ECLI:NL:RBMNE:2023:4472

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
16/125145-22; 16-039716-20 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op inzittenden van een auto met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge

Op 30 augustus 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 april 2022 in Almere betrokken was bij een gewelddadige overval op de inzittenden van een auto. Tijdens deze overval werd de chauffeur, [slachtoffer], met een mes in de buik gestoken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling, maar heeft hem wel veroordeeld voor diefstal met geweld en bedreiging met geweld, gepleegd in vereniging met anderen, met als gevolg zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie van 200 dagen opgelegd, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke PIJ-maatregel met een proeftijd van twee jaar. De bijzondere voorwaarden van de PIJ-maatregel zijn dadelijk uitvoerbaar. Tevens is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde voor materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 18.052,36, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/125145-22; 16-039716-20 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 en 21 juli 2023. Op 22 augustus 2023 is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. Craenen en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I. Stas, advocaat te Almere, alsmede mr. A.T. van Vulpen, namens de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1
op 2 april 2022 in Almere, samen met een of meer anderen, een telefoon, een sleutelbos en een portemonnee van [slachtoffer] heeft gestolen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en terwijl het feit voor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
feit 2
op 2 april 2022 [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling door een vuurwapen (of gelijkend voorwerp) te tonen en/of te richten op de auto van [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de aangifte ten aanzien van het wegnemen van goederen onvoldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Tevens heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit de inhoud van de stukken in het dossier onvoldoende blijkt dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en medeplegen derhalve niet kan worden bewezen. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die een vuurwapen heeft gericht op het voertuig van aangever.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2
Op grond van het procesdossier, alsmede het verhandelde ter terechtzitting, stelt de rechtbank vast dat één van de (mede)verdachten tijdens het incident een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft getoond, en daarmee heeft gedreigd. Echter, de rechtbank kan niet vaststellen wie van de verdachten dit heeft gedaan. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die het onder 2 tenlastegelegde heeft gepleegd, en zal verdachte hiervan dus vrijspreken.
Bewijsmiddelen feit 1 [1]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]hebben in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Op 2 april 2022 kregen wij van het Operationeel Centrum de opdracht te gaan naar de [straat] te Almere. Wij zagen toen een man, die later bleek te zijn; [slachtoffer] , naast de Audi liggen. Wij zagen dat een vrouw een stuk stof op de buik van [slachtoffer] drukte. Ik, [verbalisant 1] , vroeg met luide stem wat er gebeurd was. Ik hoorde de eerder genoemde vrouw zeggen “hij is gestoken”. [2]
[slachtoffer]is op 3 april 2022 in het ziekenhuis als aangever gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
A: De jongen die instapte zei dat ik alles moest geven wat ik had. Ik zei dat ik niks had. De jongen stak mij in mijn borst. Ik wilde uitstappen, daar bij mijn deur stond een andere jongen die zei: “Waar ga je heen?” [3]
V: Je verklaarde net dat tegen je werd gezegd geef me alles, wanneer werd dat geroepen?
A: Hij zei dat direct.
V: Wat gebeurde er toen?
A: Hij pakte een mes en stak mij. [4]
V: Hoe kan je dat mes omschrijven?
A: Een machete.
V: Je ziet dat mes, en toen?
A: Toen werd ik meteen gestoken. ik keek op mijn hand en zag bloed. Ik deed meteen mijn deur open om weg te komen. ik zag dat daar iemand stond.
V: Heb je nog andere wapens gezien?
A: Ik denk dat er nog een pistool tegen mijn hoofd is gehouden. Niet zo zeer tegen mijn hoofd maar tegen het raam van de auto waar ik zat. [5]
[slachtoffer]is ook als getuige bij de rechter-commissaris gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Kunt u een keer beschrijven van wat u nu nog weet van het moment dat de jongen naast u gaat zitten tot het moment dat u werd gestoken? Wat hebt u toen precies gezien?Hij kwam naast mij zitten. Volgens mij trok hij toen de ketting van mijn nek en zei:'Geef alles wat je hebt', en toen werd ik gestoken. [6]
Verbalisant [verbalisant 3]heeft in een proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 2 april 2022 kwam ik, naar aanleiding van een poging tot doodslag/moord, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] , [woonplaats] .
Collega [verbalisant 4] verklaarde mij, waarbij hij wees op een zwartkleurige Audi, dat het slachtoffer in dat voertuig zou hebben gezeten en door een hem onbekende persoon zou zijn neergestoken in de borststreek. [7]
Ik zag achter het voertuig, op de straat, een goudkleurig kettinkje liggen. Ik zag dat het haakje van de sluiting in het behorend oogje was. Ik zag dat het kettinkje halverwege gebroken was. [8]
[getuige 1]is als getuige gehoord. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de 4 jongens gezamenlijk richting ons liepen. Ik dacht op dat moment dit ziet er niet goed uit, ze liepen zo intimiderend. Ik hoorde dat [getuige 2] tegen [slachtoffer] zei: "Rij naar links en dan rij je zo het rondje om en dan stil staan." Ik dacht dat [getuige 2] dit tegen [slachtoffer] zei, mocht er iets gebeuren dat ze makkelijk weg konden rijden. Ik zag dat [slachtoffer] vervolgens naar links reed, het rondje reed op het pleintje bij de [straat] ter hoogte van De Glasbak. Na enkele meters en seconden bracht [slachtoffer] het voertuig weer tot stilstand. We stonden vervolgens stil en toen zag ik dat de 4 jongens richting ons liepen. Wij bevonden ons alle drie nog steeds op dezelfde plek in de auto.
Toen ging het allemaal erg snel. Ik zag dat één van deze jongens de passagiersdeur aan de bestuurderskant wilde openen. Ik weet niet meer welke jongen dit was. Ik weet niet of hij handschoenen droeg. Ik zag dat het hem lukte om het portier te openen. Ik zag dat de jongen wilde instappen, maar dit kon niet omdat [getuige 2] daar gedeeltelijk zat. Ik hoorde dat [getuige 2] en [slachtoffer] tegen diezelfde jongen zeiden:" Ga naar de bijrijdersstoel ". Ik zag dat die jongen vervolgens naar het portier van de bijrijdersstoel liep.
Ik zag dat de andere drie jongens meeliepen met hem in die richting. Na enkele seconden kwamen zij daar aan. Ik zag dat een jongen het bijrijdersportier opende en plaats nam op de bijrijdersstoel in het voertuig. Ik zag dat [slachtoffer] nog steeds op de bestuurderstoel zat. Vervolgens hoorde ik [getuige 2] en [slachtoffer] zeggen:" Doe de deur dicht". Ik zag dat deze deur niet werd gesloten. Eindstand, volgens mij zei [getuige 2] :" Rij weg rij weg". Op dat zelfde moment gebeurde alles al. Ik zag dat iemand ineens een mes in zijn hand had. Dit was diezelfde persoon als welke plaats had genomen op de bijrijdersstoel en in de auto zat. Ik zag dat hij het mes in zijn rechterhand vast hield. Ik hoorde dat zij riepen: “Geef het, geef het, geef het”. Ik hoorde dat [slachtoffer] zei: “Ik heb niks, ik heb niks”. Vervolgens zag ik dat die jongen een steekbeweging maakte met het mes richting [slachtoffer] . Ik zag dat [slachtoffer] werd geraakt in zijn buik, net boven zijn navel. Ik zag vervolgens iemand, één van de vier jongens, met een zwart handvuurwapen in zijn hand. Ik zag dat hij deze richting het voertuig hield en richtte. Ze probeerden gezamenlijk uit allerlei hoeken in de auto, behalve de kofferbak, spullen te pakken. [9]
[getuige 1]is ook als getuige bij de rechter-commissaris gehoord. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Hoe wist u dat [slachtoffer] geraakt was?Hij schreeuwde van de pijn. Toen probeerden die jongens allemaal spullen te pakken.
Kunt u omschrijven wat u zag toen zij de spullen pakten?Ze graaiden naar dingen. [10]
[getuige 2]is als getuige gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
De persoon die in de auto was gestapt had een mes gepakt en mijn vriend gestoken. Ik ben uit de auto gerend. Ik werd onderuit geschopt door een aantal personen. [11]
[getuige 2]is ook als getuige bij de rechter-commissaris gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Het enige wat er is gezegd, is dat ze alles wilden hebben. Er is op een gegeven moment één persoon ingestapt op de lege plek naast de chauffeur.
Wat zag en hoorde u toen?Het enige wat ik weet dat ik heb gehoord, is dat hij alles wilde hebben wat hij had. [12]
Verbalisant [verbalisant 3]heeft in een proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 2 april 2022 kwam ik, naar aanleiding van een poging tot doodslag/moord, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] , [woonplaats] .
Collega [verbalisant 4] verklaarde mij, waarbij hij wees op een zwartkleurige Audi, dat het slachtoffer in dat voertuig zou hebben gezeten en door een hem onbekende persoon zou zijn neergestoken in de borststreek. [13]
Ik zag achter het voertuig, op de straat, een goudkleurig kettinkje liggen. Ik zag dat het haakje van de sluiting in het behorend oogje was. Ik zag dat het kettinkje halverwege gebroken was. [14]
Drs. J.A. Kortmann, forensisch arts KNMG, heeft een letselrapportage opgesteld betreffende aangever. In dit rapport is onder meer het volgende opgeschreven:
Onderzoek [15]
vermoeden inwendig letsel Ja
toelichting Maag, slagader van de maag, lever en slagader tussen ribben waren geraakt en medisch handelen was nodig.
Ernst & Prognose
verstreken tijd sinds gemelde 9 dagen
incident
schatting duur verdere genezing 3 weken
zichtbare letsels
schatting duur verdere genezing 2 weken
overige letsels
verwachting blijvende schade Nee
toelichting Verder herstel zal moeten worden afgewacht voordat er met zekerheid kan worden vastgesteld hoe uiteindelijk herstel zal zijn, maar het ligt in de lijn der verwachting dat er geen blijvend letsel (behoudens het litteken op de buik) zal zijn. [16]
Letsel(s) [17]
lichaamsdeel buik
beschrijving Links op de buik, net onder de ribben, is een scherp begrensde lijnvormige roodbruine huidverkleuring zichtbaar met 8 nietjes. Het is een genezende huiddoorklieving.
soort Snijwond [18]
Verdachteis door de politie gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Wat kan je ons vertellen over 2 april 2022, de dag van het steekincident?
A: Ik was met een vriend meegegaan die wat ging kopen, maar het is toen uit de hand gelopen.
V: Wat is er uit de hand gelopen?
A: Er is blijkbaar gestoken. [19]
Bewijsoverweging
Er is aan verdachte diefstal met geweld tenlastegelegd (in vereniging gepleegd), dat zwaar lichamelijk letsel ten gevolge zou hebben gehad. De rechtbank overweegt vooraf dat niet duidelijk is geworden wat nou werkelijk de aanleiding is geweest van het incident. Op basis van het dossier zou je kunnen denken dat er sprake is geweest van een zogenoemde ripdeal, maar daarover zwijgen aangever, getuigen, en de verdachten, en er zijn verder geen bewijzen gevonden. Wel stelt de rechtbank op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen in ieder geval het volgende vast. Verdachte is samen met de drie medeverdachten op een intimiderende manier naar de auto van aangever gelopen (waarbij zij een capuchon over hun hoofd droegen), en zij zijn om de auto heen gaan staan, waarin aangever, getuige [getuige 2] en getuige [getuige 1] zitten. Zij lopen vervolgens om de auto heen en een medeverdachte stapt in de auto. Hij trekt vervolgens de ketting van de nek van aangever en roept: “Geef alles.” (of woorden van die strekking). Aangever wil wegrijden maar wordt op dat moment door medeverdachte in zijn buik gestoken. Tegelijkertijd wordt er door een van de verdachten die om de auto heen staan een pistool (of gelijkend voorwerp) gericht op de auto. Getuige [getuige 2] stapt uit de auto en wil wegrennen maar wordt door een van de verdachten getackeld. Vervolgens grijpen verdachte en de medeverdachten allen naar goederen in de auto en rennen zij weg. Hoewel niet komt vast te staan wat er is meegenomen, is later is door een verbalisant op straat, achter de auto, een gebroken ketting gevonden, waarvan de rechtbank uitgaat dat die van aangever was en van zijn nek is gerukt, zodat in ieder geval sprake is geweest van diefstal van die ketting.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
Zwaar lichamelijk letsel
De vraag die tevens moet worden beantwoord is of aangever door het gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
Bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang of het oordeel van de rechter iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
De rechtbank stelt vast dat aangever door de gedragingen van de verdachten letsel heeft opgelopen, te weten een laceratie van de maag, een slagader van de maag en de lever. Daarnaast was een slagader tussen de ribben geraakt. Het letsel was van dien aard dat medisch ingrijpen noodzakelijk was en dat het slachtoffer meerdere dagen op de intensive care afdeling heeft doorgebracht. Uit de onderbouwing bij de vordering tot schadevergoeding van aangever blijkt dat hij als gevolg van het letsel circa vier liter bloed heeft verloren en dat hij drie maanden niet heeft kunnen werken door het letsel.
De rechtbank is van oordeel dat het aan aangever toegebrachte letsel, gelet op de aard en de gevolgen daarvan zoals uit de bewijsmiddelen naar voren komt, naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Dit betekent dat zwaar lichamelijk letsel kan worden bewezen verklaard.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 2 april 2022 te Almere tezamen en in vereniging met anderen, enig goed, dat aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- om de auto van voornoemde [slachtoffer] heen te staan en zodoende (door het getalsmatig overwicht) een bedreigende situatie te doen ontstaan en
- bij voornoemde [slachtoffer] in de auto te stappen en hem de woorden toe te voegen: ”Geef het, geef het”, en
- voornoemde [slachtoffer] met een mes in de buik te steken en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en te richten op de auto van voornoemde [slachtoffer] ,
terwijl het feit voor voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten
- één snijwond en
- laceratie van de maag en een slagader van de maag en de lever en een slagader tussen de ribben ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het strafbare feit op:
feit 1
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er zijn geen feiten en omstandigheden gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht en verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 200 dagen met aftrek van voorarrest;
- een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel), geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als voorwaarden dat verdachte:
* meewerkt aan reclasseringstoezicht;
* niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat zonder toestemming van de reclassering;
* zich laat opnemen in de zorginstelling ’ [instelling] ;
* zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener;
* aansluitend aan zijn verblijf bij zorginstelling [instelling] verblijft bij Oranjeborg of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft met de medeverdachten;
* een MBO niveau 2-opleiding volgt en met positief gevolg afrond.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, het advies van de deskundigen over te nemen en toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. De raadsvrouw heeft voorts verzocht een voorwaardelijke PIJ-maatregel, met de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, aan verdachte op te leggen nu deze gezien de leeftijd van verdachte en de mogelijkheid op pedagogische beïnvloeding, alsmede gelet op de achterstand van zijn gewetensontwikkeling en zijn sociaal emotionele ontwikkeling, passend is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld waarbij het slachtoffer met een mes in de buik is gestoken en daardoor zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft hiermee een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer is hulpeloos en hevig bloedend door verdachte en de medeverdachten achtergelaten. In het ziekenhuis moest het slachtoffer direct geopereerd worden en bleek dat er sprake was van een laceratie van de maag, een slagader van de maag en de lever. Daarnaast was een slagader tussen de ribben geraakt. Dat het slachtoffer het heeft overleefd komt enkel door het adequate medische ingrijpen. Het slachtoffer drie maanden niet kunnen werken en ervaart psychische klachten. Daarnaast heeft het slachtoffer door de operatie een groot litteken op zijn buik waardoor hij zijn leven lang herinnerd zal worden aan het incident. Verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de gevolgen voor het slachtoffer.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 8 februari 2023 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten onder meer tot een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Verdachte heeft het feit in de proeftijd hiervan gepleegd.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
  • een Pro Justitia rapport, psychiatrisch onderzoek, van 16 december 2022, opgemaakt door H.M. van der Most van Spijk, kinder- en jeugdpsychiater;
  • een Pro Justitia rapport, psychologisch onderzoek, van 16 december 2022, opgemaakt door H. Schoenmaker, GZ-psycholoog;
  • een rapport van Tactus Verslavingszorg (hierna: Tactus) van 1 mei 2023, opgemaakt door E. Borstlap, reclasseringswerker;
  • een rapport van William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: WSS) van 6 juli 2023, opgemaakt door H. Eser, jeugdzorgwerker.
Uit het rapport van de psychiater volgt dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een normoverschrijdende gedragsstoornis en een gebrekkige ontwikkeling in de zin van beperkte intellectuele vermogens. Dit was ook zo ten tijde van het tenlastegelegde en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. De normoverschrijdende gedragsstoornis uit zich bij verdachte vooral in de vorm van impulsief, lustgevoelig en makkelijk beïnvloedbaar gedrag, met daarmee samenhangend een tekort schietende gewetensfunctie. Zijn beperkte cognitieve vaardigheden in combinatie met matige adaptieve vaardigheden hebben als gevolg dat verdachte geen overzicht heeft over complexe situaties, de impact van de situaties niet gauw doorheeft, niet goed van te voren kan inschatten wat het gevolg van zijn handelen is en geneigd is zichzelf hierin te overschatten. Hij heeft onvoldoende overzicht over de situatie en bij gebrek aan sturing van buitenaf lukt het hem niet zelf te bedenken of iets wel of niet kan.
De psychiater adviseert het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen, met de kanttekening dat dit gedragsdeskundig niet concreet te preciseren is vanwege de deels ontkennende houding van verdachte.
De psychiater acht het risico op recidive bij het uitblijven van behandeling hoog. Als het verdachte lukt om zich echt los te maken van zijn delinquente vriendengroep en zijn pro-sociale contacten uit te breiden, kan dit het risico op recidive verlagen. Een goede dagbesteding en voldoende structuur is hierbij van belang.
Aangezien verdachte op verstandelijk beperkt niveau functioneert, de risico’s van zijn eigen handelen slecht kan inschatten en veelal handelt zonder nadenken, is er sprake van kwetsbaarheid. Daarnaast heeft verdachte vanwege zijn achterstand in sociaal emotionele ontwikkeling pedagogische ondersteuning nodig, evenals scholing. Hij heeft een sterke band met zijn ouders. Vanwege zijn kwetsbaarheid en de mogelijkheid en wenselijkheid om verdachte nog pedagogisch te beïnvloeden, gedragsverandering te bevorderen en ouders hierbij te betrekken, wordt geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Om de kans op recidive te verminderen, zijn ontwikkeling zo gunstig mogelijk te bevorderen en om de behandeling voor zijn gedragsstoornis te laten slagen heeft verdachte een lange periode van intensieve begeleiding en externe sturing nodig. De behandeling zal niet alleen moeten plaatsvinden in een daartoe geëigende setting zoals de forensisch psychiatrische polikliniek van De Waag maar ook in de dagelijkse situatie van een begeleide woonvorm, hetgeen meer aangewezen wordt geacht dan terug naar zijn ouders nu zijn ouders hem onvoldoende lijken te begrenzen. Geadviseerd wordt om verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
Uit het rapport van de psycholoog volgt dat bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid, met disharmonisch intelligentieprofiel, en een normoverschrijdende gedragsstoornis. Dit was ook het geval ten tijde van het tenlastegelegde en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Vanwege de deels ontkennende houding van verdachte is er geen goed beeld gekomen van de doorwerking van de verstandelijke handicap en psychische stoornis. Aangenomen kan worden dat zowel de zwakbegaafdheid als de achterstand in de sociaal emotionele ontwikkeling, waardoor er ook sprake is van een achterstand in de gewetensontwikkeling, een rol hebben gespeeld. Doordat verdachte de wereld als gefragmenteerd ervaart, moeite heeft met inzicht en overzicht, kan hij makkelijk de grip over situaties kwijtraken, bij situaties betrokken raken waar hij niet voor heeft gekozen en meegaan in gedrag van anderen. Binnen een situatie met externe structuur functioneert hij goed, maar samen met antisociale jongeren is hij geneigd met hen mee te gaan. Samenhangend met zijn cognitieve beperking heeft verdachte ook onvoldoende zicht op zijn eigen beperkingen en overschat hij zichzelf. Onvoldoende inzicht in situaties en overschatting van zichzelf maakt dat hij zich onvoldoende bewust is van wat risicosituaties voor hem zijn, wat mede heeft gemaakt dat hij met antisociale vrienden om is blijven gaan. Het geweten van verdachte is onvoldoende sturend en hij is geneigd mee te gaan met de groep waar hij mee is. Verdachte heeft er ook moeite mee zich te verplaatsen in een slachtoffer.
Het is waarschijnlijk dat de achterstand in gewetensontwikkeling en zijn cognitieve beperking een rol hebben gespeeld bij het tenlastegelegde waardoor de psycholoog adviseert om het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen, met de kanttekening dat dit vanwege de ontkennende houding van verdachte gedragskundig niet concreet te preciseren is.
De indicaties en contra-indicaties tegen elkaar afwegend adviseert de psycholoog het jeugdstrafrecht toe te passen.
Het risico op recidive wordt door de psycholoog ingeschat als hoog. Kritische factoren op individueel niveau zijn de geringe coping vaardigheden, achterstand in gewetensontwikkeling en onvoldoende medewerking aan interventies. Gelet hierop is intensieve behandeling geïndiceerd in de vorm van een langdurige behandeling binnen een 24-uurs setting. Er moet sprake zijn van een duidelijke structuur. Toezicht en controle, vooral op de vrije tijd en de omgang met leeftijdgenoten, zijn noodzakelijk.
Omdat er nog mogelijkheden zijn voor behandeling in een open setting wordt door de psycholoog een voorwaardelijke PIJ-maatregel geadviseerd.
Uit het rapporten van Tactus en WSS volgt dat zij de conclusies van de psycholoog en psychiater onderschrijven. De reclassering concludeert dat verdachte mogelijk in aanmerking zou kunnen komen voor een tweede voorwaardelijke PIJ-maatregel, mits deze een verzwaring is van de eerder opgelegde voorwaardelijke PIJ-maatregel en deze strak gekaderd is, waarbinnen sprake is van 24-uurstoezicht en intensieve begeleiding en behandeling die gericht is op het voorkomen van recidive, binnen een orthopedagogische behandelsetting. Geadviseerd wordt om als bijzondere voorwaarden op te leggen dat verdachte meewerkt aan drie-milieu woonvoorziening geboden door [instelling] te [plaats] , of een soortgelijke organisatie, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht. Na behandeling dient verdachte mee te werken aan begeleid dan wel beschermd wonen bij een organisatie, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht. Gedurende de proeftijd dient verdachte mee te werken aan forensische behandeling aangeboden door De Waag of soortgelijke organisatie, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht. Voorts dient verdachte mee te werken aan een dagbesteding in de vorm van onderwijs, vrijwilligerswerk of een betaalde baan.
Jeugdstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het bewezenverklaarde 18 jaren oud. De rechtbank heeft bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar echter de mogelijkheid om het jeugdstrafrecht toe te passen. Dat kan de rechtbank doen wanneer de persoon van de verdachte zelf of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, daar aanleiding voor geven.
De rechtbank ziet aanleiding om recht te doen overeenkomstig de bijzondere bepalingen voor jeugdige personen (overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh van het Wetboek van Strafrecht). Daarbij is gelet op de persoon van verdachte zoals hierboven is uiteengezet.
PIJ-maatregel
Oplegging van een PIJ-maatregel is mogelijk indien is voldaan aan de verschillende voorwaarden die in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht worden genoemd.
Ten eerste moet er bij verdachte sprake zijn van een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Uit de rapportages van de jeugdpsychiater en de psycholoog volgt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een normoverschrijdende gedragsstoornis en een gebrekkige ontwikkeling in de zin van beperkte intellectuele vermogens.
Ten tweede moet het feit waarvoor de maatregel wordt opgelegd een misdrijf zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld of moet het gaan om een van de misdrijven genoemd in artikel 77s, eerste lid, sub a van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld, in vereniging gepleegd. Het maximum van de op te leggen gevangenisstraf voor dit feit betreft 12 jaren.
Ten derde moet de PIJ-maatregel noodzakelijk zijn voor de veiligheid van andere personen of goederen. Uit de rapportages van de deskundigen volgt dat het risico op recidive bij het uitblijven van behandeling hoog is. Hoewel verdachte in het jaar voor aanhouding wel heeft laten zien mee te kunnen werken en zich aan afspraken te kunnen houden, lukt hem dit niet wanneer de externe structuur wegvalt.
Ten slotte moet de PIJ-maatregel in het belang zijn van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Uit de rapportages van de deskundigen volgt dat verdachte een langere periode van intensieve begeleiding en externe sturing nodig heeft om zijn ontwikkeling zo gunstig mogelijk te bevorderen en de behandeling voor zijn gedragsstoornis te laten slagen.
De rechtbank concludeert dat, gelet op het misdrijf waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt en de conclusies van de deskundigen over verdachte, aan deze wettelijke vereisten voor oplegging van een PIJ-maatregel is voldaan.
De deskundigen hebben geadviseerd om een voorwaardelijke PIJ-maatregel met bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank kan zich vinden in dat advies van de deskundigen. De rechtbank is van oordeel dat daarbij bijzondere voorwaarden moeten worden opgelegd. De rechtbank kan zich vinden in de bijzondere voorwaarden die door Tactus Verslavingszorg zijn geadviseerd en zal die voorwaarden aan verdachte opleggen. De rechtbank verbindt een proeftijd van twee jaren aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel en geeft de WSS de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de rapportages van de deskundigen en de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zal worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Jeugddetentie
Gelet op de ernst van het feit en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich meebrengt. De rechtbank zal aan verdachte daarom ook een jeugddetentie van 200 dagen opleggen, met aftrek van het voorarrest. Verdachte heeft reeds 410 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht, wat maakt dat verdachte niet terug naar de jeugdgevangenis hoeft.
Conclusie
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 200 dagen en een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is.
Voorlopige hechtenis
Gelet op deze aan verdachte op te leggen straf en maatregel zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 20.052,36. Dit bedrag bestaat uit € 9.052,36 materiële schade en € 11.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 11.255,92, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De schadepost ‘gederfde inkomsten’ is onvoldoende onderbouwd. De officier van justitie vordert de benadeelde voor dat deel in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de immateriële schade acht de officier van justitie een bedrag van € 9.000,00 passend en vordert hij om de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
De officier van justitie heeft tot slot gevorderd de betalingsverplichting hoofdelijk op te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank primair verzocht de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op haar verweer om verdachte vrij te spreken van het onder 1 tenlastegelegde. Subsidiair heeft de raadsvrouw de schadepost ‘gemaakte kosten omtrent de aanschaf en montage van een camerasysteem’ – wegens het ontbreken van causaal verband – en de schadepost ‘gederfde inkomsten’ – wegens het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing – gemotiveerd betwist. De raadsvrouw heeft tot slot verzocht verdachte niet hoofdelijk voor de gehele schade te veroordelen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de benadeelde partij heeft gesteld en onderbouwd dat hij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreekse schade heeft geleden, hetgeen niet is betwist.
Materiële schade
De schade voor zover die betrekking heeft op de volgende materiële schadeposten komt voor vergoeding in aanmerking, nu deze posten voldoende zijn onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd betwist:
  • eigen risico ter hoogte van € 885,00;
  • ziekenhuisdaggeldvergoeding ter hoogte van € 186,00;
  • aanschaf camerasysteem + kosten montage ter hoogte van € 604,05;
  • gederfde inkomsten ter hoogte van € 6.796,44;
  • reiskosten ter hoogte van € 147,87;
  • parkeerkosten bezoek ziekenhuis ter hoogte van € 48,00;
  • kosten huishoudelijke hulp door ouders ter hoogte van € 385,00.
De rechtbank overweegt dat de schadepost ‘aanschaf camerasysteem + kosten montage’ voldoende is onderbouwd en dat er sprake is van rechtstreekse (verplaatste) schade nu uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat het camerasysteem is aangeschaft en gemonteerd op advies van de politie, naar aanleiding van het tenlastegelegde en de onduidelijkheden die in de eerste fase van het opsporingsonderzoek bestonden.
Naar het oordeel van de rechtbank is de schadepost ‘gederfde inkomsten’, voldoende onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd is betwist. De benadeelde partij had een mondelinge overeenkomst van opdracht uit hoofde waarvan hij per 11 april 2020 zou starten als ZZP’er, hetgeen achteraf schriftelijk is bevestigd door de opdrachtgever. De opdrachtgever verklaart dat indien de benadeelde partij de opdracht wel had kunnen uitvoeren, hij hiervoor een bedrag van € 3.600,00, exclusief btw per maand zou hebben ontvangen. Namens de benadeelde partij is onderbouwd dat hij hieraan een bedrag van € 2.265,48 zou hebben overgehouden. Deze berekening is niet betwist. Als gevolg van het bewezenverklaarde heeft de benadeelde partij gedurende drie maanden geen uitvoering kunnen geven aan deze overeenkomst, hetgeen niet is betwist. Dat betekent dat vaststaat dat het gederfde inkomen over de periode dat de benadeelde partij niet heeft kunnen werken € 6.796,44 bedraagt, zodat deze schadepost volledig voor vergoeding in aanmerking komt.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek komt de benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als er sprake is van lichamelijk letsel en/of het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij, als gevolg van het bewezenverklaarde, ernstig letsel heeft opgelopen waarvoor direct medisch ingrijpen noodzakelijk was. De benadeelde partij heeft daardoor zes dagen in het ziekenhuis moeten verblijven, waarvan twee dagen op de afdeling Intensive Care. De benadeelde partij zal een groot litteken overhouden op zijn buik. Dat het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden ten slotte gevoelens van angst en stress teweeg hebben gebracht, spreekt voor zich. Alles afwegende zal de rechtbank als vergoeding voor immateriële schade een bedrag naar billijkheid toewijzen van € 9.000,00.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 18.052,36 en verdachte hoofdelijk veroordelen tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 april 2022 tot aan de dag van volledige betaling en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Hetgeen namens verdachte daarover naar voren is gebracht, is onvoldoende om verdachte te veroordelen tot vergoeding van slechts een deel van de schade. Het belang van de benadeelde partij bij de hoofdelijke veroordeling van verdachte en zijn medeverdachten, weegt naar het oordeel van de rechtbank zwaarder.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van meervoudige strafkamer in deze rechtbank van 9 februari 2021 (parketnummers 16/039716-20; 16/079641-19 (gev. ttz); 16/220202-19 (gev. ttz); 16/231144-19 (gev. ttz)) is aan verdachte onder meer een jeugddetentie van 86 dagen en een PIJ-maatregel voorwaardelijk opgelegd.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van zijn vordering omdat, gelet op de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en de strafeis, toewijzing van de vordering niet opportuun is.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen en de bijzondere voorwaarden op te heffen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat verdachte in de onderhavige zaak opnieuw een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd zal krijgen, acht de rechtbank toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging niet opportuun. Wel zal de rechtbank de bij het vonnis van 9 februari 2021 opgelegde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het contactverbod, schrappen, omdat het naast elkaar lopen van verschillende toezichtregimes niet wenselijk is.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77c, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
200 (tweehonderd) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- legt aan verdachte op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
- bepaalt dat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast, op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte 1] , geboren op [2002] te [geboorteplaats] , [medeverdachte 2] , geboren op [2002] te [geboorteplaats] en [medeverdachte 3] , geboren op [2004] te [geboorteplaats] , met uitzondering van indirect contact via een advocaat ten behoeve van het afhandelen van de vordering van de benadeelde partij, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
* zich zal laten opnemen in ’ [instelling] , te bepalen door de gemeente die verantwoordelijk is voor plaatsing, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling, waarbij het innemen van medicijnen onder die behandeling kunnen vallen, indien de zorginstelling dat nodig vindt. Indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* zich onder behandeling zal stellen van De Waag of soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij het innemen van medicijnen onder die behandeling kunnen vallen;
* zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Oranjeborg, of een soortgelijke instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* een MBO niveau 2-opleiding volgt, en zich inspant om deze met positief gevolg af te ronden;
- waarbij de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 18.052,36, bestaande uit € 9.052,36 aan materiële schade en € 9.000,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 18.052,36 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2022 tot de dag van de volledige betaling, waarbij gijzeling achterwege blijft gelet op de toepassing van het jeugdstrafrecht;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-039716-20
- wijst af de vordering tenuitvoerlegging;
- wijzigt de bij vonnis met parketnummer 16-039716-20 opgelegde bijzondere voorwaarden in die zin dat deze
komen te vervallen,
met uitzondering vande contactverboden met R.S. ten Hof, E. Aktas, M.L. Bevers, S.S. Hoeba en B.J.O. Hagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. H.B.W. Beekman en
M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2023.
Mrs. Beekman en Danel zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 2 april 2022 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (iPhone 12 mini) en/of een sleutelbos en/of een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- om de auto van voornoemde [slachtoffer] heen te staan en zodoende (door het getalsmatig overwicht) een bedreigende situatie te doen ontstaan en/of
- bij voornoemde [slachtoffer] in de auto te stappen en hem de woorden toe te voegen: "Geef het, geef het", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of buik, althans het lichaam, te steken/snijden en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of te richten op de auto van voornoemde [slachtoffer] ,
terwijl het feit voor voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten
- één of meer steekwond(en) en/of snijwond(en) en/of prikwond(en) en/of
- laceratie van de maag en/of de slagader van de maag en/of de lever en/of de slagader tussen de ribben ten gevolge heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 2 april 2022 te Almere [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of te richten op de auto van voornoemde [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 juni 2022 in onderzoek Amuza / MD2R022043, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 489. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 165.
3.Pagina 178.
4.Pagina 180.
5.Pagina 181.
6.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 maart 2023, los bijgevoegd.
7.Pagina 423.
8.Pagina 424.
9.Pagina 210.
10.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 maart 2023, los bijgevoegd.
11.Pagina 231.
12.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 maart 2023, los bijgevoegd.
13.Pagina 423.
14.Pagina 429.
15.Pagina 187.
16.Pagina 188.
17.Pagina 189.
18.Pagina 191.
19.Pagina 78.