ECLI:NL:RBMNE:2023:4632

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
16/093393-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van handel in cocaïne en heroïne, aanwezig hebben van cocaïne en heroïne en witwassen

Op 8 september 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1996 in Marokko, die beschuldigd werd van handel in cocaïne en heroïne, het aanwezig hebben van deze drugs en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 18 november 2022 tot en met 4 april 2023 in Utrecht en mogelijk elders in Nederland samen met anderen betrokken was bij de handel in cocaïne en heroïne. Op 4 april 2023 werd de verdachte betrapt met 629,18 gram cocaïne en 9,35 gram heroïne, evenals een geldbedrag van 17.703,78 euro dat afkomstig was uit criminele activiteiten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de bekennende verklaring van de verdachte en diverse proces-verbaal van bevindingen als bewijs zijn gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/093393-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1996] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juli 2023 en 25 augustus 2023. De zaak is op laatstgenoemde datum inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. B. Nitrauw en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Zeist, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 18 november 2022 tot en met 4 april 2023 in Utrecht en/of elders in Nederland samen met (een) ander(en) (in) cocaïne en/of heroïne heeft gehandeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd;
feit 2:op 4 april 2023 in Utrecht samen met (een) ander(en) 629,18 gram cocaïne en 9,35 gram heroïne voorhanden heeft gehad;
feit 3:op 4 april 2023 te Utrecht samen met (een) ander(en) 17.703,78 euro heeft witgewassen.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van een deel van het onder feit 3 ten laste gelegde geldbedrag. De officier van justitie acht ten aanzien van feit 3 het wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte een geldbedrag van € 17.638,78 (eenvoudig) heeft witgewassen
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte op de terechtzitting een bekennende verklaring heeft afgelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
feit 1 en feit 2:
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder feit 1 en 2 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 augustus 2023; [2]
- een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] ; [3]
- een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] ; [4]
- een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] ; [5]
- een geschrift, te weten een lijst met inbeslaggenomen goederen op [adres] ; [6]
- een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ; [7]
- geschriften, te weten de rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut; [8]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
feit 3:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder feit 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 augustus 2023; [9]
- een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] ; [10]
- een geschrift, te weten een lijst met inbeslaggenomen goederen op [adres] ; [11]
- een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming van rapporteur [verbalisant 5] : [12]
- een proces-verbaal van relaas van verbalisant [verbalisant 6] [13] ;
- een proces-verbaal van aanhouding van verdachte van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] ; [14]
- een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming van rapporteurs [verbalisant 8] en [verbalisant 7] ; [15]
Bewijsoverwegingen
T.a.v. feit 1 en 2:
De officier van justitie heeft ter terechtzitting een toelichting verschaft hoe kan worden nagegaan dat de verdovende middelen die zijn inbeslaggenomen op [adres] dezelfde verdovende middelen betreffen als die zijn onderworpen aan het forensisch onderzoek en het onderzoek van het NFI. De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat de ‘IBN-codes’ opgenomen in de lijst met inbeslaggenomen goederen op [adres] overeenkomen met de ‘beslagcodes summ-it’ opgenomen in het proces-verbaal over het forensisch onderzoek, en dat zo via de mede daarin opgenomen SIN-nummers een koppeling kan worden gemaakt met de rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut. De rechtbank heeft geconstateerd dat dit klopt.
T.a.v. feit 3: partiële vrijspraak
De rechtbank heeft op basis van bovenstaande bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat verdachte in totaal een geldbedrag van € 17.638,78 heeft witgewassen, namelijk het aantroffen geld in de woning aan de [straat] , waarbij het geld (€ 220,-) dat is aangetroffen in de jas van medeverdachte [medeverdachte] niet wordt meegerekend, dus (€ 12.680,- + € 4.711,38 - € 220,- = € 17.171,38) vermeerderd met het geld (totaal € 512,40), aangetroffen bij de fouillering van verdachte, en spreekt verdachte vrij van het overige deel van het ten laste gelegde geldbedrag.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:in de periode van 18 november 2022 tot en met 4 april 2023 te Utrecht en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen (telkens) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2:op 4 april 2023 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad 629,18 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 9,35 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 3:op 4 april 2023 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van 17.638,78 euro voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3: medeplegen van eenvoudig witwassen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie voert aan dat handel in verdovende middelen zwaar dient te worden bestraft, om aan te tonen dat het plegen van dit soort feiten niet loont.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het onder feit 2 ten laste gelegde niet in strafverzwarende zin mee te wegen, nu het dealen in verdovende middelen het voorhanden hebben daarvan impliceert en verdachte niet vrijelijk over de aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen heeft kunnen beschikken. Verdachte is een gewone straatdealer en in de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) staat voor dealen van 3 tot 6 maanden een gevangenisstraf van 8 maanden. De raadsman heeft verzocht aansluiting te zoeken bij dit oriëntatiepunt. In het voordeel van verdachte moet worden meegewogen dat hij ‘first offender’ is en een ondergeschikte en afhankelijke rol heeft gehad bij de handel in verdovende middelen. De raadsman voert aan dat verdachte bij de handel betrokken is geraakt omdat hij zijn zieke ouders in Marokko financieel wilde bijstaan en hij hiervoor geen andere uitweg zag. Tot slot heeft verdachte een terugkeerbesluit van de IND en een inreisverbod ontvangen. Deze beslissingen verhouden zich niet tot het opleggen van een langdurige gevangenisstraf.
De raadsman heeft, gelet op het voorgaande, bepleit om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die niet langer is dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel aan te vullen met oplegging van een voorwaardelijk strafdeel. Als dit gevolgd wordt, dan heeft de raadsman verzocht toepassing te geven aan artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering en de voorlopige hechtenis op te heffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende viereneenhalve maand met (een) ander(en) schuldig gemaakt aan het handelen in en aanwezig hebben van cocaïne en heroïne. Verdachte heeft, gelet op de veelvoud aan de door verdachte gemaakte en uitgevoerde drugdeals en de aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen in de woning waarin verdachte verbleef, een niet geringe bijdrage geleverd aan de instandhouding van de handel in heroïne en cocaïne. Met deze handel gaan veel gevaren voor de openbare orde en de maatschappelijke veiligheid gepaard. Zo is het algemeen bekend dat verdovende middelen, zoals cocaïne en heroïne, een groot gevaar voor de gezondheid van gebruikers vormen, aangezien deze stoffen sterk verslavend zijn en in de regel schadelijk zijn voor het lichaam en de psyche. Daarnaast bekostigen gebruikers hun verslaving vaak uit crimineel handelen en gaat de handel in harddrugs veelal gepaard met geweld. Het handelen van verdachte brengt dan ook directe en indirecte schade toe aan de maatschappij. Verdachte heeft hier kennelijk niet bij stilgestaan en voor zover hij daarbij wel heeft stilgestaan zich daardoor niet laten weerhouden. Verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Verdachte heeft zich tot slot schuldig gemaakt aan het eenvoudig witwassen van een fors geldbedrag. Het witwassen van geldbedragen vormt een bedreiging voor de integriteit van het financiële en economische verkeer en de maatschappelijke orde.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 juli 2023 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor
soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende of strafmatigende zin mee.
Beoordeling van de rechtbank
Gelet op de aard en ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank met geen andere straf worden volstaan dan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere maanden. Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op straffen die doorgaans bij soortgelijke feiten opgelegd worden en die hun weerslag hebben gevonden in de LOVS. De rechtbank ziet, gelet op de rol van verdachte bij de handel in cocaïne en heroïne, geen aanleiding aan hem een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
De rechtbank acht alles afwegende, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
De rechtbank is van oordeel dat het geval van artikel 67a lid 3 Wetboek van Strafvordering -waarop de raadsman van verdachte een beroep heeft gedaan- zich, gelet op de straf die aan verdachte zal worden opgelegd, niet voordoet.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet aan de orde is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en M.J. Terstegge, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.W. Hekker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 september 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij een of meerdere malen in of omstreeks de periode van 18 november 2022 tot en met 4 april 2023 te Utrecht en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 4 april 2023 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 629,18 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 9,35 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 4 april 2023 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een geldbedrag van 17.703,78 Euro, althans een of meerdere geldbedragen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf
(art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 juni 2023, genummerd 2305241357.EIND.TOPAAS, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1115. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 25 augustus 2023, inhoudende de
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 294-297.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 312 en 314-328.
5.Een proces-verbaal van relaas, pagina 147.
6.Een geschrift, te weten een lijst met inbeslaggenomen goederen, pagina 1079 en 1081
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 886-890.
8.Een geschrift, te weten de rapporten van het NFI, pagina 893-894 en 896-899.
9.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 25 augustus 2023, inhoudende de
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 863 en 865-868.
11.Een geschrift, te weten een lijst met inbeslaggenomen goederen, pagina 1078-1081.
12.Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming (BHV nummer: 2022355970), pagina. 1-2.
13.Een proces-verbaal van relaas, pagina 147.
14.Een proces-verbaal van aanhouding verdachte, pagina 62.
15.Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming (PL0900-2022355970-10), pagina 1.