ECLI:NL:RBMNE:2023:4628

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
C/16/561042 / FT RK 23/661
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op basis van onvoldoende goede trouw en niet onder controle hebben van middelengebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door verzoeker op 7 augustus 2023. Tijdens de zitting op 25 augustus 2023 waren verzoeker, zijn beschermingsbewindvoerder en een schuldhulpverlener aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een schuldenlast van € 73.896,14 heeft, waaronder een schuld aan een corporatie van € 26.826,74, ontstaan na een gedwongen ontruiming van zijn woning vanwege drugsgerelateerde activiteiten.

De rechtbank oordeelt dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw is geweest bij het ontstaan van zijn schulden, zoals vereist volgens artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet. De justitiële documentatie toont aan dat verzoeker veroordeeld is voor druggerelateerde activiteiten, wat zijn goede trouw in twijfel trekt. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verzoeker nog steeds alcohol en drugs gebruikt, wat impliceert dat hij zijn middelengebruik niet onder controle heeft.

De rechtbank wijst erop dat de hardheidsclausule, die kan leiden tot toewijzing van het verzoek ondanks de eerdere afwijzing, in beginsel niet zal worden toegepast. De gewijzigde wetgeving per juli 2023 maakt het moeilijk om een ommekeer ten goede te realiseren binnen een korte periode. Gezien de omstandigheden van de zaak, concludeert de rechtbank dat er geen sprake is van een uitzonderingsgeval en wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af. Het vonnis is uitgesproken door mr. P.J. Neijt en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Toezicht
locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/561042 / FT RK 23/661
uitspraakdatum: 7 september 2023
uitspraak op grond van artikel 288 van de Faillissementswet
(“afwijzing toepassing schuldsanering”)
enkelvoudige kamer
[verzoeker] ,wonende te [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker,

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 7 augustus 2023 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
1.2.
Verzoeker is op 25 augustus 2023 gehoord waarbij verzoeker, diens beschermingsbewindvoerder, mevrouw [A] ( [organisatie 1] ) en de schuldhulpverlener, mevrouw [B] ( [organisatie 2] ) zijn verschenen.

2.De beoordeling

2.1.
Uit de aan de rechtbank ter beschikking gestelde stukken blijkt dat verzoeker een totale schuldenlast heeft van € 73.896,14. Verzoeker heeft onder andere een schuld aan [corporatie] van € 26.826,74. Deze vordering is in 2021 ontstaan. Uit de verklaring ter zitting van verzoeker en de beschermingsbewindvoerder is gebleken dat deze vordering is ontstaan als gevolg van een gedwongen ontruiming van de woning nadat in de woning (onder meer) drugs waren aangetroffen.
2.2.
Volgens artikel 288 lid 1 sub b Faillissementswet (Fw) wordt het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling alleen toegewezen als voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar te goeder trouw is geweest bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaren voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift werd ingediend. Uit de verklaring van verzoeker ter zitting en uit de, met zijn toestemming opgevraagde justitiële documentatie is gebleken dat verzoeker daadwerkelijk is veroordeeld voor druggerelateerde activiteiten rond de periode dat hij uit de woning is gezet. Dat maakt naar het oordeel van de rechtbank dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij het ontstaan en onbetaald laten van de schuld aan [corporatie] te goeder trouw is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is dit voldoende grond om het verzoek af te wijzen.
Hardheidsclausule
2.3.
Op grond van artikel 288 lid 3 Fw kan het verzoek alsnog worden toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoeker de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van de schulden onder controle heeft gekregen. Uit hetgeen verzoeker ter zitting heeft verklaard is duidelijk geworden dat hij nog steeds alcohol en drugs gebruikt, waarbij hij de gebruikte hoeveelheden (alcohol) en frequentie (drugs) bagatelliseert. Naar het oordeel van de rechtbank toont hij hiermee niet dan wel onvoldoende dat er sprake is van het onder controle hebben van het middelengebruik.
2.4.
Per juli 2023 is de wetgeving inzake de Wettelijke schuldsaneringsregeling gewijzigd. In de kamerstukken die aan de wijziging (mede) ten grondslag liggen (Kmst 35915, nr. 3 (Mvt)) is ten aanzien van de ommekeer ten goede in relatie tot de hardheidsclausule het volgende opgenomen:
‘Daarbij zal het uitgangspunt zijn dat de hardheidsclausule in beginsel niet zal worden toegepast. […] Een dergelijke verandering (‘ommekeer ten goede’) is moeilijk te realiseren binnen een zo korte periode. Daarom zal de hardheidsclausule ook alleen in duidelijke uitzonderingsgevallen worden toegepast.’Van een uitzonderingsgeval is in dit geval geen sprake is.
2.5.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling dient daarom te worden afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Neijt en in het openbaar uitgesproken op 7 september 2023. [1]

Voetnoten

1.