ECLI:NL:RBMNE:2023:4627

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
C/16/561307 / KG ZA 23-440
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot woonboot en gebruiksrecht na overlijden van de eigenaar

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 september 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde. Eiser, eigenaar van een woonboot, vorderde toegang tot deze woonboot die op het perceel van gedaagde ligt. Gedaagde heeft de toegang tot de woonboot afgesloten en stelt dat eiser geen recht heeft om op zijn grond te verblijven. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser geen recht of titel heeft om de percelen van gedaagde te betreden, aangezien het gebruiksrecht dat de vader van eiser had, met diens overlijden is geëindigd. Eiser heeft in het verleden op de woonboot gewoond, maar dit biedt geen juridische grondslag voor zijn vorderingen. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. In reconventie werd aan gedaagde toegestaan om eiser te verbieden de eigendommen te betreden en gebruik te maken van de woonboot, met een dwangsom voor elke dag dat eiser niet aan deze veroordeling voldoet. De voorzieningenrechter concludeerde dat gedaagde een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, gezien de situatie van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/561307 / KG ZA 23-440
Vonnis in kort geding van 8 september 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. J.P. de Man te Rosmalen,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. B. Nijman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 8,
- de vordering in reconventie en producties 1 t/m 9,
- de mondelinge behandeling van 25 augustus 2023, waarvan aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van [eiser] ,
- de pleitnota/conclusie van antwoord van [gedaagde] .
1.2.
Op 25 augustus 2023 heeft mr. J.G. van Ommeren, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G. Delissen, griffier, een mondelinge behandeling gehouden. Daarbij was aanwezig de heer [eiser] , bijgestaan door zijn advocaat mr. J.P. de Man. Verder was aanwezig de heer [gedaagde] , bijgestaan door zijn advocaat mr. B. Nijman. Ook was aanwezig de heer [A] , secretaris van Stichting Cromwijck.
1.3.
Hierna is besloten dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.Waar gaat de zaak over

2.1.
[eiser] is eigenaar van woonboot “ [naam] ”. Deze boot ligt in een zijsloot van rivier [rivier] nabij het adres [adres] in [plaats] . De woonboot ligt op het perceel dat kadastraal bekend is als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer] . De woonboot ligt daar al sinds 1963 en was van de vader van [eiser] (hierna: [de vader] ), die vanaf 1992 een deel van het perceel waarop de woonboot lag pachtte. Die pachtovereenkomst is in 2007 geëindigd, maar in het arrest van 13 september 2011 heeft het gerechtshof Amsterdam bepaald dat [B] , de vorige eigenaar van het perceel, [de vader] het vrije en ongestoorde genot van de ligplaats moest verschaffen. In 2013 is [de vader] overleden en is [eiser] op de woonboot gaan wonen. In de daaropvolgende kort geding procedure tussen [B] en [eiser] heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland in het vonnis van 18 juni 2014 geoordeeld dat als gevolg van het overlijden van [de vader] het hiervoor genoemde arrest van het gerechtshof Amsterdam niet langer van kracht is en is het [eiser] verboden om gebruik te maken van de woonboot en om op de eigendommen van [B] te komen. Dit oordeel is in het arrest van 19 juli 2016 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bekrachtigd.
2.2.
In 2022 is [B] overleden en is [gedaagde] eigenaar geworden van het perceel waarop de woonboot ligt. Daarnaast is hij eigenaar geworden van de percelen met de nummers [nummer] (de toegangsweg naar perceel [nummer] gelegen ná de brug over [rivier] ) en [nummer] (de toegangsweg naar perceel [nummer] , gelegen vóór de brug over [rivier] ). [gedaagde] heeft de toegang tot de boot afgesloten zodat [eiser] daar geen gebruik van kan maken. [eiser] is vervolgens in een vakantiewoning gaan wonen, maar daar moet hij oktober 2023 uit. Ook bevindt zich op de boot administratie die [eiser] nodig heeft voor de afwikkeling van de nalatenschap van zijn ouders. Daarom vordert hij via dit kort geding toegang tot de woonboot.
2.3.
[gedaagde] heeft op zijn beurt een tegenvordering ingediend. Volgens hem heeft [eiser] niet het recht of de bevoegdheid om van zijn grond gebruik te maken en zou de woonboot al sinds 2013 verwijderd moeten zijn. [gedaagde] vordert nu dat [eiser] de toegang wordt ontzegd tot zijn eigendommen.

3.De beoordeling

In conventie
Spoedeisend belang
3.1.
Voor een voorlopige voorziening is een spoedeisend belang vereist. [eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Hij moet op korte termijn de vakantiewoning uit waar hij nu verblijft en wil daarom op de woonboot gaan wonen. Gelet daarop kan niet van hem verlangd worden dat hij een bodemprocedure afwacht.
Toegang tot de woonboot
3.2.
Om bij de woonboot te komen moet [eiser] over percelen waarvan [gedaagde] eigenaar is. Ook als hij in de woonboot wil verblijven bevindt [eiser] zich op gebied dat eigendom is van [gedaagde] . [eiser] stelt dat hij recht heeft om de percelen die eigendom zijn van [gedaagde] te betreden en daar te verblijven. Hij baseert dat op het volgende:
- hij heeft in het verleden ook op de boot gewoond
- hij wil een aansluiting op het waterleidingnet regelen
- de boot is zijn eigendom
- hij heeft zijn administratie op de woonboot liggen
- de afspraken die in 1963 zijn gemaakt tussen [de vader] en de tante van [eiser] , op grond waarvan [de vader] de woonboot mocht gebruiken.
3.3.
Dat [eiser] in het verleden op de boot heeft gewoond is geen juridische grondslag. Bovendien woont hij er niet meer sinds [gedaagde] hem in 2022 de toegang heeft ontzegd. Het regelen van een aansluiting op het waterleidingnet is evenmin een juridische grondslag. Voor zover [eiser] eigenaar is van de woonboot (de nalatenschap is nog niet geheel afgehandeld) brengt dat eigendomsrecht niet mee dat hij zonder toestemming de percelen kan betreden die eigendom zijn van [gedaagde] . De woonboot ligt nou eenmaal op het eigendom van [gedaagde] en als [eiser] naar de woonboot wil om daar bijvoorbeeld zijn administratie of andere spullen op te halen, zal hij daar dus afspraken over moeten maken met [gedaagde] . Wat betreft de afspraken tussen [de vader] en de tante van [eiser] wijst de voorzieningenrechter op het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 19 juli 2016. Daarmee is vast komen te staan dat het recht dat [de vader] had om op de huidige locatie gebruik te maken van de woonboot, met diens overlijden is geëindigd. Dit was dus een persoonlijk recht van [de vader] en geldt niet voor van [eiser] .
3.4.
Uit het voorgaande blijkt dat op grond van wat [eiser] heeft aangevoerd geen recht of titel tot verblijf op de percelen van [gedaagde] kan worden geconstateerd. De vorderingen van [eiser] worden daarom afgewezen. Voor zover [eiser] heeft beoogd om (met een vermeerdering van eis) ook te vorderen dat hem wordt toegestaan dat hij een waterleidingaansluiting voor de woonboot realiseert, wordt ook die vordering afgewezen. Dat volgt uit de afwijzing van de overige vorderingen, die ook betrekking hebben op het gebruik van de woonboot op de huidige locatie.
De proceskosten
3.5.
[eiser] heeft ongelijk gekregen en moet daarom de proceskosten aan de kant van [gedaagde] betalen. Die worden tot nu toe begroot op € 1.393,- en bestaan uit € 314,- aan griffierecht en € 1.079,- aan salaris advocaat (tarief gemiddelde zaak).
In reconventie
Spoedeisend belang
3.6.
Omdat [eiser] van plan is om op korte termijn in de woonboot te gaan wonen en daarvoor dan de percelen van [gedaagde] moet betreden, heeft ook [gedaagde] een spoedeisend belang bij zijn vorderingen.
Verbod om de eigendommen van [gedaagde] te betreden of te gebruiken
3.7.
Uit de beoordeling van de vorderingen in conventie volgt dat de vordering om [eiser] te verbieden dat hij de eigendommen van [gedaagde] betreedt of gebruikt, kan worden toegewezen. In conventie heeft [eiser] niet aannemelijk gemaakt dat hij een recht of titel heeft om gebruik te maken van de percelen van [gedaagde] . Dat betekent dus dat hij daar niet zonder toestemming van [gedaagde] mag komen en verblijven.
Verbod op gebruikmaking van de woonboot
[gedaagde] vordert dat het [eiser] verboden wordt om gebruik te maken van of te verblijven op de woonboot. Uit het feit dat [gedaagde] in de formulering van de vordering de locatie van de woonboot heeft genoemd, maakt de voorzieningenrechter op dat daarmee is bedoeld het gebruik en verblijf te verbieden zolang de woonboot op het perceel van [gedaagde] ligt. Ook voor deze vordering geldt dat die kan worden toegewezen omdat [eiser] in conventie niet aannemelijk heeft dat hij een recht of titel heeft om gebruik te maken van de percelen van [gedaagde] .
Dwangsom
3.9.
[gedaagde] vordert dat aan de hoofdveroordelingen een dwangsom wordt verbonden van € 1.000,- voor iedere dag dat [eiser] niet aan de veroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,- is bereikt. Omdat [eiser] deze vorderingen niet heeft betwist worden die toegewezen als gevorderd.
Machtiging om [eiser] van de eigendommen van [gedaagde] te verwijderen
3.10.
[gedaagde] vordert een machtiging om [eiser] met hulp van de politie en justitie van zijn percelen te verwijderen als hij de hoofdveroordelingen overtreedt. Deze vordering wordt afgewezen. Aan de veroordelingen is al een dwangsom gekoppeld en [gedaagde] heeft niet onderbouwd wat dan de meerwaarde is van een dergelijke machtiging, nog los van de vraag of de politie direct toepassing geeft aan een aan haar bekend gemaakt vonnis.
De proceskosten
3.11.
[gedaagde] krijgt (grotendeels) gelijk. [eiser] moet daarom zijn proceskosten betalen. Omdat de vorderingen in conventie en reconventie nauw samenhangen stelt de voorzieningenrechter de proceskosten vast op de helft van het liquidatietarief dat geldt voor een gemiddelde zaak. Dat is 0,5 x € 1.079,- = € 539,50.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde] , tot nu toe begroot op € 1.393,-,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
4.4.
verbiedt [eiser] om zich op de eigendommen van [gedaagde] , bekend als gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer] , [nummer] en [nummer] , te begeven, zich daar te bevinden, dan wel anderszins van deze eigendommen gebruik te maken of te doen maken, vanaf twee dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag tot een maximum van € 100.000,- is bereikt,
4.5.
verbiedt [eiser] vanaf twee dagen na betekening van dit vonnis om gebruik te maken of gebruik te doen maken van het woonschip “ [naam] ” en zich op of in dit woonschip te begeven of daar te verblijven, zolang dat is gelegen op het perceel van [gedaagde] , kadastraal bekend als [gemeente] , sectie [sectie] , nummer [nummer] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag tot een maximum van € 100.000,- is bereikt,
4.6.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de kant van [gedaagde] , vastgesteld op € 539,50,
4.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2023.