het in hulpeloze toestand laten van [A] geldt dat verdachte rekening hield met de mogelijkheid dat [A] schor was geworden door het slaan op zijn keel. Nadat verdachte had gezien dat [A] zichzelf tegen zijn keel had geslagen en hij hoorde dat hij schor klonk, heeft verdachte op zijn telefoon gezocht op de termen zoals onder meer ‘klap op keel’. Hierbij is hij op een website terechtgekomen met informatie dat er mogelijk sprake zou kunnen zijn van belemmering van de luchtpijp en dat dit ernstige gevolgen zou kunnen hebben. Verdachte heeft de tekst van deze site – naar eigen zeggen – deels gelezen. Verdachte heeft hierop besloten om geen hulp in te schakelen. Gelet hierop is er bij verdachte sprake geweest van voorwaardelijk opzet op het in hulpeloze toestand laten van [A] . Daardoor is uiteindelijk te laat opgemerkt dat hij forse interne verwondingen had aan het tongbeen, het strottenhoofd en de luchtpijp waaraan hij een dag later is overleden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Verdachte heeft op geen enkele wijze geweld toegepast jegens [A] . Voorts kan niet worden vastgesteld dat [A] door verdachte in een hulpeloze toestand is gebracht, omdat niet kan worden vastgesteld op welk moment gedurende de nachtdienst het letsel is ontstaan. Ten aanzien van het ten laste gelegde in hulpeloze toestand brengen en houden van [A] , stelt de verdediging zich voorts op het standpunt dat verdachte niet met het daarvoor vereiste – minst genomen voorwaardelijk – opzet heeft gehandeld. Verdachte was, evenals de heren van de vroege dienst in eerste instantie waren, niet op de hoogte van de acute noodzaak tot medische hulp en had dit in de gegeven situatie ook niet hoeven zijn. Toen verdachte om 06:34 uur voor het laatst bij [A] ging kijken, was zijn waarneming dat hij rustig lag te slapen en dat hij snurkte. Hieruit concludeerde verdachte dat de gevolgen van de zware nacht niet anders zouden zijn dan anders. Dat [A] schor klonk, linkte verdachte aan het feit dat hij flink had liggen vloeken en tieren. De situatie heeft zich aldus niet dusdanig manifest en kenbaar levensbedreigend aan verdachte voorgedaan dat het niet anders kon dat hij er, zich welbewust van de risico’s, willens en wetens voor heeft gekozen zich te onthouden van hulpverlenende activiteiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
[A] was een man van 52 jaar met zowel een visuele als verstandelijke beperking. Vanwege zijn beperkingen had [A] 24 uur per dag een-op-een zorg nodig. Daarom woonde [A] op [adres] , een afdeling van [afdeling] te [woonplaats] . Verdachte was werkzaam voor [afdeling] en voornamelijk belast met de zorg voor [A] . Verdachte draaide zowel dag- als nachtdiensten, gemiddeld zes dagen per week. Voor deze zaak is van belang dat [A] aan automutilatie deed, waarbij hij zichzelf met enige regelmaat hard tegen het hoofd sloeg en waarbij hij zichzelf soms ook verwondde.
[A] is op 30 augustus 2022 overleden aan de gevolgen van letsel aan het tongbeen, het strottenhoofd en de luchtpijp door meervoudige en hevige (stomp botsende en/of samendrukkende) krachtinwerking. Gezien de medische voorgeschiedenis en het totale letselbeeld overweegt de patholoog dat het een reële mogelijkheid is dat [A] zichzelf dit letsel heeft toegebracht. Er zijn geen dwingende aanwijzingen dat het letsel is toegebracht door derden, maar het kan ook niet worden uitgesloten dat het letsel is toegebracht door derden.
De officier van justitie heeft twee feiten ten laste gelegd. Het eerste feit komt er in de kern op neer dat verdachte wordt verweten dat hij degene is die het letsel heeft toegebracht aan [A] . Het tweede feit komt er in de kern op neer dat hij [A] , voor wie hij de zorg had in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten, door onvoldoende toezicht op hem te houden en hem vervolgens adequate verzorging te onthouden.
De rechtbank zal hierna oordelen over de door de officier van justitie aan verdachte tenlastegelegde feiten.
feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair
De rechtbank is, net als de officier van justitie en de raadsman van verdachte, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [A] op 29 augustus 2022 te [woonplaats] opzettelijk van het leven heeft beroofd, of dat verdachte [A] op die datum opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht of heeft mishandeld, als gevolg waarvan [A] is overleden. Het dossier bevat daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Niet is gebleken dat verdachte enige vorm van geweld heeft uitgeoefend op [A] . Daarnaast volgt uit het uitgevoerde forensisch pathologisch onderzoek bovendien dat zelftoebrenging door [A] van het letsel dat heeft geleid tot zijn overlijden, gelet op zijn medische voorgeschiedenis, een reële mogelijkheid is.
De rechtbank zal de verdachte daarom zal vrijspreken van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
feit 2
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank het volgende.
Voor een goede beoordeling van deze zaak is het van belang om stil te staan bij de verschillende gradaties van verwijtbaarheid die het Wetboek van Strafrecht kent, en in het bijzonder het verschil tussen opzet en schuld: Wanneer is sprake van opzet en wanneer is iets te wijten aan iemands schuld?
Het strafrecht kent verschillende vormen van opzet. De zwaarste vorm van opzet is opzet als oogmerk, waarbij de pleger echt het doel heeft om het strafbare feit te plegen (in dit geval het in hulpeloze toestand brengen of laten van [A] ). De lichtste vorm van opzet wordt voorwaardelijk opzet genoemd. Dan gaat het om zaken waarin waarbij de dader weet dat er een aanmerkelijke kans bestaat dat zijn handelen verkeerd uitpakt, maar waarbij hij die kans willens en wetens aanvaard. Of, met andere woorden, hij weet dat de kans bestaat dat het mis gaat, maar dat maakt hem niets uit.
Opzet is de zwaarste vorm van verwijtbaarheid. Een lichtere vorm van verwijtbaarheid is schuld. De zwaarste vorm van schuld is bewuste schuld. Dat is aan de orde wanneer een dader weet dat er een kans is dat het mis kan gaan, maar denkt dat dat toch niet gaat gebeuren.
Samengevat: bij voorwaardelijk opzet maakt het de daders niets uit of het mis gaat, bij bewuste schuld weet de dader dat er een kans bestaat dat het misgaat, maar denkt hij dat dat waarschijnlijk toch niet gaat gebeuren.
Uit artikel 255 Wetboek van Strafrecht volgt dat het in een hulpeloze toestand brengen of laten van iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging je krachtens overeenkomst verplicht bent, alleen strafbaar is als dat opzettelijk gebeurt. De rechtbank merkt in dat verband op dat het woord “opzettelijk” in de tekst van de tenlastelegging kennelijk abusievelijk is weggevallen. Omdat het voor alle betrokkenen duidelijk is dat de officier van justitie bedoeld heeft het feit van artikel 255 Sr ten laste te leggen, zal de rechtbank de tenlastelegging op dat punt verbeterd lezen.
De rechtbank overweegt dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het in hulpeloze toestand brengen van [A] . Verdachte is weliswaar in strijd met de werkvoorschriften van [afdeling] tijdens zijn waakdienst tot tweemaal toe gaan slapen, en heeft daardoor pas laat ingrepen toen [A] (naar alle waarschijnlijkheid) al enige tijd aan het automutileren was en in een hulpeloze toestand verkeerde, maar dit betekent niet dat verdachte [A]
opzettelijkin die hulpeloze toestand heeft gebracht. Aannemelijk is dat verdachte ervan uitging dat hij tijdig wakker zou worden en dat hij voldoende tijd zou hebben om in te grijpen als er wat met [A] aan de hand was, zoals ook eerder die nacht was gebeurd nadat verdachte voor de eerste keer was gaan slapen. Verdachte vertrouwde er daarbij op dat hij wakker zou worden van het geluid van de babymonitor die in directe geluids- en cameraverbinding stond met de kamer van [A] .
De rechtbank overweegt dat verdachte er op lichtzinnige wijze vanuit is gegaan dat het met het toezicht op [A] allemaal wel goed zou komen. Verdachte kan dan ook een bepaalde mate van schuld worden verweten. Van (voorwaardelijk) opzet op het in hulpeloze toestand brengen is echter geen sprake.
Ook is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [A] opzettelijk in een hulpeloze toestand heeft gelaten. Hoewel verdachte wist dat [A] zichzelf had geslagen, heeft verdachte gedacht dat het met de gevolgen daarvan wel los zou lopen, zoals dat meestal het geval was. Daarom heeft verdachte niet aan de ochtendploeg gemeld wat er die nacht was gebeurd. Dat was verkeerd, en verdachte heeft ook hier lichtzinnig en niet adequaat gehandeld. Ook hier geldt dat verdachte een bepaalde mate van schuld kan worden verweten. Verdachte heeft immers nog gegoogeld op “klap op keel”, en daaruit blijkt wel dat hij ervan uitging dat er mogelijk letsel was ontstaan. Maar dat betekent niet dat verdachte daarmee ook opzettelijk heeft gehandeld. Daarvoor is nodig dat verdachte door niets te zeggen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [A] in hulpeloze toestand zou laten. De rechtbank heeft echter niet de overtuiging dat verdachte zich realiseerde dat er een aanmerkelijke kans was dat [A] ernstig letsel, maar dat hij desondanks geen hulp heeft ingeroepen en de mogelijke gevolgen van het niet inroepen van hulp bewust accepteerde. Aannemelijk is dat verdachte ervan uitging dat het allemaal wel mee zou vallen.
Dat verdachte uit angst voor het verlies van zijn baan bij [afdeling] de camerabeelden van de babymonitor van die nacht heeft gewist omdat bij [afdeling] bekend was dat hij al eens eerder tijdens een nachtdienst in slaap was gevallen is bijzonder kwalijk te noemen. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel over de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de verdachte voor de dood van [A] .
Het is niet duidelijk of [A] nog geleefd zou hebben als verdachte niet in slaap was gevallen, of eerder medische hulp zou hebben ingeroepen. Omdat verdachte niet opzettelijk heeft gehandeld en hij daardoor al wordt vrijgesproken, is het niet aan de rechtbank om het mogelijke verband te onderzoeken tussen het handelen van verdachte en het overlijden van [A] . De uitkomst van een dergelijk onderzoek zou de uitspraak in deze zaak immers niet anders maken. Het tenlastegelegde onder 2 is, gelet op het voorgaande niet wettig en overtuigend bewezen. Dit betekent dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van dit feit.
Geschorst bevel tot voorlopige hechtenis
Omdat verdachte wordt vrijgesproken zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
Beslag
In het onderzoek van deze strafzaak is een telefoontoestel van het merk Samsung (omschrijving: PL0900-2022254506-G3063393) in beslag genomen. De rechtbank is van oordeel dat dit telefoontoestel moet worden teruggeven aan verdachte.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
- gelast teruggave van: een zwarte Samsung telefoon (omschrijving: PL0900-2022254506-G3063393).
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. O. Böhmer en mr. M.J. Terstegge, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Opsteyn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 september 2023.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 29 augustus 2022, te [woonplaats] , gemeente Utrechtse Heuvelrug,
althans in Nederland, [A] , opzettelijk van het leven heeft beroofd, door
meervoudig, (hevig) stomp/botsend geweld op/tegen de hals/nek, althans het
lichaam van die [A] uit te oefenen en/of toe te passen;
(art 287 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 29 augustus 2022, te [woonplaats] , gemeente Utrechtse Heuvelrug,
althans in Nederland, aan [A] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te
weten:
  • een of meer breuk(en) van het tongbeen, en/of
  • een of meer breuk(en) aan de voorzijde en/of van (een van) beide hoorntjes van het schildkraakbeen, en/of
  • een of meer breuk(en) van het ringkraakbeen, en/of
  • een of meer breuk(en) en/of afplatting van de kraakbeenringen van de luchtpijp
heeft toegebracht, door (hevig) stomp/botsend geweld op/tegen de hals/nek, althans het
lichaam van die [A] uit te oefenen en/of toe te passen, terwijl het feit de dood
ten gevolge heeft gehad;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 302 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 29 augustus 2022, te [woonplaats] , gemeente Utrechtse Heuvelrug,
althans in Nederland, [A] , heeft mishandeld door (hevig) stomp/botsend
geweld op/tegen de hals/nek, althans het lichaam van die [A] uit te oefenen
en/of toe te passen, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
2
hij, op of omstreeks 29 augustus 2022, te [woonplaats] , gemeente Utrechtse Heuvelrug,
althans in Nederland, [A] (geboren op [1969] ), zijnde
geestelijk en/of lichamelijk beperkt en/of functionerend op het sociaal emotioneel
niveau van een acht- tot tienjarige en/of die volledig afhankelijk was van de aan
hem geboden verpleging en verzorging, tot wiens onderhoud en/of verpleging en/of
verzorging hij, verdachte, krachtens overeenkomst verplicht was, in hulpeloze
toestand heeft gebracht en/of gelaten, immers heeft hij, verdachte,
- niet zorggedragen voor een constant en/of direct en/of voldoende toezicht op (de
(lichamelijke) toestand) van die [A] en/of
- ( nadat hij op de hoogte was van het letsel dat die [A] aan zijn hals/nek had
opgelopen) die [A] adequate verzorging en/of inschakeling van medische
hulp/verzorging onthouden, althans geen adequate maatregelen genomen, en
aldus die [A] in een situatie gebracht en/of gehouden die voor de gezondheid
en/of het welbevinden van die [A] gevaarlijk en/of schadelijk was en/of kon
zijn terwijl voorgaande de dood van die [A] ten gevolge heeft gehad, althans zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten:
  • een of meer breuk(en) van het tongbeen, en/of
  • een of meer breuk(en) aan de voorzijde en/of van (een van) beide hoorntjes van het schildkraakbeen, en/of
  • een of meer breuk(en) van het ringkraakbeen, en/of
  • een of meer breuk(en) en/of afplatting van de kraakbeenringen van de luchtpijp.
(art 255 Wetboek van Strafrecht, art 257 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 257 lid 2 Wetboek van Strafrecht)