ECLI:NL:RBMNE:2023:4557

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
UTR 22/2551
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaar tegen handhavend optreden sloopwerkzaamheden en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft eiser, wonende in [woonplaats], het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder, verzocht om handhavend op te treden tegen het slopen van een dwarsmuur en een steunpilaar in een pand op het adres [adres] in [plaats]. Verweerder heeft dit verzoek op 23 juli 2019 afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar ingediend, maar verweerder heeft niet tijdig op dit bezwaar beslist, waardoor eiser verweerder in gebreke heeft gesteld. Eiser heeft vervolgens meerdere keren beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, waarbij de rechtbank in eerdere zaken (UTR 20/591, UTR 20/4345, UTR 21/3726, UTR 21/4555) telkens het beroep gegrond heeft verklaard.

Op 14 juni 2022 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Op 9 augustus 2022 heeft verweerder alsnog een beslissing op bezwaar genomen, maar eiser heeft het beroep niet ingetrokken omdat hij het niet eens is met deze beslissing. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is, omdat verweerder inmiddels op het bezwaar heeft beslist. Eiser heeft geen procesbelang meer bij dit beroep.

De rechtbank heeft echter besloten dat het beroep ook geacht wordt te zijn gericht tegen de beslissing op bezwaar van 9 augustus 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op diverse bezwaren van eiser heeft beslist, waartegen eiser afzonderlijke beroepen heeft ingesteld. De rechtbank heeft de kosten die eiser heeft gemaakt in verband met het beroep wegens het niet tijdig beslissen, vastgesteld op € 418,50, en verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan eiser. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2551

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. M.M. Breukers)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen het slopen van een dwarsmuur en een steunpilaar in het pand op het adres [adres] in [plaats]. Met het besluit van 23 juli 2019 heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Eiser heeft bezwaar ingediend tegen dit besluit. Verweerder heeft niet op tijd op eisers bezwaar beslist en daarom heeft eiser verweerder in gebreke gesteld.
Eerdere beroepen niet tijdig beslissen
Vervolgens heeft eiser een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingesteld. De rechtbank heeft dit beroep, met zaaknummer UTR 20/591, op 1 mei 2020 gegrond verklaard. Eiser heeft daarna nogmaals beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft dit beroep, met zaaknummer UTR 20/4345, op 18 maart 2021 gegrond verklaard. Eiser heeft daarna nogmaals beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft dit beroep met zaaknummer UTR 21/3726, op 18 oktober 2021 gegrond verklaard. Het daarop volgende beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, UTR 21/4555, heeft de rechtbank op 5 januari 2022 gegrond verklaard.
Deze zaak
Eiser heeft op 14 juni 2022 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Op 9 augustus 2022 heeft verweerder een beslissing op bezwaar genomen. Eiser heeft het beroep niet ingetrokken omdat hij het niet eens is met de alsnog genomen beslissing op bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
Ten aanzien van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit
2. Het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op eisers bezwaarschrift verklaard de rechtbank niet-ontvankelijk. Dit is om de volgende reden. Eiser wilde met zijn beroep bereiken dat verweerder alsnog zou beslissen op zijn bezwaar. Omdat verweerder dit inmiddels heeft gedaan, dient het beroep van eiser geen doel meer. Eiser heeft zogezegd geen procesbelang meer bij zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaar.
Ten aanzien van het beroep tegen de alsnog genomen beslissing op bezwaar van 9 augustus 2022
3. Het beroep wordt mede geacht te zijn gericht tegen de beslissing op bezwaar van
9 augustus 2022 (artikel 6:20, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Eiser heeft aangegeven het niet eens te zijn met de beslissing op bezwaar.
4. Met de beslissing op bezwaar van 9 augustus 2022 heeft verweerder echter beslist op diverse bezwaren van eiser waartegen eiser afzonderlijke beroepen wegens het niet tijdig beslissen heeft ingediend. Uit praktische overwegingen heeft de rechtbank besloten het inhoudelijke beroep tegen de beslissing op bezwaar van 9 augustus 2022 te behandelen onder zaaknummer UTR 22/3938. Het inhoudelijke beroep is behandeld op de zitting van 9 juni 2023 en de rechtbank zal daarover apart uitspraak doen.
Proceskosten
5. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen voor de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep wegens het niet tijdig beslissen heeft moeten maken.
6. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2023.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.