ECLI:NL:RBMNE:2023:4562

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
UTR 23/1073
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid na melding toegenomen klachten

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiser, die voorheen als barmedewerker werkte, meldde zich op 28 december 2017 ziek vanwege psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft na onderzoek vastgesteld dat eiser per 25 december 2019 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en heeft zijn aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en later beroep ingesteld na een bestreden besluit van het Uwv op 15 februari 2023, waarin het Uwv bij zijn eerdere beslissing bleef.

De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2023 behandeld, waarbij eiser via een beeldverbinding aanwezig was, bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank overweegt dat het Uwv besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiser heeft geen concrete gronden aangevoerd tegen de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is verricht en dat de verzekeringsarts de beperkingen van eiser correct heeft ingeschat.

De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 februari 2023 heeft vastgesteld op 8,92% en dat eiser niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en eiser krijgt geen gelijk. Aangezien eiser geen gelijk krijgt, worden zijn proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1073

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.D.F.V. Hein)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.R. Staarthof)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Voorgeschiedenis en besluitvorming
2. Eiser was voorheen werkzaam als barmedewerker voor gemiddeld 29,89 uur per week. Op 28 december 2017 heeft eiser zich ziekgemeld met psychische klachten vanuit de situatie dat hij een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet.
3. Naar aanleiding van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering heeft het Uwv aan eiser op 18 februari 2020 medegedeeld dat hij per 25 december 2019 geen WIAuitkering kan krijgen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
4. Op 17 november 2021 heeft eiser een melding toegenomen arbeidsongeschiktheid per februari 2021 ingediend vanwege aanhoudende psychische klachten. Ook de gemeente Amersfoort heeft op 23 november 2021 namens eiser een melding toegenomen arbeidsongeschiktheid ingediend. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv vastgesteld dat eiser 8,92% arbeidsongeschikt is.
5. Met het besluit van 16 juni 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv bepaald dat eiser per 1 februari 2021 niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
6. Met het besluit van 15 februari 2023 (het bestreden besluit) is het Uwv bij het primaire besluit gebleven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
7. De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen via een beeldverbinding, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Het geschil

8. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert in beroep aan dat hij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen. Volgens eiser is de verzekeringsarts voorbijgegaan aan de ernst van zijn psychische klachten, waaronder de angst om het huis te verlaten en de voor hem hieruit voortvloeiende beperkingen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij medische informatie van zijn huisarts overgelegd. Aan de hand van wat eiser heeft aangevoerd, beoordeelt de rechtbank het standpunt van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank overweegt dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan eiser om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Dit kunnen ook niet medisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. De door eiser ervaren klachten zijn op zichzelf geen reden om aan te nemen dat de medische beoordeling van het Uwv onjuist is.
De zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
10. Eiser heeft geen concrete gronden aangevoerd tegen de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek. De rechtbank stelt vast dat de primaire verzekeringsarts dossierstudie heeft verricht, eiser heeft gesproken tijdens de telefonische hoorzitting, de ontvangen informatie bij de beoordeling heeft betrokken en nadere informatie heeft opgevraagd bij de psycholoog. Ter zitting heeft eiser verklaard zelf te hebben verzocht om de hoorzitting telefonisch te laten plaatsvinden in verband met zijn psychische klachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht, eiser gesproken via MS Teams en de medische informatie bij haar beoordeling betrokken. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is verricht.
De medische beoordeling
11. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het Uwv de beperkingen van eiser onjuist heeft ingeschat. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 23 januari 2023 de klachten van eiser beschreven en geconcludeerd dat er geen objectiveerbare medische gronden zijn om de belastbaarheid van eiser te herzien. De primaire verzekeringsarts heeft ten aanzien van de psychische klachten beperkingen aangenomen in de rubrieken van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en fysieke omgevingseisen en deze worden onderschreven door de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep motiveert dat uit de beschikbare informatie van de psycholoog naar voren komt dat de depressie van eiser matig van ernst is ten tijde van de beoordelingsdatum en dat nog geen sprake is van een eindtoestand. Eiser zou intensievere behandelingen kunnen volgen, maar deze houdt eiser zelf af en er zijn geen indicaties om dwingende maatregelen op te leggen.
12. Voor de agorafobie verwijst de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar de informatie van de psychiater van 9 februari 2022 waaruit blijkt dat eiser zelf spreekt van agorafobie, eiser het lastig vindt om te reizen, maar dat geen sprake is van een contra-indicatie. Er wordt door de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarom geen aanleiding gezien om daarvoor een beperking aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet verder geen aanleiding voor het aannemen van een urenbeperking, omdat er geen sprake is van een beperking op basis van energie, preventie of beschikbaarheid. Eiser geeft aan dat sprake is van vermoeidheid, maar volgens de verzekeringsarts is geen sprake van een structureel rustmoment en eiser heeft geen vermoeide of depressieve indruk tijdens de hoorzitting gemaakt. Daarnaast is verminderde beschikbaarheid vanwege behandeling niet aan de orde, omdat eiser niet onder behandeling is. Ook is geen sprake van zelfoverschatting of de neiging om over eigen grenzen te gaan.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom de vastgestelde beperkingen passend zijn voor eiser. Naar aanleiding van de medische informatie in beroep heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 31 mei 2023 gemotiveerd dat het medisch beeld wordt bevestigd en dat er dus geen aanleiding is om van het standpunt af te wijken. De klachten die eiser ervaart, hoe vervelend ook, vormen geen toereikende grondslag voor het aannemen van meer of verdergaande beperkingen. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert en in de informatie van de huisarts geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De beroepsgrond slaagt niet.
De arbeidskundige beoordeling
14. Eiser heeft geen specifieke gronden gericht tegen de arbeidskundige beoordeling. Omdat de medische gronden niet slagen en de rechtbank de medische beoordeling als uitgangspunt neemt, bestaat er geen aanleiding te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft met het rapport van 15 februari 2023 en de Resultaat functiebeoordeling van 3 juni 2022 voldoende gemotiveerd uiteengezet waarom de functies de belastbaarheid van eiser niet overschrijden.

Conclusie

15. Dit betekent dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 februari 2023 heeft geschat op 8,92% en dat eiser niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk.
16. Omdat eiser geen gelijk krijgt, worden zijn proceskosten en het betaalde griffierecht ook niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.