Op 6 september 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in 1978 en woonachtig in Noord-Holland, werd veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur. De zaak kwam voort uit een incident dat zich voordeed tussen 11 december 2016 en 15 november 2017, waarbij de verdachte een brief heeft vervalst die bedoeld was als bewijs in een civiele procedure. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de brief had opgemaakt uit naam van een collega van de bank, met als doel deze als echt en onvervalst te gebruiken.
Tijdens de zitting op 23 augustus 2023 heeft de verdachte bekend dat hij de brief had opgemaakt en deze had ingediend in de civiele procedure. De officier van justitie eiste een taakstraf van 80 uur, maar de verdediging pleitte voor een voorwaardelijke straf, verwijzend naar de lange duur van de procedure en de gevolgen die de verdachte al had ondervonden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. Uiteindelijk werd de werkstraf vastgesteld op 60 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd uitgevoerd.
De vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van bijna 259.000 euro eiste, werd afgewezen omdat de rechtbank oordeelde dat de gevorderde schade niet direct voortvloeide uit het bewezen verklaarde feit. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.