4.3.1.Is er sprake van vormverzuimen die tot bewijsuitsluiting zouden moeten leiden?
De rechtbank dient als eerste de vraag te beantwoorden of bij het opsporingsonderzoek van verdachte sprake is geweest van vormverzuimen. De rechtbank overweegt het volgende. Uit het zich in het dossier bevindende proces-verbaal van 16 maart 2023 pagina 6-7 volgt het volgende.
Op 15 maart 2023 werd aan verdachte een stopteken gegeven en vervolgens werd inzage in het rijbewijs gevorderd. Bij het aanpakken van het rijbewijs van verdachte roken verbalisanten een hennepgeur. Verdachte verklaarde dat hij twee jointjes bij zich had. Een van de verbalisanten heeft vervolgens in het voertuig gekeken. Hij zag een rugzak bij de bijrijdersstoel liggen en vroeg aan verdachte of hij hierin mocht kijken. Verdachte gaf toestemming als hij zelf mee mocht kijken bij het openen van de tas. In de tas werden vijf blokken aangetroffen. Later zijn deze blokken getest en bleek de inhoud cocaïne te zijn.
Stopteken en inzage in rijbewijs
Verbalisanten hebben verdachte een stopteken gegeven en inzage in het rijbewijs gevorderd tijdens een algemene verkeerscontrole. Zij hebben hiermee uitvoering gegeven aan de hun op grond van artikel 160 Wegenverkeerswet 1994 toekomende controlebevoegdheden. Van détournement de pouvoir (het gebruiken van een bevoegdheid voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven) is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, nu verbalisanten pas na het ruiken van een hennepgeur zijn gaan onderzoeken of sprake was van overtreding van de Opiumwet. Zij hebben dus geen stopteken gegeven en het rijbewijs gevorderd met het doel Opiumwet-feiten op te sporen. Van een vormverzuim is hier daarom geen sprake.
Zoekend rondkijken in het voertuig
De verdediging heeft bepleit dat uit het 'Zakboek Strafvordering voor de hulpofficier’ volgt dat de omstandigheden onvoldoende waren voor het doorzoeken van de auto van verdachte. De rechtbank overweegt dat in het Zakboek inderdaad staat dat het aantreffen van een joint bij een inzittende van een voertuig op zichzelf niet voldoende zal zijn voor het doorzoeken van een voertuig. De auto van verdachte is echter niet doorzocht, maar de verbalisanten hebben het gehouden bij het zoekend rondkijken in de auto. Op grond van artikel 9, eerste lid, onder a, van de Opiumwet hebben opsporingsambtenaren, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is - kort gezegd - toegang tot de vervoermiddelen waarvan hun bekend is of waarvan redelijkerwijze door hen kan worden vermoed dat daarmee drugs vervoerd worden of daarin aanwezig zijn. De omstandigheid dat de verbalisanten een hennepgeur roken en verdachte twee jointjes bij zich had is naar het oordeel van de rechtbank voldoende voor een redelijk vermoeden dat met het bestelbusje meer drugs werden vervoerd. Verbalisanten mochten dan ook gebruikmaken van hun bevoegdheid op grond van artikel 9, eerste lid, onder a van de Opiumwet om zoekend rond te kijken in het voertuig. Ook op dit punt is dus geen sprake van een vormverzuim.
Doorzoeken tas
Bij het zoekend rondkijken in de auto zagen verbalisanten een tas liggen. Uit het dossier blijkt dat de verbalisanten in de tas hebben gekeken nadat verdachte hiervoor toestemming heeft gegeven. Gelet op die toestemming waren de verbalisanten bevoegd de tas te openen en daarin te kijken. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat geen sprake is van een onrechtmatige doorzoeking van de tas en stelt daarom vast dat ook hier geen vormverzuim aan de orde is.
Verhoor
De verdediging heeft verder nog aangevoerd dat het vragen om toestemming om in de tas te kijken moet worden gezien als een verhoor, terwijl verbalisanten hebben verzuimd om verdachte de cautie te geven en hem te wijzen op zijn recht op bijstand van een advocaat.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 29, tweede lid, Sv een verdachte niet tot antwoorden is verplicht en dat hem dat voor aanvang van het verhoor wordt medegedeeld. Dit wordt de cautie genoemd. Het begrip verhoor heeft betrekking op alle vragen aan een door een opsporingsambtenaar als verdachte aangemerkt persoon. Als verdachte wordt aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt weliswaar dat de opsporingsambtenaren hun vraagtekens plaatsten bij het zenuwachtige gedrag van verdachte en de aanwezigheid van de hennepgeur en twee jointjes, maar daaruit blijkt niet dat ten tijde van het vragen om toestemming om in de tas te mogen kijken sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Deze vraag kan daarom niet worden aangemerkt als een verhoor zoals bedoeld in artikel 29, tweede lid, Sv. Van een vormverzuim was dan ook geen sprake.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van vormverzuimen.
4.3.2.Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 16 maart 2023
Op woensdag 15 maart 2023 reden wij op de rijksweg A2. Aldaar zagen wij het volgende voertuig rijden:
Op grond van artikel 160 van de Wegenverkeersweg 1994 gaven wij een stopteken. Dit met als doel zowel het voertuig als de bestuurder te onderwerpen aan een algemene verkeerscontrole. Het voertuig is tot stilstand gekomen op de carpoolplaats te Vinkeveen. Het overhandigde rijbewijs was voorzien van de volgende personalia: [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] . Ik rook direct de voor mij ambtshalve bekende hennepgeur. Ik hoorde dat [verdachte] verklaarde dat hij enkel twee jointjes bij zich had.
(…)
Vervolgens zag ik dat er een zwarte rugtas voor de bijrijdersstoel lag. Ik heb [verdachte] vervolgens gevraagd of ik deze rugtas ook mocht openen. Hierop hoorden wij dat [verdachte] het volgende verklaarde:" Ja dat is goed, maar dan kijken we er wel samen in." Ik zag direct dat genoemde tas gevuld was met meerdere donker kleurige ingetapete rechthoekige blokken. Op het politiebureau stelde ik, verbalisant [verbalisant 2] , de rugtas met inhoud veilig
gesteld zoals hieronder omgeschreven:
Kilogram blokken (vermoedelijk cocaïne)
Goednummer: 3134125
Een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 20 maart 2023
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
Goednummer: PL0900-2023077504-3134125
SIN: AAPW2188NL
Aantal: 5
Omschrijving: Blokken geperst wit poeder in tape/rubber verpakt
Sporendrager
Goednummer: PL0900-20230775D4-3134125
SIN: AAPW2188NL
Relatie met SIN: AAPX3910NL, AAPX3911NL, AAPX3912NL, AAPX3913NL,
AAPX3914NL
Object: Verdovende mid (Cocaïne Crack)
Gewicht netto: 4964,7 gram
Aantal monsters: 5
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 17 maart 2023 van ing. [A]
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAPX3910NL
poeder, wit, uit 1003,1 gram; aantal
bemonsteringen in onderzoek: een
bevat cocaïne
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 17 maart 2023 van ing. [A]
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAPX3911NL
poeder, wit, uit 1005,1 gram; aantal bemonsteringen in onderzoek: een
bevat cocaïne
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 17 maart 2023 van ing. [A]
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAPX3912NL
poeder, wit, uit 1002,5 gram; aantal bemonsteringen in onderzoek: een
bevat cocaïne
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 17 maart 2023 van ing. [A]
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAPX3913NL
poeder, wit, uit 963,6 gram; aantal bemonsteringen in onderzoek: een
bevat cocaïne
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 17 maart 2023 van ing. [A]
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAPX3914NL
poeder, wit, uit 990,4 gram; aantal bemonsteringen in onderzoek: een
bevat cocaïne
Bewijsoverwegingen
Verdachte reed op 15 maart 2023 in zijn eigen voertuig. In een tas die in het zicht lag is bijna 5 kilogram cocaïne aangetroffen. Voordat de tas werd doorzocht heeft verdachte tegen de verbalisanten gezegd dat hij de tas aan iemand anders moet geven en dat hij niet weet wat erin zit. Verdachte heeft later in zijn verhoor verklaard dat de tas en de inhoud hiervan van iemand anders was en dat hij niets wist van de aanwezigheid van de drugs in zijn auto. De tas was volgens verdachte van een persoon die op 15 maart 2023 met de tas bij verdachte is ingestapt, om vervolgens enige tijd later onverwacht bij een stoplicht weer uit te stappen. Verdachte heeft verder verklaard dat deze andere persoon de tas bij het uitstappen is vergeten en dat deze persoon bij het uitstappen tegen verdachte zou hebben gezegd dat hij de tas nog zou komen ophalen. Voor het ophalen van de tas zouden verdachte en de andere persoon geen afspraken hebben gemaakt. Verdachte heeft verklaard dat hij de betreffende persoon alleen van gezicht kent, dat hij niet weet hoe deze persoon heet en ook niet weet hoe hij hem zou kunnen bereiken.
Op basis van algemene ervaringsregels kan worden aangenomen dat de bestuurder en enige inzittende van een aan hem toebehorend voertuig waarin zich een niet onaanzienlijke hoeveelheid drugs bevindt, met de aanwezigheid daarvan bekend geacht mag zijn (HR 25 november 1989, ECLI:NL:HR:1986:AC9587, NJ 1987, 493). Dit wordt pas anders als verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onaannemelijke verklaring aflegt. In de auto van verdachte is bijna vijf kilogram cocaïne aangetroffen. Dit is een aanzienlijke hoeveelheid drugs, die een grote waarde vertegenwoordigt. Op basis van voornoemde algemene ervaringsregels mag verdachte met de aanwezigheid hiervan dan ook worden geacht bekend te zijn. De verklaring die verdachte heeft gegeven over hoe de tas met drugs in zijn auto terecht zou zijn gekomen is niet concreet en ook niet min of meer verifieerbaar. Verdachte heeft geen naam of omschrijving van de persoon die de tas in zijn auto achterliet gegeven waardoor die persoon niet traceerbaar was voor de politie. Bovendien vindt de rechtbank de verklaring van verdachte op voorhand hoogst onaannemelijk. Het ligt bij een dergelijke grote hoeveelheid drugs niet voor de hand dat deze zomaar bij een volstrekt onwetend persoon in de auto wordt achtergelaten. Dit levert immers aanzienlijke risico’s op, zoals het risico dat iemand zich de drugs toe-eigent of de politie inlicht.
Al het voorgaande in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat vastgesteld kan worden dat verdachte wetenschap had van de cocaïne in de tas en daarmee acht de rechtbank bewezen dat hij opzet had op het vervoeren van cocaïne.