ECLI:NL:RBMNE:2023:4680

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
16.158246.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging en bedreiging van een politieagent met vrijspraak voor poging doodslag en zware mishandeling

Op 12 september 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belediging en bedreiging van een politieagent. De zaak vond zijn oorsprong op 8 mei 2022 in Lelystad, waar de verdachte een ambtenaar beledigde door beledigende woorden te uiten en hem met een tas om de nek te bedreigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan poging tot doodslag of zware mishandeling, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk de dood van de agent wilde veroorzaken of dat hij de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deze beschuldigingen, maar veroordeelde hem wel voor de belediging van de agent. De verdachte kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken en een taakstraf van tachtig uren opgelegd. De rechtbank benadrukte de ernst van de belediging en de bedreigende situatie die was ontstaan voor de agent, die in zijn functie werd aangetast. De rechtbank hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de noodzaak voor interventie op het gebied van agressieregulatie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.158246.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.L. Rinsma en van hetgeen de raadsman van verdachte, mr. M. van Viegen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Feit 1
op 8 mei 2022 te Lelystad een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft beledigd;
Feit 2
primair: op 8 mei 2022 te Lelystad heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, door het hengsel van een tas om de hals/nek van deze [slachtoffer] te leggen en aan te trekken;subsidiairten laste gelegd als een poging zware mishandeling;meer subsidiairten laste gelegd als bedreiging.

3.VOORVRAGEN

Ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat sprake is van een tweetal vormverzuimen ex artikel 359a Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De raadsman heeft daartoe in eerste plaats aangevoerd dat de inbeslagname van het geldbedrag onder verdachte onrechtmatig is geweest. Verdachte werd door de verbalisant buiten bewustzijn op de grond aangetroffen. De betreffende verbalisant ging vervolgens op zoek naar een identiteitsbewijs en keek daartoe in de tas van verdachte waarna hij op een geldbedrag stuitte. Omdat er op dat moment nog geen verdenking bestond van een strafbaar feit had de verbalisant de tas van verdachte niet mogen doorzoeken om vervolgens het geldbedrag in beslag te nemen. Het belang dat hiermee is geschaad is de privacy van verdachte. Het nadeel van verdachte kan worden gevonden in artikel 11 van de Grondwet, te weten de schending van zijn lichamelijke integriteit. Bovendien is verdachte inmiddels al één jaar zijn geld kwijt. Het tweede vormverzuim ziet op de omstandigheid dat de cautie te laat aan verdachte is verleend. Het geld is in beslag genomen omdat er een verdenking bestond voor witwassen. Voordat de verbalisant overging tot inbeslagname van het geld, had hij de cautie moeten geven. De cautie is na de inbeslagname wel verleend, maar dat is te laat. Vanwege deze vormverzuimen dient het openbaar ministerie volgens de raadsman niet- ontvankelijk te worden verklaard in zijn strafvervolging. Subsidiair stelt de raadsman dat vanwege de vormverzuimen strafvermindering dient te volgen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn strafvervolging. Op het moment dat er door de verbalisant in de tas van verdachte werd gekeken was er nog geen sprake van een voorbereidend onderzoek en werd hij nog niet aangemerkt als een verdachte van een strafbaar feit. De verbalisant wilde verdachte aanspreken in het kader van hulpverlening. Omdat verdachte op de grond lag en niet reageerde, is de verbalisant op zoek gegaan naar een identiteitsbewijs. Het aantreffen van het geldbedrag tezamen met de omstandigheden waaronder verdachte is aangetroffen én het feit dat hij de plaats van een ongeval kort daarvoor heeft verlaten, maakt dat er wel degelijk gesproken kan worden van een evidente verdenking van witwassen. De cautie is aan verdachte verleend op het moment dat hem in het kader van waarheidsvinding wordt gevraagd hoe hij aan zo’n groot geldbedrag komt. Dat was ook het moment dat verdachte aanspreekbaar was.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De toepassing van artikel 359a Sv is onder meer beperkt tot vormverzuimen die zijn begaan bij “het voorbereidend onderzoek” tegen de verdachte. Hieronder valt ook het opsporingsonderzoek. Het opsporingsonderzoek vangt aan zodra er bij opsporingsambtenaren een verdenking is ontstaan dat er een strafbaar feit is gepleegd.
Uit het dossier volgt dat de verbalisant na een melding ter plaatse kwam. De verbalisant zag verdachte vallen, dat hij op de grond bleef liggen en niet aanspreekbaar was. Op grond van artikel 3 van de Politiewet heeft de politie onder andere tot taak het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Om deze taak zo goed mogelijk uit te kunnen voeren kan het noodzakelijk zijn om te weten wie de persoon in kwestie betreft. Dat de verbalisant – gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden – is overgegaan tot het kijken in de tas van verdachte in de hoop daar een identiteitsbewijs aan te treffen is dan ook geen handeling die is verricht in het kader van het opsporingsonderzoek. Er was immers op dat moment geen sprake van een verdenking dat verdachte een strafbaar feit zou hebben gepleegd. Dat betekent dat het doorzoeken van de tas niet kan leiden tot een vormverzuim ex artikel 359a Sv.
Vervolgens is de vraag of de inbeslagname van het geldbedrag dat de verbalisant in het tasje aantreft een vormverzuim oplevert ex artikel 359a Sv. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is de wijze waarop het geldbedrag wordt aangetroffen niet onrechtmatig geweest in de zin van artikel 359a Sv.
Uit het dossier blijkt dat verbalisant – nadat de verbalisant het geld heeft aangetroffen in het tasje van verdachte – tegen verdachte zegt dat hij het geld in beslag neemt op verdenking van witwassen. Gelet op de omvang van het bedrag en de wijze waarop verdachte wordt aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat op dat moment een redelijk vermoeden van witwassen bestond. Ook met betrekking tot de inbeslagname van het geldbedrag is dus geen sprake van een vormverzuim. Bovendien is aan verdachte in onderhavige zaak geen witwasverdenking tenlastegelegd. Ten overvloede merkt de rechtbank dan ook op dat ook indien de inbeslagname van het geld onrechtmatig zou zijn, ten aanzien van de verdenkingen die in onderhavige zaak
welaan verdachte ten laste zijn gelegd, geen sprake kan zijn van een zodanige inbreuk op de beginselen van een goede procesorde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijkheid dient te worden verklaard.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat de cautie te laat aan verdachte is verleend. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer] (pagina 6 van het procesdossier) leidt de rechtbank af dat voordat aan verdachte naar de herkomst van het geldbedrag wordt gevraagd de cautie is verleend. Hiermee is eveneens geen sprake van een vormverzuim ex artikel 359a Sv.
De rechtbank verwerpt dus het verweer en verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in de strafvervolging. Van enig vormverzuim is geen sprake.
Overige voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 2 primair tenlastegelegde nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte, door het aanbrengen van het hengsel van zijn tas om de nek van aangever, bewust de aanmerkelijke kans op de dood van aangever heeft aanvaard. De officier van justitie acht het onder feit 2 subsidiair wel wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 tenlastegelegde nu verdachte het woord kanker niet gericht tegen de verbalisant heeft geuit. Verdachte heeft daarnaast tegen de verbalisant gezegd dat hij eruit zag alsof hij had gesnoven. Dit kan niet als een belediging worden gekwalificeerd. De raadsman heeft eveneens vrijspraak bepleit van het onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte, door het aanbrengen van het tashengsel om de nek van aangever, bewust de aanmerkelijke kans op de dood van aangever dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. De verwurging is daarvoor te kort geweest. Daarnaast bevat het dossier geen letselverklaring of foto’s waaruit volgt dat er sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel. De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 2 meer subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Een
proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [slachtoffer] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven: [2]
Op zondag 8 mei 2022 te Lelystad kwam verdachte heel dichtbij mij staan en zei: "Je hebt geen idee wie ik ben en hoe hoog ik zit in de keten". Hij zei: "kijk me in de ogen, je hebt geen idee wie ik ben". Ik duwde hem weer weg en wilde in de auto stappen. Ik draaide me om en toen hoorde ik hem zeggen: "je hebt gesnoven. Je bent een vieze kanker snuif wout". Toen hij dit had gezegd pakte hij zijn tas en legde deze bij me om de nek, Hij zei: "je doet dat geld in het tasje, nu". Toen deed hij de tas nog een keer om mijn nek en pakte de riem vast. Ik zag dat hij de riem met beide handen vastpakte en kruislings onder mijn keel doorhaalde. Ik voelde dat de riem strak getrokken werd en ik moeite kreeg met ademen. Ik moest enorm veel kracht zetten om spanning van de riem om mijn keel af te halen. Dit lukt. Hiermee had ik de tas nog niet van mijn nek af. Ik zag dat collega [verbalisant] hem vastpakte om zijn nek. Ik voelde dat hij naar beneden zakte en de riem om mijn nek aantrok.
Een
proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Zondag 8 mei 2022 te Lelystad zag ik dat verdachte zich richtte op mijn collega [slachtoffer] en nogmaals zei: "kankersnuif wout, wat kijk je nou strak, kankerjunk". Hierop ben ik wederom omgelopen naar mijn collega en verdachte. Ik zag dat verdachte zijn tas van zijn nek haalde. Ik hoorde dat hij zei: "Je hebt geen idee wie ik ben en hoe hoog ik zit in de keten. Je doet nu het geld terug in de tas". Ik zag dat hij vervolgens tweemaal het hengsel om de nek deed van mijn collega. Ik zag dat mijn collega deze afdeed. Ik zag dat verdachte ineens met snelheid nogmaals het hengsel van de tas om de nek van mijn collega deed. Ik zag hij de uiteinden van de hengsel kruiste en aantrok. Ik zag dat hij hiermee een verwurging aanlegde bij mijn collega. Ik zag dat hij met trok aan de hengsels. Ik pakte verdachte vast bij zijn armen. Ik bemerkte en zag dat hij zijn armen aanspande en hiermee meer kracht zette op de hengsels.
Deze bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud betrekking hebben.
Bewijsoverweging feit 1
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aangever heeft beledigd door hem een kanker snuifwout te noemen en tegen hem te zeggen ‘je hebt gesnoven’. Anders dan de raadsman stelt, kwalificeert de rechtbank de frase ‘je hebt gesnoven’, ook als een belediging. Des te meer nu aangever een opsporingsambtenaar betreft die met een zeker respect bejegend dient te worden.
Het onder feit 1 tenlastegelegde kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen.
Bewijsoverweging feit 2, meer subsidiair
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel zware mishandeling is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
De rechtbank stelt op grond van de voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte het hengsel van zijn tas meerdere malen om de nek van aangever heeft gelegd, waarna hij deze aantrok en de verbalisant moeite kreeg met ademhalen. Hiermee kon naar het oordeel van de rechtbank bij de aangever de redelijke vrees ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Temeer nu aangever niet wist of en hoelang verdachte de verwurging zou doorzetten.
Verdachte heeft daarnaast een aantal uitingen gedaan te weten ‘je hebt geen idee wie ik ben en hoe hoog ik zit in de keten en/of je doet nu het geld terug in de tas. De rechtbank acht het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze uitingen heeft gedaan. Echter is zij van oordeel dat deze uitlatingen van verdachte niet als bedreiging kunnen worden gekwalificeerd, nu deze niet van dien aard zijn dat bij aangever in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
Het onder feit 2, meer subsidiair tenlastegelegde kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen.
Vrijspraak feit 2 primair en subsidiair
Onder feit 2 primair is verdachte een poging doodslag tenlastegelegd. De rechtbank dient dan ook de vraag te beantwoorden of het handelen van verdachte als zodanig kan worden gekwalificeerd. Het is de rechtbank niet gebleken dat verdachte vol opzet op de dood heeft gehad, zodat de vraag moet worden beantwoord of hij bewust de aanmerkelijke kans op de dood van aangever heeft aanvaard. Verdachte heeft bij de politie geen verklaring afgelegd. De raadsman heeft ter terechtzitting verklaard dat verdachte het hengsel van zijn tas om de nek van aangever heeft gelegd omdat hij boos was over de inbeslagname van zijn geld. De rechtbank leidt uit de aangifte af dat verdachte het hengsel van zijn tas kruislings om de nek van aangever deed en dit aantrok zodat aangever geen adem meer kreeg. Er bestaat een kans dat het op deze manier dichtknijpen of dichtsnoeren van de nek kan leiden tot de dood, met
name omdat iemand de adem wordt benomen. Maar de vraag is echter of er in dit geval sprake was van een
aanmerkelijke kansop dodelijk letsel. De rechtbank is van oordeel dat hier geen sprake van is, omdat niet duidelijk is geworden hoe lang verdachte de nek van aangever heeft dichtgeknepen of dichtgesnoerd. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet komen vast te staan dat er een aanmerkelijke kans heeft bestaan dat aangever zou komen te overlijden.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het onder feit 2 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Onder feit twee, subsidiair wordt verdachte verweten dat hij heeft geprobeerd om aan aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door het hengsel van zijn tas om de nek van aangever te leggen en dit vervolgens aan te trekken. Ook ten aanzien hiervan geldt dat niet kan worden gezegd dat verdachte door deze handelingen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ook niet in voorwaardelijke zin. De handelingen van verdachte betreffen geen handelingen waardoor – naar algemene ervaringsregels – een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel ontstaat. Dat kan onder omstandigheden anders zijn, maar daarvan is niet gebleken. Zo is onduidelijk hoe lang de handelingen van verdachte hebben geduurd en ontbreken aanvullende gegevens, zoals bijvoorbeeld een letselverklaring of andere medische gegevens waaruit kan worden opgemaakt dat aangever door het handelen van verdachte (enig) letsel heeft opgelopen.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 8 mei 2022 te Lelystad, opzettelijk, een ambtenaar, te weten [slachtoffer] , gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "je hebt gesnoven" en "kanker snuifwout".
Feit 2, meer subsidiair
op 8 mei 2022 te Lelystad, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door- het hengsel / de riem van een tas om de hals/nek van deze [slachtoffer] te plaatsen,en- het hengsel / de riem van de tas vervolgens (met zijn beide handen) met krachtaan te trekken rondom de hals/nek van die [slachtoffer] , ten gevolge waarvan deze[slachtoffer] moeite had met ademen, en- het hengsel / de riem van de tas, met kracht, aangetrokken te houden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 en feit 2 meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Feit 2, meer subsidiair
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht tevens bedreiging met zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte inmiddels weer aan het werk is. Wanneer verdachte naar de gevangenis moet zal hij weer opnieuw moeten beginnen. Nu het goed gaat met verdachte heeft het opleggen van eventuele bijzondere voorwaarden geen toegevoegde waarde. Verdachte is in staat om een taakstraf uit te voeren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging en bedreiging van een verbalisant. De belediging heeft plaatsgevonden ten overstaan van onder andere twee ambulancemedewerkers. De verbalisant heeft zich hierdoor in zijn goede naam aangetast gevoeld. Verdachte heeft vervolgens het hengel van zijn tas om de nek van de verbalisant gelegd en aangetrokken waardoor de verbalisant moeite kreeg met ademhalen. De verbalisant was in de veronderstelling dat verdachte hem zou verwurgen en heeft kracht moeten zetten om het hengsel van zijn nek los te krijgen. Hierdoor is voor de verbalisant een angstige en bedreigende situatie ontstaan. Door zo te handelen heeft verdachte geen respect getoond voor de lichamelijke integriteit van de verbalisant. Bovendien heeft verdachte door zijn handelen een voor aangever zeer bedreigende situatie doen ontstaan, waardoor aangever in grote angst heeft verkeerd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, ook omdat aangever een politieagent betreft.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 20 juli 2023 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte in het verleden eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 1 februari 2022, opgesteld door mevrouw [A] . Hieruit volgt dat verdachte niet heeft willen meewerken aan het opstellen van het reclasseringsadvies. Derhalve is de reclassering niet op de hoogte van hoe de maatschappelijke situatie van verdachte eruit ziet. Er wordt echter wel een zorgelijke ontwikkeling gezien nu de ernst van het agressieve (delict)gedrag lijkt toe te nemen nu verdachte wordt verdacht van geweld jegens de politie. Op basis van deze bevindingen lijkt het wenselijk dat er een interventie plaatsvindt op het gebied van agressieregulatie. Naast een agressiebehandeling bij [instelling] zou de rechtbank kunnen overwegen om een meldplicht op te leggen en zou het alcoholgebruik gemonitord kunnen worden. De rechtbank dient echter wel uit te zoeken of verdachte voldoende gemotiveerd is om mee te werken, wanneer dit niet het geval is zijn er geen mogelijkheden om de risico’s te beheersen en/of het gedrag te veranderen.
Op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf van 80 uren passend en geboden. De rechtbank wijkt hierbij af van de eis van de officier van justitie nu zij tevens verdachte heeft vrijgesproken van het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde. De rechtbank acht daarnaast nog een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken op zijn plek als stevige stok achter de deur om verdachte ervan te laten doordringen dat hij niet wederom tot het plegen van (dergelijke) strafbare feiten overgaat. Dit is te meer van belang nu verdachte geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen en ten tijde van de strafbare feiten onder invloed was van alcohol. De rechtbank stelt hierbij een proeftijd vast van twee jaren.

9.BESLAG

Blijkens een ‘Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen’ van 28 augustus 2023 is beslag gelegd op een geldbedrag van € 2.379,05 (goednummer: G2987205) en een kleine hoeveelheid hasj (goednummer: G2987213).
9.1
Standpunt van de officier van justitie
Op het geldbedrag is beslag gelegd ten behoeve van het slachtoffer. Door het slachtoffer is geen vordering tot schadevergoeding ingediend en hij is eveneens niet ter zitting verschenen. De officier van justitie heeft zich derhalve op het standpunt gesteld dat het inbeslaggenomen geldbedrag aan verdachte kan worden geretourneerd. De kleine hoeveelheid hasj dient aan het verkeer te worden onttrokken.
9.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het geldbedrag aan verdachte dient te worden geretourneerd. Het geldbedrag is op grond van een witwasverdenking inbeslaggenomen. Verdachte heeft het geld door deelname aan de voetbaltoto verdiend. De hasj kan worden vernietigd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen gelbedrag van € 2.379,05.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp dat aan verdachte toebehoort, te weten een kleine hoeveelheid hasj onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 57, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en het onder feit 2 meer subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1 en het onder feit 2 meer subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 en het onder feit 2 meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 3 (drie) weken;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 80 (tachtig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de
taakstraf wordt vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 een geldbedrag van € 2.379,05 (goednummer: G2987205);
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
 een kleine hoeveelheid hasj (goednummer: G2987213);
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Hebly, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Hardeman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 september 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 8 mei 2022 te Lelystad, althans in Nederland,
opzettelijk,
een ambtenaar, te weten [slachtoffer] , gedurende of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van zijn/haar bediening,
in zijn/haar tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hem/haar de woorden toe te voegen: "je hebt gesnoven" en/of "kanker
snuifwout",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 8 mei 2022 te Lelystad, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven,
- het hengsel / de riem van een tas om de hals/nek van deze [slachtoffer] heeft

geplaatst, en/of

- het hengsel / de riem van de tas vervolgens (met zijn beide handen) (met kracht)
heeft aangetrokken rondom de hals/nek van die [slachtoffer] , ten gevolge waarvan deze
[slachtoffer] moeite had met ademen, en/of
- het hengsel / de riem van de tas, met kracht, aangetrokken heeft gehouden,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 mei 2022 te Lelystad, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- het hengsel / de riem van een tas om de hals/nek van deze [slachtoffer] heeft

geplaatst, en/of

- het hengsel / de riem van de tas vervolgens (met zijn beide handen) (met kracht)
heeft aangetrokken rondom de hals/nek van die [slachtoffer] , ten gevolge waarvan deze
[slachtoffer] moeite had met ademen, en/of
- het hengsel / de riem van de tas, met kracht, aangetrokken heeft gehouden,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 mei 2022 te Lelystad, althans in Nederland,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met
zware mishandeling,
door
- het hengsel / de riem van een tas om de hals/nek van deze [slachtoffer] te plaatsen,

en/of

- het hengsel / de riem van de tas vervolgens (met zijn beide handen) met kracht
aan te trekken rondom de hals/nek van die [slachtoffer] , ten gevolge waarvan deze
[slachtoffer] moeite had met ademen, en/of
- het hengsel / de riem van de tas, met kracht, aangetrokken te houden, en/of
- deze [slachtoffer] de woorden toe te voegen "je hebt geen idee wie ik ben en hoe hoog

ik zit in de keten" en/of "je doet nu het geld terug in de tas".

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 juni 2022, genummerd PL0900-2022128727, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland], doorgenummerd 1 tot en met 32. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 5 en 7