ECLI:NL:RBMNE:2023:468

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
16.038482.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met psychische stoornis en zorgmachtiging

Op 8 februari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 13 februari 2022 in Hilversum zijn huisgenoot met een mes in de buik heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die psychotisch was en leed aan paranoïde- en beïnvloedingswanen, niet toerekeningsvatbaar was op het moment van de daad. Hierdoor werd hij ontslagen van alle rechtsvervolging, maar er werd wel een zorgmachtiging opgelegd voor de duur van zes maanden. De rechtbank oordeelde dat de psychotische stoornis van de verdachte de belangrijkste risicofactor voor recidive was en dat behandeling in een klinische setting noodzakelijk was. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, gedeeltelijk toegewezen. De verdachte werd veroordeeld tot betaling van €10.520,80 aan de benadeelde partij, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft ook het beslag op het mes dat gebruikt is bij de aanval verbeurd verklaard en de teruggave van andere inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte gelast. De uitspraak benadrukt de noodzaak van forensische zorg voor de verdachte, gezien zijn psychische toestand.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.038482.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] (Roemenië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.E. Lohuis en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.I.B. Hoffman, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen mr. A.Y. Bleeker, advocaat te Amersfoort, namens benadeelde partij
[slachtoffer] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
primair
op 13 februari 2022 in Hilversum heeft geprobeerd om [slachtoffer] te vermoorden althans te doden, door [slachtoffer] , terwijl hij in bed lag, een kussen tegen het gezicht te drukken en een- of meermalen met een mes in de borst(streek) en/of buik te steken;
subsidiair
op 13 februari 2022 in Hilversum [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten een doorboorde en/of geperforeerde lever, door [slachtoffer] een- of meermalen met een mes in de borst(streek) en/of buik te steken;
meer subsidiair
op 13 februari 2022 in Hilversum heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door [slachtoffer] , terwijl hij in bed lag, een kussen tegen het gezicht te drukken en een- of meermalen met een mes in de borst(streek) en/of buik te steken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van de primair ten laste gelegde poging tot moord. Zij acht de (eveneens primair) ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de primair ten laste gelegde poging tot moord en poging tot doodslag. Zij heeft gesteld dat verdachte geen opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] , ook niet in voorwaardelijke zin. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
Bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
Voorbedachte rade
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot moord wegens het ontbreken van voorbedachte rade om het slachtoffer [slachtoffer] van het leven te beroven.
Opzet
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte geen opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] , ook niet in voorwaardelijke zin.
Bij het bespreken van dit verweer gaat de rechtbank uit van na te noemen feiten en omstandigheden die zij heeft vastgesteld aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting.
Verdachte woonde samen met een enkele huisgenoten in een woning aan de [straat] in [woonplaats] en deelde een (slaap)kamer met [slachtoffer] . In de ochtend van 13 februari 2022 waren verdachte en [slachtoffer] beiden in hun kamer aanwezig. Verdachte had de beschikking over een mes dat hij uit de keuken van de woning had meegenomen. Hij heeft de deur van de kamer gesloten en is met het mes in zijn (rechter)hand gelopen in de richting van [slachtoffer] , die op dat moment nog in bed lag. Er ontstond een worsteling tussen de beide mannen waarbij verdachte [slachtoffer] met het mes in zijn buik heeft gestoken.
De rechtbank overweegt dat het steken met een mes in de buik een aanmerkelijke kans met zich meebrengt dat het slachtoffer het leven verliest. In dat deel van het lichaam bevinden zich immers kwetsbare en vitale delen van het lichaam. Door het steken heeft het slachtoffer lever- en middenrifletsel opgelopen en heeft hij een (openbuik)operatie moeten ondergaan. In de tot het dossier behorende letselrapportage van de afdeling Forensische Geneeskunde van GGD Utrecht wordt de steekverwonding geclassificeerd als ernstig en potentieel levensbedreigend.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachtes handelen minst genomen de aanmerkelijke kans met zich meebracht op de dood van het slachtoffer en dat verdachte door aldus te handelen deze aanmerkelijke kans willens en wetens heeft aanvaard.
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Op grond van de bewijsmiddelen en voornoemde bewijsoverwegingen acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna in rubriek 5 is omschreven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
op 13 februari 2022 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] , terwijl deze in bed lag, met een mes in de buik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Poging tot doodslag.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Putatief noodweer
De raadsvrouw heeft het verweer gevoerd dat verdachte een dreiging voelde van de zijde van zijn huisgenoten en dat hij heeft gemeend zich te moeten verdedigen. In die zin is sprake geweest van putatief noodweer.
De officier van justitie heeft gesteld dat het verweer dient te worden verworpen.
Een beroep op putatief noodweer kan slagen indien sprake is geweest van een verschoonbare dwaling dat tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het eigen lijf (of het lijf van een ander) verdediging noodzakelijk en geboden was op de wijze zoals is gehandeld.
Voor de beoordeling van dit verweer gaat de rechtbank uit van de feiten en omstandigheden zoals hiervoor in de bewijsoverwegingen onder 4.3 omschreven.
De rechtbank overweegt dat verdachte, gewapend met een mes in zijn hand, zelf de confrontatie met [slachtoffer] is aangegaan. Van een situatie dat verdachte zich noodzakelijk heeft moeten verdedigen tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer] is geen sprake geweest en evenmin is aannemelijk geworden dat verdachte verschoonbaar heeft gedwaald dat hij zich tegen een zodanige aanval door het slachtoffer heeft moeten verdedigen.
Het beroep op putatief noodweer wordt verworpen.
Toerekening van het bewezenverklaarde
Over verdachte is (onder meer) een pro Justitia rapportage van 28 december 2022 uitgebracht, opgemaakt door H.T.J. Boerboom, psychiater, en G.M. Jansen, GZ-psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Almere (hierna: het PBC en het PBC-rapport).
De deskundigen Boerboom en Jansen concluderen dat bij verdachte sprake was van een psychische stoornis. Vanaf december 2021 tot na het tenlastegelegde is sprake geweest van een in ernst toenemende psychotische episode met paranoïde en beïnvloedingswanen. De meest waarschijnlijke oorzaak van de psychose is dat er een samenloop is geweest van psychosociale stressoren en middelengebruik, maar schizofrenie en het effect van een abces zijn niet uit te sluiten. Omdat de oorzaak onduidelijk is wordt de psychose vooralsnog geclassificeerd als een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Daarnaast is sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis, licht van ernst.
Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. De psychotische stoornis heeft verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed. Als gevolg van de paranoïde psychose was sprake van ernstige problemen in de realiteitstoetsing en werd betrokkene ernstig belemmerd in zijn gedragskeuzes. De deskundige achten het, gelet op de ernst van de psychotische ontregeling, plausibel dat de pathologie volledig heeft doorgewerkt in het tenlastegelegde en zij adviseren om het tenlastegelegde, indien bewezen, niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies van voornoemde deskundigen op de daartoe in het PBC-rapport genoemde gronden over. De rechtbank concludeert daarom dat het hiervoor bewezenverklaarde in het geheel niet aan verdachte kan worden toegerekend en dat verdachte wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid niet strafbaar is.

8.OVERWEGINGEN TEN AANZIEN VAN HET OPLEGGEN VAN EEN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (hierna: Wfz), gevorderd om het verzoek tot het afgeven van een zorgmachtiging volgens de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) toe te wijzen. Zij acht toewijzing voor de (in eerste instantie) maximale duur van een half jaar voldoende. De psychotische stoornis van verdachte is de belangrijkste risicofactor voor de kans op recidive. Om deze kans op recidive te beperken is noodzakelijk dat de stoornis wordt behandeld. Om tot een optimale instelling van medicatie te kunnen komen, responsiviteit te kunnen monitoren en het verdere beloop van de psychose te kunnen volgen, dient de behandeling plaats te vinden in een klinisch kader. Een opname is bijvoorbeeld mogelijk op een Forensisch Psychiatrische Afdeling (hierna: FPA).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit een zorgmachtiging af te geven voor de duur van zes maanden. Zij heeft gesteld dat een zorgmachtiging voldoende kader biedt om te kunnen vaststellen aan welke stoornis verdachte lijdt en om de voor verdachte juiste medicatie te kunnen bepalen en te controleren en (daarmee) het recidiverisico te beperken. Vanuit het kader van de zorgmachtiging kan vervolgens worden bekeken of het mogelijk is dat verdachte kan terugkeren naar Roemenië, met behoud van zorg. Verdachte wil de zorgmachtiging liever niet, maar is bereid medewerking te verlenen indien deze machtiging wordt afgegeven.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer] onverhoeds aangevallen en met een mes in de buik gestoken, waardoor het slachtoffer het leven had kunnen verliezen.
De aanval van verdachte is voor het slachtoffer een uiterst beangstigende ervaring geweest. Uit hetgeen zijn raadsvrouw op de terechtzitting van 25 januari 2023 naar voren heeft gebracht blijkt dat deze aanval een grote impact op hem heeft gehad. Op het moment dat hij door verdachte werd aangevallen, lag het slachtoffer in bed en kon hij geen kant op. Hij heeft moeten vechten en vreesde voor zijn leven. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke misdrijven lange tijd ernstige psychische problemen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Bovendien zal het slachtoffer zijn leven lang aan dit feit worden herinnerd door de enorme littekens die hij heeft opgelopen ten gevolge van de steekwond en het noodzakelijk operatief ingrijpen.
De persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • een pro Justitia rapportage betreffende een psychologisch onderzoek van 16 juni 2022, opgemaakt door M.G.H. van Willigenburg, klinisch psycholoog;
  • een pro Justitia rapportage betreffende een psychiatrisch onderzoek van 1 juli 2022, opgemaakt door C.J. van Gestel, psychiater en supervisor, en D.A. van Hoeijen, arts in opleiding tot psychiater en supervisant;
  • het PBC-rapport van 28 december 2022 zoals hiervoor in rubriek 7 vermeld;
  • een rapport van Reclassering Nederland te Utrecht van 19 januari 2023, opgemaakt door H.M.D. Bloemen, reclasseringswerker;
  • een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 april 2022.
De deskundigen Van Willigenburg, Van Gestel en Van Hoeijen hebben zich onthouden van het geven van een diagnostische conclusie en hebben geadviseerd tot een klinische observatie van verdachte in het PBC. Deze observatie heeft nadien plaatsgevonden.
De deskundigen Boerboom en Jansen hebben in het PBC-rapport geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van stoornissen zoals hiervoor (in rubriek 7) is omschreven. De kern van de problematiek van verdachte wordt gevormd door een psychotische stoornis. Verdachte heeft een beperkt ziektebesef, maar is wel te motiveren om medicatie (antipsychotica) te gebruiken. Cannabisgebruik is een risicofactor omdat daarvan bekend is dat dit psychoses kan luxeren, onderhouden en versterken. Het recidiverisico op een ernstig geweldsdelict wordt zonder behandeling als matig ingeschat en met medicatie als laag. Om dit risico in te perken is behandeling van de psychotische stoornis noodzakelijk. Deze behandeling dient klinisch plaats te vinden, omdat zo tot een optimale instelling van medicatie kan worden gekomen, responsiviteit kan worden gemonitord en het verdere beloop van de psychose goed kan worden gevolgd. Omdat verdachte niet eerder is behandeld en het recidiverisico op matig wordt geschat, is forensische kennis nodig.
De deskundigen hebben de maatregel van terbeschikkingstelling overwogen, maar omdat het recidiverisico als matig wordt ingeschat, achten zij een dergelijk hoog beveiligingsniveau niet nodig. Zij adviseren verdachte op grond van artikel 2.3 Wfz een zorgmachtiging volgens de Wvggz op te leggen. De deskundigen zijn van oordeel dat met een zodanige machtiging het recidiverisico binnen een halfjaar kan worden ingeperkt; vanuit psychiatrisch opzicht beschouwd is een halfjaar voldoende om betrokkene goed in te stellen op medicatie. In de zorgmachtiging dient te worden opgenomen dat verdachte verplicht wordt om een medische behandeling te ondergaan bestaande uit een opname, beperkte bewegingsvrijheid, inname van medicatie, medische controles en controle op druggebruik.
De reclassering schat het risico op algemene en geweldsrecidive (zonder behandeling) in als matig en het risico op letselschade als gemiddeld. Een hernieuwde psychotische episode kan ernstige risico’s met zich meebrengen, maar deze risico’s kunnen worden beperkt door verdachte te behandelen en medicatie te laten gebruiken. Verdachte staat hiervoor open en is reeds begonnen met het innemen van medicatie. De reclassering onderschrijft het advies van het PBC tot oplegging aan verdachte van een zorgmachtiging. Van belang is dat de kliniek oog heeft voor de terugkeer van verdachte naar Roemenië en dat er zorg voor wordt gedragen dat verdachte zijn medicatie ook aldaar kan verkrijgen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank neemt, mede ook gelet op hetgeen de reclassering heeft gerapporteerd, het advies van de deskundigen Boerboom en Jansen tot het op grond van artikel 2.3 Wfz opleggen van een zorgmachtiging volgens de Wvggz over. De rechtbank acht verplichte zorg van verdachte aangewezen. Om het risico op recidive zoveel mogelijk te beperken dient de psychotische stoornis van verdachte te worden behandeld. Deze behandeling dient naar het oordeel van de rechtbank plaats te vinden in een klinische setting, teneinde tot een optimale instelling van medicatie te kunnen komen, responsiviteit te kunnen monitoren en het beloop van de psychose goed te kunnen volgen. Overeenkomstig het advies van de deskundigen, de vordering van de officier van justitie en het verzoek van de raadsvrouw zal de rechtbank de zorgmachtiging verlenen voor de duur van een halfjaar. Van deze beslissing is een separate beschikking opgemaakt.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen met ingang van het tijdstip waarop verdachte in het kader van de zorgmachtiging behandeld kan worden behandeld in een FPA of een soortgelijke instelling.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen gevorderd:
  • verbeurdverklaring van het mes waarmee verdachte het slachtoffer heeft gestoken;
  • teruggave aan verdachte van de twee telefoons en de kleding van verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag. Verdachte heeft verzocht de beide inbeslaggenomen telefoons aan hem terug te geven. Hij heeft verklaard dat zijn kleding al aan zijn familie is teruggegeven.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu de kleding van verdachte aan zijn familie is teruggegeven, behoeft ten aanzien van de kleding geen beslissing meer te worden gegeven.
Verbeurdverklaring
Het inbeslaggenomen mes waarmee verdachte het slachtoffer heeft gestoken en waarvan niet is kunnen worden vastgesteld aan wie het toebehoort, zal verbeurd worden verklaard omdat het bewezen verklaarde feit met behulp van dit voorwerp is begaan:
- een mes, merk Ikea, goednummer PL0900-2022042894-2947268, volgnummer 1 op de Kennisgeving van inbeslagneming van 13 februari 2022.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen, opgenomen op de beslaglijst van 31 maart 2022:
- een telefoon, merk Samsung, kleur zwart, goednummer G2948214;
- een telefoon, merk Huawei, kleur zwart, inclusief oplader, goednummer G2948240.

10.BENADEELDE PARTIJ

10.1
De vordering
[slachtoffer] , vertegenwoordigd door mr. A.Y. Bleeker, advocaat te Amersfoort, heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 20.520,80 euro ter vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte tenlastegelegde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voornoemd bedrag heeft betrekking op:
  • materiële schade ter hoogte van 520,80 euro, bestaande uit een ziekenhuis daggeldvergoeding van 155,00 euro en een bedrag aan gederfde inkomsten van 365,80 euro;
  • immateriële schade ter hoogte van 20.000,00 euro.
10.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot het bedrag van 20.520,80 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade. Zij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat zij heeft verzocht om, indien de rechtbank tot toewijzing van een bedrag aan immateriële schade komt, het gevorderde bedrag te matigen.
10.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De gevorderde materiële schade, bestaande uit een ziekenhuis daggeldvergoeding van 155,00 euro en een bedrag aan gederfde inkomsten van 365,80 euro, komt voor vergoeding in aanmerking. Deze schade is veroorzaakt door het hiervoor bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij heeft de hoogte van deze schadebedragen voldoende onderbouwd en verdachte heeft deze schade niet weersproken. De gevorderde bedragen zullen worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 februari 2022 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, zodat hij in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een causaal verband tussen de bewezen verklaarde gedragingen van verdachte en de gestelde schade. De rechtbank acht de door de benadeelde partij ingediende vordering, gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken, echter niet in zijn geheel toewijsbaar en stelt de schade naar billijkheid vast op 10.000,00 euro. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 februari 2022 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade afwijzen.
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 10.520,80 euro, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 februari 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 87 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart de primair ten laste gelegde
poging tot moordniet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart de primair ten laste gelegde
poging tot doodslagbewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte terzake het bewezenverklaarde niet strafbaar en
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop verdachte in het kader van de zorgmachtiging behandeld kan worden in een Forensisch Psychiatrische Afdeling, althans een soortgelijke (klinische) instelling of afdeling;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 een mes, merk Ikea, goednummer PL0900-2022042894-2947268;
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • een telefoon, merk Samsung, kleur zwart, goednummer G2948214;
  • een telefoon, merk Huawei, kleur zwart, inclusief oplader, goednummer G2948240;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van 10.520,80 euro (520,80 euro vergoeding voor materiële schade en 10.000,00 euro voor immateriële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag van 10.520,80 euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2022 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde (aan immateriële schade) af;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat 10.520,80 euro te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 87 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij [slachtoffer] dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Zorgmachtiging: gelet op artikel 2.3 van de Wet forensische zorg zal ten aanzien van verdachte een zorgmachtiging volgens de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg worden verleend. De beslissing tot verlening van een zorgmachtiging zal separaat worden opgemaakt en aan dit vonnis worden gehecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.B.W. Beekman, voorzitter, mr. W. Foppen en
mr. E.G. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 februari 2023.
Mrs. Foppen en Horst zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat hij:
op of omstreeks 13 februari 2022 te Hilversum, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [slachtoffer] , terwijl deze in bed lag, een kussen op/tegen het gezicht heeft gedrukt en/of gedrukt heeft gehouden en/of (vervolgens)
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans eenmaal in de borst(streek) en/of buik, in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
op of omstreeks 13 februari 2022 te Hilversum, althans in Nederland, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een doorboorde en/of geperforeerde lever, in ieder geval enig letsel aan de lever heeft toegebracht door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans eenmaal in de borst(streek) en/of buik, in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer] te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
op of omstreeks 13 februari 2022 te Hilversum, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] terwijl hij in bed lag, een kussen op/tegen het gezicht heeft gedrukt en/of gedrukt heeft gehouden en/of (vervolgens) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans eenmaal in de borst(streek) en/of buik,
in elk geval in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.