ECLI:NL:RBMNE:2023:4679

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
10345450 \ UC EXPL 23-1176
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot betaling factuur in opdrachtovereenkomst zonder misbruik van bevoegdheid of wanprestatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], h.o.d.n. [handelsnaam 1], en [gedaagde]. De procedure begon met een dagvaarding van [eiser] op 15 februari 2023, waarin hij [gedaagde] verzocht te betalen voor juridische diensten die hij had verleend. [gedaagde] had op 6 september 2021 contact opgenomen met [eiser] voor juridische bijstand in een geschil over auteursrecht. Na een aantal gesprekken en e-mailcorrespondentie, waarin een opdrachtovereenkomst tot stand kwam, heeft [gedaagde] de factuur van [eiser] van € 2.359,50 niet betaald, ondanks herhaalde verzoeken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst van opdracht is ontstaan, en dat [gedaagde] tekort is geschoten in haar verplichtingen door de factuur niet te betalen. Het verweer van [gedaagde] dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen, werd verworpen, evenals haar beroep op misbruik van omstandigheden en wanprestatie. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De vordering in reconventie van [gedaagde] werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10345450 UC EXPL 23-1176 MS/1270
Vonnis van 13 september 2023
inzake
[eiser] , h.o.d.n. [handelsnaam 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [eiser] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. K. Horstman,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. J.P. van Veenendaal.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft op 15 februari 2023 een dagvaarding met producties uitgebracht.
1.2.
[gedaagde] heeft een conclusie van antwoord in conventie met een vordering in reconventie ingediend.
1.3.
[eiser] heeft vervolgens een conclusie van antwoord in reconventie tevens akte indiening producties ingediend.
1.4.
Op 9 augustus 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waar de heer [eiser] is verschenen met zijn gemachtigde mr. K. Horstman. Mevrouw [gedaagde] is via Teams verschenen met haar gemachtigde mr. J.P. van Veenendaal, die wel fysiek bij de mondelinge behandeling aanwezig was. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en hebben op elkaars standpunten kunnen reageren. Zij hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat in deze zaak uitspraak wordt gedaan.

2.Feiten

2.1.
[eiser] drijft een onderneming in het geven van juridisch advies en rechtsbijstand. [gedaagde] heeft op 6 september 2021 telefonisch contact opgenomen met [eiser] met het verzoek haar bij te staan in een geschil tussen haar broer en mevrouw [A] h.o.d.n. [handelsnaam 2] . Het geschil ging over een vermeende auteursrechtelijke inbreuk met betrekking tot een aantal sjaals.
2.2.
[gedaagde] is vervolgens op 27 september 2021 en op een andere datum ( [eiser] heeft eerst gesteld dat dit 1 oktober 2021 was, maar is daar later van teruggekomen) bij [eiser] op kantoor geweest. Zij heeft op beide dagen stukken aan [eiser] overhandigd. [gedaagde] is bij het ene gesprek vergezeld door haar moeder en bij het andere gesprek door haar broer. Partijen verschillen van mening over de vraag of eerst de broer van [gedaagde] is meegekomen en dan haar moeder, of andersom.
2.3.
[eiser] heeft [gedaagde] vervolgens bij e-mail van 28 september 2021 een opdrachtbevestiging gestuurd. Hierin staat dat zij onder meer het volgende hebben afgesproken: [gedaagde] is aan [eiser] vanaf de aanvang van haar gehele dossier tot aan de rechtszaak een voorschot van € 1.950,-- exclusief btw verschuldigd. Er zal een advocaat worden ingeschakeld om [eiser] in deze zaak te ondersteunen, die de kosten voor zijn/haar dienstverlening zelf in rekening zal brengen. Het uurtarief van [eiser] bedraagt € 180,-- exclusief btw. De overige kosten aan [eiser] zullen vooraf vrijblijvend worden besproken en schriftelijk vastgelegd. [eiser] zal zich in dit dossier inzetten tegen de juridische problemen die [gedaagde] raken en gaat zich daarvoor inspannen. Indien [gedaagde] akkoord is met de inhoud van deze opdrachtbevestiging wordt zij verzocht dit door een reply-mail te bevestigen. [eiser] zal zijn werkzaamheden na ontvangst van deze akkoordbevestiging voortzetten.
2.4.
[eiser] heeft [gedaagde] bij afzonderlijke e-mail van 28 september 2021 ook een prijsopgave gestuurd van de – volgens hem – tot dan verrichte werkzaamheden.
2.5.
[gedaagde] heeft bij e-mail van 28 september 2021 haar akkoord gegeven voor de opdrachtbevestiging en bij e-mail van 29 september 2021 haar akkoord voor de prijsopgave. Zij heeft daarbij toegezegd dat zij ‘het’ (de kantonrechter begrijpt: het bedrag van de prijsopgave) zal overmaken.
2.6.
[eiser] heeft naar aanleiding van deze akkoordverklaring op 29 september 2021 de definitieve factuur van € 2.359,50 inclusief btw opgemaakt en naar [gedaagde] gestuurd. [gedaagde] heeft deze factuur echter ondanks herhaalde sommaties niet betaald. [eiser] heeft wegens het uitblijven van betaling van deze factuur zijn werkzaamheden voor [gedaagde] gestaakt.

3.Het geschil

De vordering en de onderbouwing daarvan
3.1.
[eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 2.773,54 (bestaande uit € 2.359,50 aan hoofdsom, € 60,11 aan wettelijke handelsrente tot en met 7 februari 2023 en € 353,93 aan buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.359,50 vanaf 23 mei 2022 totdat het bedrag volledig is betaald en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiser] stelt ter onderbouwing van zijn vordering dat hij met [gedaagde] een overeenkomst van opdracht heeft gesloten en dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit deze overeenkomst door de factuur van € 2.359,50 niet te betalen.
Het verweer
3.3.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Zij betwist dat er een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen.
De vordering in reconventie
3.4.
[gedaagde] heeft een vordering in reconventie ingesteld. Voor zover de kantonrechter beslist dat er een opdrachtovereenkomst tot stand is gekomen, dan verzoekt zij de kantonrechter te beslissen dat deze moet worden vernietigd op grond van misbruik van omstandigheden of dat de overeenkomst wordt ontbonden wegens een toerekenbare tekortkoming, zonder dat zij iets hoeft te betalen aan [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.5.
Gelet op de samenhang tussen de vordering in conventie en de vordering in reconventie, zullen deze hierna gezamenlijk worden beoordeeld.

4.De beoordeling

Er is een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen
4.1.
[gedaagde] stelt in de eerste plaats dat er geen getekende opdrachtovereenkomst is en dat er daarom nooit een opdrachtovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen.
4.2.
De kantonrechter wijst er op dat voor de totstandkoming van een overeenkomst van opdracht niet is vereist dat deze schriftelijk is vastgelegd en is ondertekend. Een overeenkomst van opdracht kan ook mondeling door aanbod en aanvaarding tot stand komen.
4.3.
[gedaagde] betwist ook dat er een mondelinge overeenkomst tot stand is gekomen. Wat hier ook van zij, vast staat dat [eiser] de inhoud van de overeenkomst waar hij zich in deze procedure op beroept heeft vastgelegd in zijn opdrachtbevestiging van 28 september 2021 en dat [gedaagde] hierop bij e-mail van dezelfde dag schriftelijk haar akkoord heeft gegeven.
4.4.
[gedaagde] stelt dat deze opdrachtbevestiging niet de correcte weergave vormt van wat zij eerder met [eiser] heeft besproken. Zij geeft als voorbeeld dat in plaats van het uurtarief van [eiser] dat in de opdrachtbevestiging staat vermeld, eerder een uurtarief van in totaal € 80,-- was afgesproken voor het werk van [eiser] en de advocaat die hij zou inschakelen. In dat geval had het echter voor de hand gelegen dat zij daar in haar e-mailcorrespondentie met [eiser] op had gewezen. Dat heeft zij echter niet gedaan en heeft in plaats daarvan haar akkoord op de opdrachtbevestiging gegeven. De kantonrechter gaat er daarom van uit [gedaagde] met [eiser] een overeenkomst van opdracht is overeengekomen en dat de opdrachtbevestiging een correcte weergave van de gemaakte afspraken vormt.
De overeenkomst is niet vernietigbaar wegens misbruik van omstandigheden of dwaling
4.5.
[gedaagde] stelt verder dat als er al een overeenkomst tot stand is gekomen, deze moet worden vernietigd wegens misbruik van omstandigheden. Zij stelt dat zij door [eiser] onder druk werd gezet en hem intimiderend vond overkomen. Zij was afhankelijk van hem en zij heeft daarom haar akkoord op de opdrachtbevestiging gegeven zodat hij ging beginnen. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling ook een beroep op dwaling gedaan omdat [eiser] volgens haar andere dingen heeft gezegd dan hij op schrift heeft gesteld.
4.6.
[eiser] heeft betwist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan misbruik van omstandigheden en dat hij [gedaagde] onder druk heeft gezet en haar heeft geïntimideerd. De kantonrechter ziet in hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd ook geen aanknopingspunten om misbruik van omstandigheden aan te nemen. [gedaagde] heeft haar stellingen daarvoor te weinig onderbouwd. Ook het beroep op dwaling is onvoldoende onderbouwd. Dit betekent dat deze verweren van [gedaagde] niet slagen en dat de vordering in reconventie tot vernietiging van de overeenkomst wordt afgewezen.
Geen ontbinding van de overeenkomst wegens wanprestatie
4.7.
[gedaagde] stelt verder dat de overeenkomst van opdracht moet worden ontbonden omdat [eiser] is tekortgeschoten in de uitvoering van de overeenkomst. Zij betwist dat [eiser] de overeengekomen werkzaamheden, zoals vermeld in de factuur, heeft uitgevoerd en stelt dat zij daarvan ook geen enkel bewijs heeft gezien in de vorm van een dossier, stukken, brieven aan de wederpartij of een advies.
4.8.
De factuur van 29 september 2021 waarvan [eiser] betaling vordert, is als volgt opgebouwd:
Werkzaamheden bedrag
Arbeidsduur 180 EUR p/u excl. BTW
Vaste prijsafspraak € 2.359,50
Intakegesprek met moeder 127 min.
Telefonisch contact 50 min.
Intakegesprek met broer 95 min.
Telefonisch contact 31 min.
Dossier studie 305 min.
Advocaat zoeken en vastleggen 42 min.
Totaal uren 650 min.
Subtotaal € 2.052
BTW 21% € 430,92
CORRECTIE IVM VASTE PRIJSAFSPRAAK
- € 123,42
Door u te voldoen € 2.359,50
Intakegesprekken
4.9.
[gedaagde] stelt dat zij de 303 minuten die [eiser] voor de intake in rekening heeft gebracht (de intakegesprekken met haar moeder en haar broer en de twee posten ‘telefonisch contact’) niet verschuldigd is, omdat zij ten tijde van deze gesprekken nog geen opdracht aan hem had verstrekt. Volgens [gedaagde] hadden de intakegesprekken tot doel om te kijken of zij [eiser] wilde inhuren en zijn intakegesprekken altijd kosteloos tenzij hier duidelijke afspraken over worden gemaakt. [gedaagde] stelt dat [eiser] in strijd heeft gehandeld met artikel 7:403 van het Burgerlijk Wetboek (BW) door haar niet van te voren mee te delen dat de intakegesprekken in rekening zouden worden gebracht.
4.10.
[eiser] stelt dat hij al in het eerste telefoongesprek van 6 september 2021 duidelijk is geweest over de kosten van zijn werkzaamheden. [gedaagde] is daarmee akkoord gegaan, zodat er toen al een overeenkomst tot stand is gekomen. Er is nooit gesproken over kosteloze intakegesprekken en dat is volgens [eiser] ook niet gebruikelijk in de branche. [eiser] stelt dat de zaak tijdens de intakegesprekken met [gedaagde] , haar moeder en haar broer inhoudelijk is besproken. Met betrekking tot de twee posten ‘telefonisch contact’ heeft [eiser] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij het eerste telefoongesprek met [gedaagde] op 6 september 2021 niet in rekening heeft gebracht maar de telefoongesprekken die hij daarna maar vóór 28 september 2021 met haar heeft gevoerd wel.
4.11.
De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] bij e-mail van 29 september 2021 haar akkoord voor de prijsopgave heeft gegeven. [eiser] heeft daarna de definitieve factuur opgemaakt en aan haar verstuurd. [gedaagde] stelt niet dat de definitieve factuur afwijkt van de prijsopgave en de kantonrechter gaat er daarom van uit dat deze gelijkluidend zijn. [gedaagde] heeft in haar e-mail van 29 september 2021 geen inhoudelijke opmerkingen over de factuur gemaakt maar heeft zich hiermee zonder enig voorbehoud akkoord verklaard. Het factuurbedrag komt bovendien overeen met het voorschot dat in de opdrachtbevestiging van 28 september 2021 is genoemd. Gelet hierop staat naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast dat partijen zijn overeengekomen dat ook de intakegesprekken en de telefoongesprekken in rekening zouden worden gebracht. [gedaagde] heeft niet betwist dat zij na 6 september 2021 met [eiser] intakegesprekken en telefoongesprekken heeft gevoerd die in totaal 303 minuten hebben geduurd. Zij is daarom op grond van de overeenkomst een vergoeding hiervoor aan [eiser] verschuldigd.
Dossier studie
4.12.
[gedaagde] vindt het niet redelijk dat [eiser] 305 minuten in rekening heeft gebracht voor dossier studie omdat hij haar geen enkel advies heeft gegeven. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] hiermee niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht genomen als bedoeld in artikel 7:401 BW.
4.13.
[eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hij na het telefoongesprek op 6 september 2021 bij e-mail al wat stukken van [gedaagde] had ontvangen en tijdens het intakegesprek op 27 september 2021 het hele dossier. Hij heeft dezelfde dag nog 5 uur aan de bestudering van het dossier besteed. Dat was omdat de zaak volgens [gedaagde] spoedeisend was omdat zij een door [A] te starten kortgedingdagvaarding verwachtte. Tijdens het tweede intakegesprek heeft hij nog wat stukken van haar ontvangen. Dit is door [gedaagde] niet betwist. [eiser] stelt dat hij deze stukken heeft bestudeerd en daar 305 minuten aan heeft besteed.
4.14.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan de juistheid van deze stelling van [eiser] te twijfelen. De enkele omstandigheid dat de bestudering van het dossier niet heeft geleid tot het geven van een advies of tot een andere actie, betekent nog niet dat de dossier studie niet heeft plaatsgevonden. In de opdrachtbevestiging stond ook niet vermeld dat [eiser] [gedaagde] een bepaald product, zoals een advies, zou leveren. Er staat alleen dat [eiser] zich in dit dossier zou inzetten tegen de juridische problemen die [gedaagde] raakten en zich daarvoor zou gaan inspannen. Gelet hierop staat naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast dat [eiser] deze werkzaamheden heeft verricht en dat [gedaagde] hiervoor op grond van de overeenkomst een vergoeding aan hem is verschuldigd.
Advocaat zoeken en vastleggen
4.15.
[eiser] heeft met betrekking tot de post ‘advocaat zoeken en vastleggen’ toegelicht dat hij op 27 september 2021 tijd heeft besteed aan het zoeken van een geschikte advocaat die hem in het intellectueel eigendomsrecht kon bijstaan en dat hij de afspraken die hij met deze advocaat heeft gemaakt heeft vastgelegd. [gedaagde] heeft gesteld dat deze advocaat haar heeft gezegd dat hij geen contact met [eiser] heeft gehad over deze zaak, maar zij heeft niet gesteld dat zij deze advocaat zelf buiten [eiser] om heeft gevonden. Gelet hierop staat naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast dat [eiser] inderdaad een advocaat voor [gedaagde] heeft gezocht. Het is verder voldoende aannemelijk dat [eiser] werkzaamheden ter vastlegging van deze inschakeling/samenwerking met vorenbedoelde advocaat heeft verricht. Gelet hierop staat naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast dat [eiser] deze werkzaamheden heeft verricht en dat [gedaagde] hiervoor op grond van de overeenkomst een vergoeding aan hem is verschuldigd.
Machtiging
4.16.
[gedaagde] stelt tijdens de mondelinge behandeling dat, uit het feit dat [eiser] bij e-mail van 28 september 2021 (16:30 uur) een machtigingsformulier heeft gestuurd volgt dat hij tot dat moment geen werkzaamheden voor haar heeft verricht. De kantonrechter verwerpt deze stelling. Immers, [eiser] heeft gemotiveerd gesteld en [gedaagde] heeft niet voldoende gemotiveerd betwist, dat dit formulier zag op zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid zoals ook in voormelde e-mail staat. Voor het verrichten van werkzaamheden heeft hij geen machtiging van [gedaagde] nodig maar de opdracht en die opdracht heeft [gedaagde] hem gegeven.
4.17.
Gezien het voorgaande is voldoende komen vast te staan dat [eiser] de werkzaamheden die op de factuur van 29 september 2021 staan vermeld daadwerkelijk heeft verricht. Er geen sprake van wanprestatie van de kant van [eiser] zoals [gedaagde] heeft gesteld. De vordering in reconventie tot ontbinding van de overeenkomst wegens wanprestatie wordt daarom afgewezen.
4.18.
[gedaagde] heeft nog gesteld dat [eiser] de overeenkomst op 4 oktober 2021 zelf heeft ontbonden en daarbij heeft aangegeven niet verder te zullen gaan met de zaak. [eiser] heeft betwist dat hij de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden. Hij stelt dat hij zijn werkzaamheden alleen heeft opgeschort omdat [gedaagde] betaling van de factuur had toegezegd maar er geen betaling volgde. Partijen hebben de correspondentie tussen hen niet in het geding gebracht zodat niet kan worden vastgesteld of sprake is geweest van buitengerechtelijke ontbinding of opschorting. In beide gevallen doet dit echter niet af aan de betalingsverplichting van [gedaagde] .
Conclusie
4.19.
De conclusie luidt dat [gedaagde] de overeengekomen vergoeding aan [eiser] moet betalen. Dit had zij blijkens de factuur van 29 september 2021 binnen 7 dagen moeten doen, maar dat heeft zij niet gedaan. De gevorderde hoofdsom van € 2.359,50 inclusief btw wordt daarom toegewezen.
Wettelijke rente
4.20.
[eiser] vordert in totaal een bedrag van € 2.773,54. Onderdeel van dit bedrag is, blijkens de specificatie van zijn vordering in randnummer 17 van de dagvaarding, de wettelijke handelsrente tot en met 7 februari 2023 van € 60,11. Aan het eind van dagvaarding onder het kopje
daarom(hierna: het petitum) heeft [eiser] de wettelijke rente gevorderd over de hoofdsom vanaf 23 mei 2022 totdat het bedrag volledig is betaald.
4.21.
[eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling in reactie op een vraag van de kantonrechter verklaard dat [gedaagde] als consument is te beschouwen en hij daarom wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW en geen wettelijke handelsrente vordert. De vordering van [eiser] in het petitum tot vergoeding van de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 23 mei 2022 wordt toegewezen, nu [gedaagde] hiertegen geen afzonderlijk verweer heeft gevoerd. De gevorderde wettelijke rente tot en met 7 februari 2023 van € 60,11 wordt afgewezen omdat anders de wettelijke rente dubbel zou worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.22.
[eiser] heeft een bedrag van € 353,93 aan buitengerechtelijke kosten gevorderd. Dit bedrag is op grond van de toepasselijke regelgeving toewijsbaar. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.
Kosten
4.23.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld. Dit betekent dat zij haar eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten van [eiser] aan hem moet betalen.
4.24.
De kosten aan de zijde van [eiser] in conventie worden begroot op:
- dagvaarding € 107,99
- griffierecht € 244,--
- salaris gemachtigde €
464,--(2 punten x tarief € 232,--)
Totaal € 815,99
4.25.
De kosten aan de zijde van [eiser] in reconventie worden begroot op € 116,-- voor salaris gemachtigde (1 punt x factor 0,5 wegens de samenhang met de vordering en stellingen in conventie x tarief € 232,--).
4.26.
De nakosten worden, voor zover die op dit moment begroot kunnen worden, toegewezen zoals in de beslissing is bepaald.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.27.
[eiser] vordert dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat [eiser] het vonnis direct kan (laten) uitvoeren, als [gedaagde] niet aan het vonnis voldoet. Of het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, moet worden beoordeeld door een afweging van de belangen van partijen. [eiser] wordt als degene die een veroordeling tot betaling van een geldsom verkrijgt, vermoed het vereiste belang te hebben bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad. [1] Gesteld noch gebleken is van een belang van [gedaagde] om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten. Daarom kan niet worden gezegd dat het belang van [gedaagde] om de uitkomst van een eventueel hoger beroep af te wachten zwaarder weegt dat het belang van [eiser] om direct over te kunnen gaan tot uitvoering van het vonnis. Daarom wordt het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [gedaagde] kan dus niet wachten met het voldoen aan het vonnis in de periode dat tegen het vonnis nog hoger beroep mogelijk is of als zij hoger beroep heeft ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 2.713,43, bestaande uit € 2.359,50 inclusief btw aan hoofdsom en € 353,93 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 2.359,50 vanaf 23 mei 2023 tot de voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten; zij moet aan [eiser] zijn proceskosten betalen, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 815,99, waarin begrepen € 464,-- aan salaris gemachtigde;
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen af;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten; zij moet aan [eiser] zijn proceskosten betalen, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 116,-- aan salaris gemachtigde;
in conventie en in reconventie
5.5.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 116,-- aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 september 2023.

Voetnoten

1.Zie het arrest van de Hoge Raad van 20 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:688).