ECLI:NL:RBMNE:2023:4500

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
UTR 22/5523
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en toekenning van WIA-uitkering

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiseres, die na een fietsongeluk in 2017 lichamelijke en psychische klachten heeft ontwikkeld, heeft op 21 juli 2021 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 40,20% per 6 juli 2021, maar na bezwaar is dit percentage verhoogd naar 41,46% per 20 oktober 2021. Eiseres is het niet eens met deze beoordeling en stelt dat haar psychische klachten zijn onderschat.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 1 mei 2023, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld en dat de medische beoordelingen van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige juist zijn. Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd die de conclusies van het Uwv tegenspreekt. De rechtbank concludeert dat de beperkingen zoals vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 23 december 2021 correct zijn en dat het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat eiseres 41,46% arbeidsongeschikt is.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5523

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: I.M.H. Merks-Metz),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder (het Uwv)
(gemachtigde: mr. J.R. Staarthof).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
2. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3. De zaak is op de zitting van 1 mei 2023 behandeld, gelijktijdig met een andere beroepszaak van eiseres, geregistreerd onder nummer UTR 23/1095. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
4. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting in beide zaken geschorst om het Uwv in de gelegenheid te stellen zijn standpunt over de uitlooptermijn in het beroep met zaaknummer UTR 23/1095 schriftelijk nader toe te lichten, een zaak die naar zijn aard verweven is met dit beroep. In die procedure heeft het Uwv zijn reactie ingediend. Eiseres heeft daarop gereageerd. Partijen hebben de rechtbank in hun reacties verzocht om uitspraak te doen. De rechtbank heeft daarop besloten dat een tweede zitting achterwege kan blijven en heeft het onderzoek gesloten in beide zaken.
Voorgeschiedenis en besluitvorming
5. Eiseres heeft op 25 januari 2017 een fietsongeluk gehad, wat tot lichamelijke en psychische klachten heeft geleid. Eiseres was als laatst en vanaf 1 augustus 2017 werkzaam als docent bij [stichting] regio [regio] voor gemiddeld 36,78 uur per week. Op 19 maart 2019 heeft eiseres zich ziekgemeld voor dit werk vanwege lichamelijke en psychische klachten.
6. Eiseres heeft op 21 juli 2021 een aanvraag gedaan voor een uitkering op grond van de Wet WIA. Een arts en de arbeidsdeskundige van het Uwv hebben daarna onderzoek gedaan naar de medische situatie en arbeidsongeschiktheid van eiseres.
7. Volgens de arts had eiseres op 6 juli 2021 geen benutbare mogelijkheden vanwege een operatie. De arts vindt dat eiseres op de datum van het spreekuur (20 oktober 2021) benutbare mogelijkheden heeft, maar dat er wel verminderde functionele mogelijkheden zijn als gevolg van ziekte of gebrek. De beperkingen van eiseres vanaf 20 oktober 2021 zijn opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 23 december 2021.
8. De arbeidsdeskundige van het Uwv heeft aan de hand van de FML vastgesteld dat eiseres haar eigen werk als docent niet meer kan doen en heeft vervolgens drie functies geselecteerd die eiseres, met de aangenomen beperkingen, moet kunnen verrichten vanaf 20 oktober 2021. Dat zijn de functies archiefmedewerker, administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank en de functie boekhouder, kassier. Op basis van de geduide functies komt de arbeidsdeskundige uit op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 40,20%. Dit betekent dat eiseres 40,20% van het loon zou moeten kunnen verdienen dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
9. In het besluit van 14 maart 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv beslist dat eiseres vanaf 6 juli 2021 recht heeft op een loongerelateerde uitkering met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 40,20%.
10. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft het Uwv de situatie van eiseres opnieuw onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep komt tot de conclusie dat de medische beoordeling bij het primaire besluit juist was. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens geconcludeerd dat de functie administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank niet passend is. Voor eiseres is daarom naast de functie van archiefmedewerker en boekhouder, kassier, de functie productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) geselecteerd. Op basis van de functie met het middelste uurloon (boekhouder, kassier) concludeert de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat eiseres 41,46% arbeidsongeschikt is vanaf 20 oktober 2021.
11. In de beslissing op bezwaar van 20 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Het Uwv is in de beslissing op bezwaar van 20 oktober 2022 daarnaast tot de conclusie gekomen dat in het primaire besluit geen rekening is gehouden met het feit dat eiseres vanwege een operatie geen benutbare mogelijkheden had bij het ontstaan van het recht op de uitkering. De primaire beslissing is in zoverre gewijzigd dat eiseres vanaf 6 juli 2021 voor 80-100% arbeidsongeschikt was en vanaf 20 oktober 2021 voor 41,46%, met een resterende verdiencapaciteit van € 2.698,22. In het bestreden besluit heeft het Uwv dus eigenlijk twee beoordelingen verricht met twee verschillende data: een per aanvangsdatum van de WIA-uitkering (6 juli 2021) en een per datum spreekuur (20 oktober 2021).

Het standpunt van eiseres

12. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit omdat zij vindt dat zij vanaf 20 oktober 2021 meer arbeidsongeschikt is dan door het Uwv is aangenomen. Eiseres stelt dat haar psychische klachten zijn onderschat en zij meer beperkingen heeft vanwege haar psychische klachten. Eiseres heeft in deze procedure ook opmerkingen gemaakt over de snelheid waarmee van haar verwacht wordt dat zij weer gaat werken, maar die passen beter bij de procedure met nummer UTR 23/1095. Die procedure gaat namelijk onder meer over de omzetting van de loongerelateerde uitkering naar een loonaanvulling-/vervolguitkering en deze procedure gaat enkel over de toekenning van de WIA-uitkering. De rechtbank behandelt die gronden daarom in die uitspraak. De beoordeling per 6 juli 2021 wordt niet bestreden. De rechtbank zal die beoordeling daarom hierna niet behandelen.

De beoordeling door de rechtbank

13. De rechtbank beoordeelt of het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat eiseres vanaf 20 oktober 2021 voor 41,46% arbeidsongeschikt is.
Medische beoordeling
14. Volgens vaste rechtspraak komt een bijzondere waarde toe aan rapporten die zijn opgesteld door een verzekeringsarts, als deze rapporten op een zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies logisch voortvloeien uit het onderzoek. Het Uwv mag zijn besluiten over de arbeidsongeschiktheid van een betrokkene in beginsel op deze rapporten baseren. Dat is slechts anders als een betrokkene aannemelijk maakt dat het rapport niet zorgvuldig tot stand is gekomen, tegenstrijdigheden bevat, niet concludent is of de in het rapport gegeven beoordeling onjuist is. Om aannemelijk te maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapportage van een arts noodzakelijk.
15. Het medisch onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is gebaseerd op anamnese, dossierstudie (waaronder alle medische informatie die eiseres in bezwaar heeft ingebracht) en de hoorzitting met aansluitend medisch onderzoek op 24 juni 2022. Eiseres heeft in beroep geen specifieke gronden gericht tegen de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt. De rechtbank is ook niet gebleken dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest.
16. Eiseres stelt dat zij meer beperkt is vanwege haar psychische klachten dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen. Ze voert aan vergeetachtig te zijn, geen structuur meer te hebben of prioriteiten te kunnen stellen en dat zij gekweld gaat onder haar gedachtes. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch oordeel van de arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv onjuist is. Dat eiseres psychische klachten heeft wordt door het Uwv onderkend. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. De klachten moeten op een medisch objectiveerbare wijze kunnen worden vastgesteld en het is de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts om op basis van de medisch objectiveerbare klachten de arbeidsbeperkingen vast te stellen. De rechtbank ziet in de FML terug dat de arts en verzekeringsarts van het Uwv vanwege de psychische klachten van eiseres beperkingen hebben aangenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep erkent in het medisch rapport van 5 oktober 2022 dat eiseres vanuit haar omstandigheden een zeer hoge draaglast heeft. De verzekeringsarts heeft naar het oordeel van de rechtbank echter terecht overwogen dat voor de beoordeling van de belastbaarheid moet worden gekeken naar de medische beperkingen die het gevolg zijn van ziekte of gebrek. De draaglast is als persoonlijke omstandigheid daarom niet bepalend voor het vaststellen van de beperkingen in de belastbaarheid. Eiseres heeft verder geen medische informatie ingebracht of op medische informatie gewezen, waaruit blijkt dat het Uwv haar psychische klachten onderschat heeft. De rechtbank gaat voor de psychische klachten daarom uit van de beperkingen zoals door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn aangenomen in de FML.
17. Dat eiseres aangeeft nog geen effectieve psychische behandeling te hebben gehad rond de datum in geding leidt evenmin tot twijfels bij de rechtbank over het medisch oordeel. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft kennisgenomen van de stukken die eiseres in bezwaar heeft ingebracht, waaronder de (bevindingen) uit het interdisciplinair intakeverslag van Medinello voor de start van een multidisciplinair behandeltraject. De verzekeringsarts bezwaar en beroep was er dus bij het onderzoek naar de arbeidsbeperkingen van eiseres van op de hoogte dat zij nog een intensief behandeltraject moest volgen. Hij overweegt in zijn rapport ook dat als eiseres begint aan een intensief behandeltraject dat haar beschikbaarheid vermindert, zij om een herbeoordeling kan vragen van haar belastbaarheid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert terecht dat dit nog te volgen behandeltraject geen invloed heeft op wat de mogelijkheden van eiseres waren op de datum in geding.
Het arbeidskundig oordeel
18. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat ervan uit moet worden gegaan dat de beperkingen die in de FML van 23 december 2021 voor eiseres zijn opgenomen, juist zijn. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen het arbeidskundig onderzoek van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het Uwv een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres 41,46% arbeidsongeschikt is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft naar het oordeel van de rechtbank, toereikend gemotiveerd waarom de functies die uiteindelijk voor eiseres zijn geselecteerd, haar belastbaarheid uit de FML niet overschrijden.
Conclusie en gevolgen
19. Het Uwv heeft het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres per 20 oktober 2021 terecht vastgesteld op 41,46%. De rechtbank verklaart het beroep daarom ongegrond.
20. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2023.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.