Beoordeling door de rechtbank
1. Eiser heeft een verzoek gedaan om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen wegens betalingsonmacht. Gelet op de informatie in het dossier over de financiële positie van eiser wijst de rechter het beroep op betalingsonmacht toe en bepaalt dat eiser wordt vrijgesteld van de verplichting tot het betalen van griffierecht.
2. Eiser heeft op 30 september 2021 op grond van de Wob verzocht om ten aanzien van zijn ex-werkgever [ex-werkgever] B.V. over de periode 1 januari 2020 tot 1 oktober 2020 de genomen schriftelijke NOW-beschikkingen, de
uitbetalingen van de uitkeringen zoals deze zijn verstrekt in het kader van de NOW regeling,
en de vergelijking(en) van de loonsom(men).
3. Verweerder heeft op 12 november 2021 het verzoek van eiser afgewezen. Er bestaat geen plicht tot openbaarmaking op grond van de Wob voor informatie die al openbaar is. Verweerder verwijst naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).Verweerder verwijst daarbij naar de openbare informatie, de website waar de informatie die het UWV wettelijk mag publiceren over de NOW-regeling heeft geopenbaard. Voor zover het verzoek ziet op de niet openbaar gemaakte informatie wordt dit afgewezen op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob.
4. In het besluit op bezwaar van 28 juli 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Op grond van artikel 10, eerste lid, onder c, van de Wob blijft het verstrekken van informatie achterwege voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn medegedeeld. In de beschikking staat informatie uit de aanvraag NOW die door de werkgever is gedaan. Deze aanvraag is doorspekt met vertrouwelijke financiële bedrijfsgegevens, waardoor verweerder niet over kan gaan tot openbaarmaking. Ook wat betreft de loonsommen geldt dat dit informatie is die verweerder niet openbaar maakt. Dit betreffen financiële bedrijfsgegevens die bij openbaarmaking van invloed kunnen zijn op de positie van werkgever op de economische markt. Het openbaar maken van bedrijfs- en concurrentiegevoelige informatie over bijvoorbeeld het omzetverlies zou kunnen leiden
tot benadeling van de betreffende werkgever.
5. Verweerder heeft in het verweerschrift uitgelegd dat de door hem gehanteerde NOW-beschikkingen, waarin ook de loonsommen zijn opgenomen, vooraf samengestelde formats zijn die voor alle aanvragers hetzelfde is. Alleen de informatie die ziet op de aanvrager is anders. Omdat de op het bedrijf betrekking hebbende informatie bedrijfsgevoelig is, en bij het onleesbaar maken van deze informatie, er geen beschikking van feitelijke betekenis overblijft, is de beschikking integraal geweigerd.
5. Allereerst stelt de rechtbank vast dat op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (Woo; Staatsblad 2021, 499), zoals gewijzigd bij de Wijzigingswet Woo (Staatsblad 2021, 500) in werking getreden. Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht, wat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft en dat met ingang van 1 mei 2022 besluiten op vóór de inwerkingtreding van de Woo ingediende Wob-verzoeken met inachtneming van de bepalingen van de Woo moeten worden genomen. Verweerder heeft dit niet onderkend in het bestreden besluit en daarom is er sprake van een motiveringsgebrek.
6. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder ten onrechte geweigerd heeft om de gevraagde documenten te verstrekken. De rechtbank is het met eiser eens dat verweerder de gevraagde informatie, in dit geval de NOW-beschikkingen, openbaar moet maken, zo nodig onder toepassing van de weigeringsgrond van artikel 5.1, eerste lid, onder c, van de Woo (artikel 10, eerste lid, onder c, van de Wob). Dat betekent dat de documenten openbaar moeten worden gemaakt waarbij de informatie die geweigerd wordt, wordt weggelakt. Omdat de documenten integraal door verweerder zijn geweigerd, levert dit ook een gebrek op.
7. Op 16 november 2022 heeft verweerder alsnog drie NOW-beschikkingen verstrekt en daarbij gemotiveerd welke (passages van de) documenten hij weigert openbaar te maken en welke weigeringsgrond van de Woo daarop van toepassing is.
8. Eiser is het niet eens dat voor de gevraagde kenmerknummers, die kennelijk hetzelfde zijn als het loonheffingennummer van [ex-werkgever] B.V., en het rekeningnummer geldt dat dit informatie is die niet openbaar gemaakt mag worden omdat dit niet gaat om concurrentiegevoelige informatie. Ook vindt eiser dat de periodes en subsidiebedragen in de NOW-beschikkingen niet weggelakt mogen worden. Uit de reeds door verweerder openbaar gemaakte informatie blijkt deze informatie namelijk al.
9. Van bedrijfs- en fabricagegegevens in de zin van 5.1, eerste lid, onder c, van de Woo is sprake indien en voor zover uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of afgeleid over de technische bedrijfsvoering of het productieproces, dan wel over de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers. Ook gegevens die uitsluitend de financiële bedrijfsvoering betreffen, kunnen onder omstandigheden als bedrijfsgegevens worden aangemerkt. De weigeringsgrond is bedoeld om te voorkomen dat de bedrijfsgegevens die bedrijven met het oog op concurrentie geheim willen houden, maar wel genoodzaakt zijn aan bestuursorganen te verstrekken, openbaar moeten worden gemaakt.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het omzetverlies, de periodes waarop dat omzetverlies betrekking heeft, de berekening van het voorschot, de kenmerknummers, het loonheffingennummer en het rekeningnummer terecht heeft geweigerd. Verweerder heeft ook voldoende gemotiveerd dat dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, zoals bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder c, van de Woo. Daarbij volgt de rechtbank het standpunt van verweerder dat de omstandigheid dat bepaalde informatie van het desbetreffende bedrijf bekend is bij eiser in verband met de relatie die hij heeft met zijn ex-werkgever, niet betekent dat deze informatie dan ook voor een ieder openbaar gemaakt dient te worden. Het bedrag van de tegemoetkoming/subsidie en de hoogte van het voorschot is door verweerder niet gelakt omdat die informatie al openbaar was via het NOW-register. Wat betreft de onleesbaar gemaakte periodes waarop de beschikkingen betrekking hebben, heeft verweerder zich nader op het standpunt gesteld dat deze periodes openbaar kunnen worden gemaakt. Verweerder heeft deze documenten bij brief van 5 april 2023 overgelegd.
11. Tot slot stelt de rechtbank vast dat partijen het erover eens zijn dat verweerder eiser ten onrechte niet gehoord heeft in de bezwaarprocedure. Deze schending van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zal de rechtbank passeren op grond van artikel 6:22 van de Awb.