In deze zaak heeft eiser, wonende in [woonplaats], het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder, verzocht om handhavend op te treden met betrekking tot de kelderconstructie in een pand op het adres [adres] in [plaats]. Verweerder heeft op 22 augustus 2019 dit verzoek toegewezen. Eiser heeft echter bezwaar ingediend tegen dit besluit, maar verweerder heeft niet tijdig op het bezwaar beslist. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld en vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft eerdere beroepen van eiser tegen het niet tijdig beslissen gegrond verklaard, maar het beroep in deze zaak is niet-ontvankelijk verklaard omdat verweerder inmiddels op het bezwaar had beslist.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit geen doel meer diende, aangezien verweerder op 9 augustus 2022 alsnog een beslissing op bezwaar heeft genomen. Eiser heeft aangegeven het niet eens te zijn met deze beslissing, maar de rechtbank heeft besloten het inhoudelijke beroep tegen deze beslissing onder een ander zaaknummer te behandelen. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser, vastgesteld op € 418,50, omdat eiser een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft de beslissing op 27 juni 2023 openbaar uitgesproken.
De rechtbank heeft verder bepaald dat verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald moet vergoeden. Eiser heeft de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.