ECLI:NL:RBMNE:2023:4503

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
22/5700
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van bevordering op basis van ambtenarenrechtelijke beperkingen binnen de politieorganisatie

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam bij de politie, en de korpschef van politie. Eiseres, die beperkt belastbaar is en ontheven van haar IBT/AZV-verplichtingen, heeft in 2022 een verzoek tot bevordering ingediend, maar dit werd door de korpschef afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, dat ongegrond werd verklaard, waarna zij beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 12 mei 2023.

De rechtbank overweegt dat het overgangsbeleid binnen de politieorganisatie medewerkers die voor 1 januari 2021 de basisopleiding tot Allround Politiemedewerker hebben behaald, de mogelijkheid biedt om bevorderd te worden naar een seniorfunctie. Eiseres betwist de afwijzing van haar bevorderingsverzoek en stelt dat de korpschef onvoldoende rekening heeft gehouden met haar individuele omstandigheden en de mogelijkheden die zij heeft om de seniorfunctie te vervullen.

De rechtbank concludeert dat de korpschef zich onvoldoende heeft gemotiveerd over de vraag of eiseres, gezien haar beperkingen, in staat is om de kerntaken van de seniorfunctie uit te voeren. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Daarom verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de korpschef op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5700

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: P.J.J. Schaap),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Stové).

Inleiding en procesverloop

1. Eiseres is werkzaam bij de politie. Vastgesteld is dat zij beperkt belastbaar is. Dit heeft ertoe geleid dat zij ontheven is van haar zogenoemde IBT/AZV-verplichtingen. Dit houdt onder meer in dat eiseres in haar functie-uitoefening niet in een situatie terecht mag komen waarin geweldsaanwending tot de mogelijkheden behoort. Eiseres heeft de geweldsmiddelen ingeleverd. Eiseres is sinds 1 juli 2016 aangesteld in de LFNP-functie van [functie 1] , op het team [team] in [plaats] .
2. Eiseres zou in 2022 in aanmerking komen voor bevordering in de functie van [functie 2] . Met het besluit van 24 mei 2022 heeft verweerder haar evenwel meegedeeld dat zij deze bevordering niet krijgt. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
3. Met het besluit van 14 oktober 2022 heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit (het bestreden besluit) beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
4. De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres en haar gemachtigde deelgenomen. Voorts zijn verschenen de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door de heer [A] .

Het beoordelingskader

5. Binnen de politieorganisatie is afgesproken dat voor medewerkers die vanaf
1 januari 2021 de basisopleiding tot Allround Politiemedewerker (mbo4) hebben behaald, het loopbaantraject medewerker-generalist-senior geldt. Voor zittende medewerkers geldt er een overgangsbeleid. Het doel van dit overgangsbeleid is om Generalisten, die de basisopleiding tot Allround Politiemedewerker (mbo4) vóór 1 januari 2021 succesvol hebben afgerond, de mogelijkheid te bieden om aangesteld te worden in een seniorfunctie.
6. Het overgangsbeleid voorziet erin om Generalisten op de eigen werkplek te bevorderen naar de seniorfunctie. Indien wordt voldaan aan de vereisten van het overgangsbeleid, dan komen Generalisten gegarandeerd voor bevordering in aanmerking. Het overgangsbeleid bevat evenwel de mogelijkheid voor verweerder om het standpunt in te nemen dat een aanspraak van een medewerker op bevordering komt te vervallen. Hiervan kan onder meer sprake zijn bij bijzondere omstandigheden. Verweerder dient dan individueel maatwerk te leveren. Als verweerder concludeert dat een medewerker geen aanspraak op bevordering heeft, dan dient verweerder dat specifiek te motiveren. Zo moet verweerder deugdelijk onderzoeken of specifieke beperkingen van een medewerker een bijzondere omstandigheid in de zin van het overgangsbeleid opleveren. Daarbij is vooral van belang de vraag of een medewerker, in het licht van diens beperkingen, de kenmerkende taken van de seniorfunctie kan uitoefenen.

De standpunten van partijen en het toetsingskader

7. Verweerder neemt het standpunt in dat eiseres niet in aanmerking komt voor de seniorfunctie. Zij is namelijk niet volledig inzetbaar als gevolg van haar IBT/AZV-ontheffing. Zo kan eiseres niet worden ingezet bij grote evenementen en acties, hetgeen een groot deel van de werkzaamheden van de seniorfunctie is. De kerntaak van de seniorfunctie betreft met name het coördineren van zaken. Deze taak vindt ook plaats op straat. De beperkingen en ontheffingen van eiseres staan eraan in de weg dat zij deze kerntaak (volledig) kan uitoefenen, aldus verweerder.
8. Eiseres betwist het bestreden besluit. Zij stelt dat verweerder niet al haar individuele omstandigheden heeft betrokken en dat verweerder een verkeerde voorstelling van zaken geeft over de functie van [functie 2] . Kort gezegd heeft verweerder volgens eiseres onvoldoende gemotiveerd waarom het voor haar, gelet op haar beperkingen en ontheffingen, niet (goed) mogelijk is om de seniorfunctie te vervullen.

Overwegingen van de rechtbank

9. Het is tussen partijen niet in geschil dat de coördinatie van zaken de kenmerkende taak van de seniorfunctie is. Ook zijn partijen het erover eens dat er tussen de functies van [functie 1] en [functie 2] veel overlap bestaat en dat eiseres als [functie 1] betrokken is bij incidenten en dynamische activiteiten. Mede in het licht van de betwistingen van eiseres, had het op de weg van verweerder gelegen om (bijvoorbeeld arbeidskundig) onderzoek te verrichten naar de vraag hoe de specifieke beperkingen van eiseres zich verhouden tot de kenmerkende taak en andere taken van de functie van [functie 2] . Verweerder heeft een dergelijk onderzoek niet verricht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich daarom onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres (met name) de coördinerende rol bij incidenten en dynamische activiteiten, en daarmee de functie van [functie 2] als geheel, onvoldoende kan invullen. De rechtbank acht daarbij van belang dat verweerder ter zitting heeft toegelicht dat de fysieke confrontaties waarmee eiseres te maken kan krijgen in aantal en intensiteit sterk fluctueren. Ook hoeft volgens verweerder de kenmerkende coördinerende taak van de seniorfunctie niet direct als vanzelfsprekend gepaard te gaan met het verrichten van geweldshandelingen. Verder geldt dat in voorkomende gevallen de coördinatie van activiteiten vanuit het bureau kan worden verricht. Het is dan niet per definitie nodig dat eiseres zich fysiek ter plaatse bevindt.
10. De rechtbank overweegt verder dat het overgangsbeleid verweerder geen ruimte biedt om de bevordering van eiseres (gedeeltelijk) te laten afhangen van de bedrijfsvoering en bestaande bezetting van het team waarin eiseres werkzaam is. De omstandigheid dat in dat team al Senioren werkzaam zijn die om welke reden dan ook beperkt(er) inzetbaar zijn, kan en mag dus niet van belang zijn bij de beoordeling van de vraag of eiseres een bevordering onthouden kan worden op grond van haar beperkingen. Ook in zoverre kleeft er aan het bestreden besluit dus een motiveringsgebrek. De omstandigheid dat in het team van eiseres al Senioren met een beperking werkzaam zijn, leidt er overigens op zich niet toe dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het gelijkheidsbeginsel. De betreffende Senioren zijn namelijk niet bevorderd op grond van het overgangsbeleid. De aanpassingen in hun functies zijn doorgevoerd toen zij de functie van [functie 2] al hadden. Hun positie is daarmee wezenlijk anders dan die van eiseres, zodat van gelijke gevallen geen sprake is.

Conclusie en gevolgen

11. Uit de rechtsoverwegingen 9. en 10. vloeit voort dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel. Al om deze reden het beroep gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd. De rechtbank laat de overige beroepsgronden daarom onbesproken. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder de gelegenheid te bieden de geconstateerde gebreken door middel van een bestuurlijke lus te herstellen. Mede omdat verweerder in dat geval naar alle waarschijnlijkheid nog nader onderzoek zal moeten verrichten, is de rechtbank van oordeel dat dit geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. De rechtbank ziet ook geen mogelijkheid om op enig andere wijze tot finalisering van dit geschil te komen.
12. Dit leidt tot het oordeel dat verweerder een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiseres moet nemen, zulks met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn zes weken die ingaat na verzending van deze uitspraak.
13. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiseres vergoeden. Ook krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, de waarde per punt is € 837,-, en de wegingsfactor is 1).
14. Eiseres heeft ook verzocht om een vergoeding van haar reiskosten en die van haar gemachtigde. De rechtbank wijst de reiskosten van eiseres toe voor het bedrag van € 9,- (2x een bedrag van € 4,50 voor een enkele reis per trein op het traject [woonplaats] – Utrecht Centraal). De reiskosten van haar gemachtigde zijn inbegrepen in de vergoeding voor rechtsbijstand en komen daarom niet in aanmerking voor afzonderlijke vergoeding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 14 oktober 2022;
- draagt verweerder op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
- bepaalt dat verweerder de reiskosten van eiseres van € 9,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.M. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.