ECLI:NL:RBMNE:2023:4487

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
10236254 \ UE VERZ 22-368
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 september 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van een besloten vennootschap (B.V.) tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een werknemer wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. De werknemer, die sinds 9 maart 2020 ziek was, had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en werkte 40 uur per week. De werkgever had eerder een ontslagvergunning aangevraagd bij het UWV, maar deze was afgewezen omdat niet voldoende aannemelijk was gemaakt dat de werknemer niet binnen 26 weken zou herstellen.

De werkgever heeft vervolgens een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter, waarin zij de arbeidsovereenkomst wilde ontbinden op basis van artikel 7:669 lid 3 onder b van het Burgerlijk Wetboek, dat betrekking heeft op langdurige arbeidsongeschiktheid. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de werknemer zijn medische situatie toegelicht, maar geen bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor ontbinding is voldaan. De bedrijfsarts had in een actueel oordeel aangegeven dat het onwaarschijnlijk was dat de werknemer binnen 26 weken zou herstellen. De kantonrechter heeft daarom het verzoek tot ontbinding toegewezen en bepaald dat de arbeidsovereenkomst per 1 november 2023 eindigt. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10236254 UE VERZ 22-368 MS/1270
Beschikking van 6 september 2023
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [verzoekster] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. L.A. Schreuder,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verweerder] ,
verwerende partij,
procederend in persoon.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
[verzoekster] heeft op 12 december 2022 een verzoekschrift ingediend en op 6 januari 2023 nog een nadere productie.
1.2.
Op 19 januari 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waar [verzoekster] is verschenen maar [verweerder] niet. [verzoekster] heeft haar verzoek toegelicht en heeft vragen van de kantonrechter beantwoord. De kantonrechter heeft de mondelinge behandeling aangehouden omdat hij behoefte had aan meer informatie van [verzoekster] . De griffier heeft een verkort proces-verbaal opgemaakt waarin staat beschreven welke informatie [verzoekster] nog diende te geven. Het ging hierbij onder meer om informatie van een bedrijfsarts of verzekeringsarts.
1.3.
[verzoekster] heeft bij brief van 2 maart 2023 nadere informatie aan de kantonrechter gestuurd met onder andere een advies van de bedrijfsarts van 28 februari 2023.
1.4.
Op 24 april 2023 heeft opnieuw een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Van de kant van [verzoekster] zijn verschenen de heer [A] , de teamleider van [verweerder] bij [verzoekster] , mevrouw [B] , arbeidsjurist bij [verzoekster] , en mr. L.A. Schreuder, gemachtigde van [verzoekster] . [verweerder] is ook verschenen. De kantonrechter heeft de zaak met [verzoekster] en [verweerder] besproken en [verweerder] heeft een toelichting op zijn situatie gegeven. [verzoekster] en [verweerder] hebben daarna een aantal procesafspraken gemaakt. De toelichting van [verweerder] en de procesafspraken zijn vastgelegd in een proces-verbaal. Afgesproken is dat [verzoekster] nadere informatie bij haar bedrijfsarts zou opvragen en toesturen.
1.5.
[verzoekster] heeft bij brief van 22 mei 2023 nadere informatie van de bedrijfsarts aan de kantonrechter en aan [verweerder] gestuurd. [verweerder] is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren, maar heeft dit niet gedaan.
1.6.
De kantonrechter heeft [verzoekster] en [verweerder] bij brief van 19 juni 2023 laten weten dat de informatie van de bedrijfsarts nog vragen opriep. Hij heeft [verzoekster] in de gelegenheid gesteld binnen vier weken een actueel oordeel van de bedrijfsarts in te dienen.
1.7.
[verzoekster] heeft bij brief van 13 juli 2023 om uitstel verzocht en heeft dit verzoek met stukken onderbouwd. [verzoekster] heeft bij brief van 28 juli 2023 de gevraagde informatie ingediend. [verweerder] is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren, maar heeft dit niet gedaan.
1.8.
De kantonrechter heeft hierna bepaald dat in deze zaak uitspraak wordt gedaan.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] is geboren op [geboortedatum] 1979. Hij is per 1 december 2011 in dienst getreden bij [onderneming] B.V. als monteur. Hij is per 1 januari 2015 in dienst getreden bij [verzoekster] omdat [verzoekster] en [onderneming] toen zijn samengegaan. Zijn functie bij [verzoekster] heet Vakinhoudelijk medewerker [.] . [verweerder] heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en werkte 40 uur per week. Zijn salaris bedraagt € 3.046,87 bruto per maand. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Netwerkbedrijven 2023 (hierna: de cao) van toepassing.
2.2.
[verweerder] heeft zich op 9 maart 2020 ziekgemeld. Het Uwv heeft hem bij besluit van 25 mei 2022 met terugwerkende kracht vanaf 7 maart 2022 een WIA-uitkering toegekend.
2.3.
[verzoekster] heeft op 2 juli 2022 bij het Uwv een ontslagvergunning wegens langdurige arbeidsongeschiktheid aangevraagd. Het Uwv heeft [verzoekster] laten weten dat de aanvraag niet compleet was, omdat een actueel oordeel ontbrak waaruit blijkt dat er geen passend werk binnen 26 weken te realiseren is. [verzoekster] heeft hierop haar ontslagaanvraag ingetrokken.
2.4.
[verzoekster] heeft [verweerder] vervolgens twee keer uitgenodigd voor het telefonisch spreekuur van de bedrijfsarts, maar [verweerder] is daar niet verschenen en heeft niets van zich laten horen.
2.5.
[verzoekster] heeft daarna opnieuw een aanvraag voor een ontslagvergunning bij het Uwv zonder actueel oordeel ingediend. Het Uwv heeft deze aanvraag bij besluit van 13 oktober 2022 afgewezen, omdat [verzoekster] niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat [verweerder] niet binnen 26 weken zou herstellen voor het verrichten van het eigen werk of dat hij binnen deze periode het eigen werk niet in aangepaste vorm zou kunnen verrichten. [verzoekster] had ook niet voldoende aannemelijk gemaakt dat herplaatsing van [verweerder] in een passende functie binnen een redelijke herplaatsingstermijn van 26 weken niet mogelijk zou zijn.

3.Het verzoek en de beoordeling daarvan

het verzoek van [verzoekster]
3.1.
verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, primair op grond van artikel 7:669 lid 3 onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW) (langdurige arbeidsongeschiktheid), subsidiair op grond van artikel 7:669 lid 3 onder e BW (verwijtbaar handelen of nalaten) en meer subsidiair op grond van artikel 7:669 lid 3 onder h BW (de restgrond).
de reactie van [verweerder]
3.2.
heeft tijdens de mondelinge behandeling op 24 april 2023 geen bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Hij heeft zijn medische situatie toegelicht. Hij heeft ook verteld dat hij op een wachtlijst voor behandeling staat maar dat deze wachtlijst heel lang is en het nog wel een jaar kan duren voordat hij kan worden geholpen.
het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid wordt toegewezen
3.3.
Op grond van artikel 7:671b BW kan een werkgever de kantonrechter verzoeken een arbeidsovereenkomst te ontbinden op een redelijke grond. Deze gronden worden genoemd in artikel 7:669 lid 3 BW. [verzoekster] heeft aan haar verzoek in de eerste plaats ten grondslag gelegd dat sprake is van langdurige arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 7:669 lid 3 onder b BW. Het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt op deze grond toegewezen. Hierna wordt toegelicht wat de reden hiervoor is.
3.4.
Als een werkgever een arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid wil beëindigen, dan moet hij in eerste instantie toestemming vragen aan het Uwv om de arbeidsovereenkomst op deze grond op te zeggen. Pas als het Uwv deze toestemming heeft geweigerd, kan een werkgever bij de kantonrechter een verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid indienen.
3.5.
In dit geval is aan de voorwaarde voldaan dat [verzoekster] eerst toestemming aan het Uwv heeft gevraagd om de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid op te zeggen. Het Uwv heeft deze toestemming geweigerd. Daarom kan [verzoekster] nu bij de kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid verzoeken.
3.6.
Om de arbeidsovereenkomst op deze grond te kunnen opzeggen en te laten ontbinden moet de werkgever aannemelijk maken dat:
1. de werknemer de bedongen arbeid door ziekte of gebreken niet meer kan verrichten;
2. de periode van het opzegverbod tijdens ziekte voorbij is;
3. binnen 26 weken geen herstel zal optreden en binnen die periode de bedongen arbeid niet in aangepaste vorm kan worden verricht;
4. herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
3.7.
De kantonrechter stelt vast dat aan de eerste voorwaarde is voldaan. Uit een beslissing van het Uwv van 25 mei 2022 blijkt dat [verweerder] sinds 9 maart 2020 arbeidsongeschikt is voor zijn functie van - kort gezegd - monteur en dat het Uwv hem per 7 maart 2022 een WIA-uitkering heeft toegekend. [verweerder] is na die tijd niet hersteld verklaard.
3.8.
Er is ook aan de tweede voorwaarde voldaan. Het opzegverbod tijdens ziekte geldt niet meer, omdat de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] al meer dan twee jaar heeft geduurd. Er is ook geen sprake van een ander opzegverbod.
3.9.
Ook aan de derde en de vierde voorwaarde is voldaan. [verzoekster] heeft - na verschillende keren daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld - bij brief van 28 juli 2023 een actueel oordeel van de bedrijfsarts van 24 juli 2023 ingediend dat voldoet aan de eisen van artikel 7:669 lid 3 onder b BW. De bedrijfsarts heeft [verweerder] op 24 juli 2023 gesproken en schrijft in zijn actueel het volgende:
“Gebaseerd op mijn actuele sociaal medische bevindingen acht ik het onwaarschijnlijk dat de actuele medische beperkingen wezenlijk zullen veranderen in de komende 26 weken.
Gezien de aard van de onderliggende medische problematiek, het beloop van de medische beperkingen in de afgelopen periode en de wachtlijst problematiek, heb ik - helaas voor betrokkene - ook geen aanwijzingen dat dit zich zal wijzigen binnen de termijn van 26 weken.
Dit betekent dat een herstel in het eigen werk, eigen aangepaste werk of ander werk bij u als zijn werkgever voor zijn contracturen niet te realiseren is, ook niet met behulp van scholing.”
3.10.
De kantonrechter leidt hieruit af dat naar het oordeel van de bedrijfsarts binnen 26 weken geen herstel zal optreden en binnen die periode de bedongen arbeid niet in aangepaste vorm kan worden verricht. De kantonrechter leidt uit het actueel oordeel ook af dat herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is.
conclusie
3.11.
De conclusie luidt daarom dat aan de voorwaarden is voldaan voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Dit maakt dat er ook een redelijke grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek tot ontbinding wordt daarom toegewezen. De kantonrechter gaat er daarbij van uit dat [verzoekster] de wettelijke transitievergoeding aan [verweerder] zal betalen.
datum ontbinding
3.12.
Op grond van artikel 11.7 lid 3 van de cao bedraagt de opzegtermijn bij ontslag op grond van arbeidsongeschiktheid één maand. De kantonrechter bepaalt het einde van de arbeidsovereenkomst daarom op 1 november 2023.
kosten
3.13.
De proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat elke partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen;
4.2.
bepaalt het einde van de arbeidsovereenkomst op 1 november 2023;
4.3.
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;
4.4.
wijst het meer of anders verzochte af;
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 6 september 2023.