ECLI:NL:RBMNE:2023:4476

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
16.262086.22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot woninginbraak in vereniging met strafrechtelijke gevolgen en oplegging van vrijheidsbeperkende maatregelen

Op 30 augustus 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juli 2022 tot en met 12 oktober 2022 samen met anderen opzettelijk cocaïne en heroïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft daarnaast vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd, waaronder een contactverbod met medeverdachten en een locatieverbod. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte meegewogen in haar beslissing. De verdachte was eerder veroordeeld voor een Opiumwetdelict en bevond zich nog in de proeftijd van een voorwaardelijk opgelegde straf. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte een aanzienlijke gevangenisstraf moet ondergaan als signaal naar de samenleving dat het handelen in verdovende middelen met zware straffen wordt bestraft. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de verdachte en de impact van zijn daden op de volksgezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.262086.22 en 16.255770.21 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2003 te [geboorteplaats 1] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] te [plaats 1] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G. Alagahgi en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.G.C. van Riet, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
in de periode van 1 mei 2022 tot en met 12 oktober 2022 in [plaats 2] met (een) ander(en) heeft gehandeld in heroïne en/of cocaïne.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, waarbij zij zich mede baseert op de verklaringen die [getuige 1] en [getuige 2] op 5 oktober 2022 bij de politie hebben afgelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de ten laste gelegde periode dient aan te vangen op 22 juli 2022 of op 29 juli 2022, omdat getuige [getuige 3] ten overstaan van de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij op 5 augustus 2022 sinds één à twee weken bij verdachte drugs heeft gekocht. Ten aanzien van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] heeft de raadsvrouw verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 20 april 2021. [1] Voornoemde personen zijn niet als getuigen bij de rechter-commissaris gehoord en er bestaan onvoldoende compenserende factoren voor de door de verdediging ondervonden beperkingen daarvan. De raadsvrouw heeft daarom verzocht de verklaringen die [getuige 1] en [getuige 2] op 5 oktober 2022 bij de politie hebben afgelegd buiten beschouwing te laten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [2]
1. Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenhet volgende geverbaliseerd:
Het onderstaande gesprek werd waargenomen tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] . Datum: 7 september 2022.
[verdachte] : [verdachte] . [medeverdachte 1] : [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 1] : Er wordt op alle twee gewerkt toch? Ook die koffie?
[verdachte] : Sowieso bradda. Alles wordt geregeld toch.
[verdachte] : Gelijk toen jij gechieved werd. Ik heb gelijk alles geregeld.
[verdachte] : Maar ja weet je wat het was. Die andere was laag, die wittie.
[medeverdachte 1] : Op hoeveel zit je?
[verdachte] : Ik denk wel bankoe’tje.
[medeverdachte 1] : Wanneer je op lotto wittie zit, moet je al naar Groningen.
Wij, verbalisanten, hebben de volgende vermoedens van de inhoud van de gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] .
[medeverdachte 1] vraagt of de beide drugslijnen nog actief zijn, waaronder de heroïnelijn. [verdachte] bevestigt dat de zaken op orde zijn. [verdachte] geeft aan dat hij direct na de aanhouding van [medeverdachte 1] de drugslijn heeft overgenomen.
[medeverdachte 1] vraagt [verdachte] naar de voorraad heroïne. [verdachte] geeft aan dat de voorraad cocaïne laag is. [medeverdachte 1] zegt tegen [verdachte] dat als hij nog maar 5 gram cocaïne heeft, hij dan nieuwe cocaïne moet ophalen in Groningen. [3]
2.
Verdachteheeft
ter terechtzitting van 16 augustus 2023, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Ik ben begonnen met dealen in cocaïne nadat [medeverdachte 1] was opgepakt. Twee maanden voordat hij werd aangehouden hielp ik hem met dealen, in die zin dat ik drugs heb afgeleverd. Ik trad toen op als koerier. Toen ik [medeverdachte 1] vlak nadat hij was opgepakt aan de telefoon had, heb ik tegen hem gezegd dat ik beide drugslijnen heb overgenomen, maar dat zei ik alleen om hem tevreden te houden.
3. Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben blijkens
een proces-verbaal van bevindingenhet volgende geverbaliseerd
:
Op 2 september 2022 werd [medeverdachte 1] aangehouden voor de handel in verdovende middelen te [plaats 2] . [4]
4. [medeverdachte 2] heeft blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeop 13 oktober 2022 het volgende verklaard:
A: Als hij het erg druk heeft, krijg ik een pakje met wat spul dat ik moet wegbrengen.
V: En dat krijg je dan van [verdachte] ?
A: Ja klopt.
V: Ken je zijn echte naam?
A: Ja, [verdachte] .
V: Handelde [verdachte] in drugs?
A: Ja. [5]
5. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] hebben blijkens een
proces-verbaal van bevindingenhet volgende geverbaliseerd met betrekking tot een gesprek met [getuige 4] op 18 oktober 2022:
O: We tonen de foto van [verdachte] .
V: Wie is dit?
A: Dat is [verdachte] . Hij had ook bolletjes bij zich.
V: Cocaïne en heroïne?
A: Ja. [6]
Bewijsoverwegingen
Dealen in heroïne
Verdachte ontkent dat hij heeft gehandeld in heroïne. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tegen [medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij beide drugslijnen heeft overgenomen om hem tevreden te houden. In de tapgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] wordt echter duidelijk gesproken over de drugslijnen die verdachte heeft overgenomen na de aanhouding van [medeverdachte 1] . Bovendien heeft [getuige 4] verklaard dat verdachte in cocaïne en heroïne heeft gehandeld. De rechtbank acht de verklaring van verdachte daarom onaannemelijk en acht op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zowel in cocaïne als heroïne heeft gehandeld.
Pleegperiode
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat niet de gehele ten laste gelegde periode bewezenverklaard kan worden. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij twee maanden voor de aanhouding van [medeverdachte 1] op 2 september 2022 als koerier voor [medeverdachte 1] werkzaam was en hem hielp met dealen. Na de aanhouding van [medeverdachte 1] heeft hij de handel helemaal voortgezet. De rechtbank acht, gelet op deze verklaring van verdachte in samenhang met de overige hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne en heroïne in de periode van 1 juli 2022 tot en met 12 oktober 2022. Niet aannemelijk is geworden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne en/of heroïne in de periode van 1 mei 2022 tot 1 juli 2022. De rechtbank zal verdachte daarom van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Medeplegen
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen. Zoals hierboven al is overwogen hield verdachte zich samen met [medeverdachte 1] , bezig met de handel in drugs. De samenwerking moet dusdanig nauw zijn geweest, dat het voor verdachte geen probleem was om de drugslijnen bij het wegvallen van [medeverdachte 1] voort te zetten en hij kennelijk over voldoende informatie en contacten beschikte om dat te kunnen doen. Op grond van de hiervoor uitgewerkte bewijsmiddelen stelt de rechtbank verder vast dat verdachte niet alleen samenwerkte met [medeverdachte 1] , maar ook met anderen. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat verdachte ook [medeverdachte 2] inschakelde voor leveringen als hij het druk had. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen, die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering die erop was gericht om de drugslijnen actief te houden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 1 juli 2022 tot en met 12 oktober 2022 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen toen gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd een vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte op te leggen en dadelijk uitvoer te verklaren, inhoudende:
  • een contactverbod, inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt, zoekt of heeft met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] voor de duur van drie jaren als bedoeld in artikel 38v Sr, waarbij wordt bevolen dat zeven dagen vervangende hechtenis wordt toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan;
  • een locatieverbod, inhoudende dat verdachte zich niet bevindt op of binnen een straal van tweehonderd meter van de woning op het adres [adres 2] ( [postcode 2] ) te [plaats 2] voor de duur van drie jaren als bedoeld in artikel 38v Sr, waarbij wordt bevolen dat zeven dagen vervangende hechtenis wordt toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat aansluiting dient te worden gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten voor dealen tijdens een periode van meer dan een maand doch minder dan drie maanden, waarvoor als uitgangspunt geldteen onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. De raadsvrouw heeft verzocht bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening te houden met de jonge leeftijd van haar cliënt. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht de door de officier van justitie gevorderde contactverboden met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] af te wijzen. Ten aanzien van de oplegging van een contactverbod met [medeverdachte 2] en een locatieverbod heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs gedurende een periode van ruim drie maanden. Harddrugs vormen een bedreiging voor de volksgezondheid van de gebruikers daarvan. De handel in drugs vormt bovendien een schakel in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ernstig ontwrichten. Verdachte heeft zich in zijn gedragingen enkel laten leiden door zijn eigen financieel gewin ten koste van het belang van de volksgezondheid. Hij heeft daarmee bovendien een bijdrage geleverd aan de instandhouding van die keten van criminele activiteiten.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook acht geslagen op een uittreksel betreffende de justitiële documentatie van verdachte van 11 juli 2023. Hieruit volgt dat verdachte eerder voor een Opiumwetdelict is veroordeeld. Verdachte liep ten tijde van het onderhavige feit nog in de proeftijd van een voorwaardelijk aan hem opgelegde straf, wat hem kennelijk niet heeft weerhouden van het plegen van onderhavig feit.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 18 januari 2023, opgemaakt door reclasseringswerker K. Hoekman. Hieruit volgt dat de reclassering heeft getracht gezamenlijk met verdachte doelen te realiseren om het recidiverisico te verlagen. Ondanks de intensieve begeleiding die de reclassering hem heeft geboden, is het verdachte niet gelukt om gedragsverandering te realiseren. Er zijn geen beschermende factoren te benoemen. Buiten het ontbreken van een zinvolle dagbesteding, een gezond netwerk en een stabiel inkomen, is de verblijfsstatus van verdachte onzeker. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangegeven dat verdachte zijn zienswijze bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft ingediend om een verlenging van zijn verblijfvergunning te krijgen. Zij zijn nog in afwachting van het besluit van de IND. Volgens de reclassering heeft verdachte aangegeven dat indien zijn verblijfsvergunning niet wordt verlengd, hij een spookburger wordt in Nederland en dat de problemen dan pas echt beginnen. Hiermee lijkt verdachte te doelen op het vormgeven van zijn leven door middel van drugshandel omdat hij anders niet kan rondkomen. De reclassering is van mening dat bij verdachte de intrinsieke motivatie om te werken aan gedragsverandering ontbreekt en ziet daarom geen mogelijkheden om hem te begeleiden of ondersteunen bij het realiseren van maatschappelijke doelen. Ook schat de reclassering het recidiverisico van verdachte in als hoog. De reclassering adviseert bij een veroordeling daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies ‘voortijdige negatieve beëindiging toezicht’ in deze zaak van 12 juli 2023, opgemaakt door reclasseringswerker K. Hoekman Uit dit rapport blijkt dat verdachte in maart 2023 is geschorst en zich niet heeft geconformeerd aan de schorsingsvoorwaarden. Hij heeft zich niet begeleidbaar opgesteld waardoor de risico’s als hoog worden ingeschat en een schorsing dan wel toezicht niet passend wordt geacht voor verdachte.
De deskundige heeft hieraan ter zitting nog toegevoegd dat verdachte zich niet laat sturen. Hij wil zelf bepalen hoe het toezicht verloopt en hij wil het enkel op zijn manier doen, waardoor hij niet de gewenste stappen zet. De combinatie van het gebrek aan motivatie, zijn gedrag/houding naar hulpverleners en het verloop van het schorsingstoezicht, maakt dat de reclassering moet concluderen dat het niet mogelijk is om aan gedragsverandering te werken en daarmee de kans op recidive te verlagen.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, ligt de oplegging van een aanzienlijke gevangenisstraf in de rede. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS met betrekking tot het verkopen, afleveren en/of verstrekken van gebruikershoeveelheden harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende meer dan drie maanden maar minder dan zes maanden, gaan uit van oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden. De rechtbank neemt die strafmodaliteit tot uitgangspunt. De rechtbank weegt vervolgens in het nadeel van verdachte mee dat sprake is van recidive. Verdachte is reeds een paar maanden nadat hij in vrijheid is gesteld, in zijn proeftijd – na een gevangenisstraf van vijf maanden, nota bene voor de handel in harddrugs – weer begonnen (of eigenlijk: doorgaan) met het plegen van soortgelijke feiten. Het ondergaan van die forse gevangenisstraf, en de voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur, hebben verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden om zich zo snel weer in te laten met dergelijke ernstige strafbare feiten.
De rechtbank ziet in het voorgaande geen aanleiding om een deel van de op te leggen straf in voorwaardelijke zin op te leggen. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur is passend en geboden en strekt bovendien als duidelijk signaal naar anderen. Voor verdachte, en anderen, moet ondubbelzinnig duidelijk zijn dat op het handelen in verdovende middelen met flinke straffen wordt gereageerd – zeker wanneer sprake is van recidive voor soortgelijke feiten.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden. Van deze aan verdachte op te leggen gevangenisstraf dient de tijd die hij in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht te worden afgetrokken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering aan de orde is.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Ter voorkoming van strafbare feiten acht de rechtbank daarnaast oplegging van een contactverbod met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en een locatieverbod, inhoudende dat verdachte zich niet bevindt in de straat van [adres 2] te [plaats 2] , in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden. Gelet op het recidiverende gedrag van verdachte en de in het dossier terugkerende samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is de rechtbank van oordeel dat de contactverboden en het locatieverbod nodig zijn om het recidiverisico te verkleinen. Deze maatregel wordt opgelegd voor de duur van twee jaren. Tegenover elke overtreding van deze contactverboden en dit locatieverbod staat een hechtenis van één week, welke hechtenis maximaal zes maanden kan belopen.
De reclassering schat het recidiverisico van verdachte in als hoog. Gelet hierop ziet de rechtbank voldoende aanleiding om voornoemde maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het volgende gevorderd ten aanzien van de op de beslaglijst vermelde inbeslaggenomen voorwerpen:
Verbeurdverklaring van de volgende voorwerpen:
  • 1 telefoon (PL0900-2022285955-G3059168);
  • 77,85 euro (PL0900-2022285955-3059192).
Onttrekking aan het verkeer van het volgende voorwerp:
1 mes (PL0900-2022285955-G3059940).
Vernietiging van het volgende voorwerp:
2 stuks heroïne (aangetroffen bij [A] ).
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft om teruggave van de telefoon en het geld aan verdachte verzocht en heeft zich ten aanzien van de overige in beslag genomen voorwerpen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de volgende in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaren:
  • 1 telefoon (PL0900-2022285955-G3059168);
  • 77,85 euro (PL0900-2022285955-3059192).
Met behulp van de telefoon is het bewezenverklaarde begaan. Het geldbedrag is geheel of deels uit baten van het bewezenverklaarde verkregen. Dat verdachte het geldbedrag zou hebben gekregen van een derde is geenszins onderbouwd en/of gebleken.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het volgende in beslag genomen voorwerp onttrekken aan het verkeer:
2 stuks heroïne (aangetroffen bij [A] ).
Genoemd voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het feit is begaan, terwijl dit voorwerp van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Inbeslaggenomen mes
Verdachte heeft ter terechtzitting afstand gedaan van het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde mes, zodat de rechtbank daarover geen beslissing zal geven.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 22 februari 2022 (parketnummer 16.255770.21) is aan verdachte een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan een gedeelte van vijf maanden voorwaardelijk, opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze voorwaardelijk opgelegde straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a, 36b, 36c, 38v, 38w en 47 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van twaalf (12) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee (2) jaren, inhoudende dat verdachte:
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte 2] (geboren op [geboortedatum 2] 1958 te [geboorteplaats 2] ) en [medeverdachte 1] (geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 3] );
- zich niet zal bevinden in de straat van [adres 2] te [plaats 2] ;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, de maatregel wordt vervangen door één week hechtenis, met een maximum van in totaal zes maanden (180 dagen). Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 telefoon (PL0900-2022285955-G3059168);
  • 77,85 euro (PL0900-2022285955-3059192);
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
2 stuks heroïne (aangetroffen bij [A] );
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.255770.21
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de meervoudige kamer van deze rechtbank bij vonnis van 22 februari 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mrs. H.B.W. Beekman en
E.G. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Tressel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2023.
De jongste rechter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2022 tot en met 12 oktober 2022 te [plaats 2] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 december 2022, genummerd PL0900-2022285955, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 100 tot en met 519. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Pagina’s 106 tot en met 108.
4.Pagina 101.
5.Pagina 184.
6.Pagina 173.