ECLI:NL:RBMNE:2023:4469

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
16/124619-22; 16/214512-22 (gev. ttz); 96/072132-20 (tul); 16/252868-20 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en andere strafbare feiten in Almere met toepassing van jeugdstrafrecht

Op 30 augustus 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die betrokken was bij een gewelddadige overval op 2 april 2022 in Almere. Tijdens deze overval werd het slachtoffer, [slachtoffer 1], met een mes in de buik gestoken, wat leidde tot ernstig lichamelijk letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en heeft hem veroordeeld voor poging tot doodslag, diefstal met geweld, bedreiging, mishandeling, en het bezit van verdovende middelen. De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie van twee jaar opgelegd, waarvan één jaar voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en de noodzaak voor behandeling en begeleiding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/124619-22; 16/214512-22 (gev. ttz); 96/072132-20 (tul); 16/252868-20 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 en 21 juli 2023. Op 22 augustus 2023 is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. Craenen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. D.A.W. Dekker, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. A.T. van Vulpen, advocaat te Almere, namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] , alsmede hetgeen [slachtoffer 2] , benadeelde partij, en [slachtoffer 3] , benadeelde partij, beiden bijgestaan door [A ] van Slachtofferhulp Nederland, en hetgeen [ambtenaar] , benadeelde partij, bijgestaan door D. van Doorn, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
parketnummer 16/124619-22:
feit 1 primair
op 2 april 2022 in Almere, samen met een of meer anderen, heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven door hem met een mes in de buik te steken;
feit 1 subsidiair
op 2 april 202 in Almere, samen met een of meer anderen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door hem met een mes in de buik te steken;
feit 1 meer subsidiair
op 2 april 2022 in Almere, samen met een of meer anderen, heeft geprobeerd aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes in de buik te steken;
feit 1 meest subsidiair
op 2 april 2022 in Almere, samen met een of meer anderen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem met een mes in de buik te steken, terwijl het feit voor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft;
feit 2
op 2 april 2022 in Almere, samen met een of meer anderen, een telefoon, een sleutelbos en een portemonnee van [slachtoffer 1] heeft gestolen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en terwijl het feit voor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
feit 3
op 18 mei 2022 in Almere [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling;
feit 4
op 18 mei 2022 in Almere [slachtoffer 3] heeft mishandeld;
parketnummer 16/214512-22:
feit 1
op 20 april 2022 in Almere opzettelijk ongeveer 9,48 gram MDMA aanwezig heeft gehad;
feit 2
op 20 april 2022 in Almere opzettelijk ongeveer 59 gram hasjiesj en hennep aanwezig heeft gehad;
feit 3
op 20 april 2022 in Almere zich met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [ambtenaar] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, terwijl dit misdrijf enig lichamelijk letsel bij die [ambtenaar] ten gevolge heeft gehad.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/124619-22 en 16/214512-22 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 tot en met 4 en de feiten 5 tot en met 7.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 (primair) tot en met 7 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2, 4 en 7 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • Verdachte kan niet als steker worden aangemerkt, hetgeen maakt dat hij – bij het ontbreken van een nauwe en bewuste samenwerking – integraal dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel bij aangever.
  • Voor het onder 2 tenlastegelegde geldt dat niet kan worden vastgesteld dat er spullen bij aangever zijn weggenomen, laat staan dat dit door verdachte en de medeverdachten in nauw en bewust verband is gedaan. Evenmin kan worden vastgesteld dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij aangever.
  • Voor het onder 4 tenlastegelegde geldt primair dat de stukken in het dossier onvoldoende steun bieden voor de verklaring van aangeefster, die haaks staat op de verklaring van verdachte. Subsidiair geldt dat het vereiste opzet op de mishandeling ontbreekt.
  • Voor het onder 7 tenlastegelegde geldt dat er sprake is geweest van een onhandige, terugtrekkende beweging van verdachte hetgeen maakt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het vereiste opzet op de mishandeling te komen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de feiten 3, 5 en 6 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 (primair) en 2 [1]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]hebben in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Op 2 april 2022 kregen wij van het Operationeel Centrum de opdracht te gaan naar de [straat] te Almere. Wij zagen toen een man, die later bleek te zijn: [slachtoffer 1] , naast de Audi liggen. Wij zagen dat een vrouw een stuk stof op de buik van [slachtoffer 1] drukte. Ik, [verbalisant 1] , vroeg met luide stem wat er gebeurd was. Ik hoorde de eerder genoemde vrouw zeggen “hij is gestoken”. [2]
[slachtoffer 1]is op 3 april 2022 in het ziekenhuis als aangever gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
A: De jongen die instapte zei dat ik alles moest geven wat ik had. Ik zei dat ik niks had. De jongen stak mij in mijn borst. Ik wilde uitstappen, daar bij mijn deur stond een andere jongen die zei: “Waar ga je heen?” [3]
V: Kan je de vier jongens omschrijven?
A: Donker, eentje was beetje bol met een klein baardje, pluffig baardje.
V: Hoe zag die jongen, die naast jou zat, eruit?
A: Spits gezicht.
V: Hoe kan je hem nog meer omschrijven?
A: Buitenlands, hij had een Arabisch accent volgens mij. Iets wat je bij Mocro maffia ziet.
V: Hoe schat je zijn leeftijd?
A: 18 denk ik.
V: Je verklaarde net dat tegen je werd gezegd geef me alles, wanneer werd dat geroepen?
A: Hij zei dat direct.
V: Wat gebeurde er toen?
A: Hij pakte een mes en stak mij. [4]
V: Hoe kan je dat mes omschrijven?
A: Een machete.
V: Je ziet dat mes, en toen?
A: Toen werd ik meteen gestoken. Ik keek op mijn hand en zag bloed. Ik deed meteen mijn deur open om weg te komen. Ik zag dat daar iemand stond.
V: Heb je nog andere wapens gezien?
A: Ik denk dat er nog een pistool tegen mijn hoofd is gehouden. Niet zo zeer tegen mijn hoofd maar tegen het raam van de auto waar ik zat. [5]
Verbalisant [verbalisant 3]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Op 6 april 2022, bevond ik mij in het AMC te Amsterdam. Ter plaatse sprak ik met het slachtoffer [slachtoffer 1] . [6] [slachtoffer 1] verklaarde dat de persoon welke hem had gestoken een spits gezicht had en kroes haar. [7]
[slachtoffer 1]is ook als getuige bij de rechter-commissaris gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Kunt u beschrijven van wat u nu nog weet van het moment dat de jongen naast u gaat zitten tot het moment dat u werd gestoken? Wat hebt u toen precies gezien?Hij kwam naast mij zitten. Volgens mij trok hij toen de ketting van mijn nek en zei: 'Geef alles wat je hebt', en toen werd ik gestoken. [8]
[getuige 1]is als getuige gehoord. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de 4 jongens gezamenlijk richting ons liepen. Ik dacht op dat moment dit ziet er niet goed uit, ze liepen zo intimiderend. Ik hoorde dat [getuige 2] tegen [slachtoffer 1] zei: “Rij naar links en dan rij je zo het rondje om en dan stilstaan.” Ik dacht dat [getuige 2] dit tegen [slachtoffer 1] zei, mocht er iets gebeuren dat ze makkelijk weg konden rijden. Ik zag dat [slachtoffer 1] vervolgens naar links reed, het rondje reed op het pleintje bij de [straat] ter hoogte van De Glasbak. Na enkele meters en seconden bracht [slachtoffer 1] het voertuig weer tot stilstand. We stonden vervolgens stil en toen zag ik dat de 4 jongens richting ons liepen. Wij bevonden ons alle drie nog steeds op dezelfde plek in de auto.
Toen ging het allemaal erg snel. Ik zag dat één van deze jongens de passagiersdeur aan de bestuurderskant wilde openen. Ik weet niet meer welke jongen dit was. Ik weet niet of hij handschoenen droeg. Ik zag dat het hem lukte om het portier te openen. Ik zag dat de jongen wilde instappen, maar dit kon niet omdat [getuige 2] daar gedeeltelijk zat. Ik hoorde dat [getuige 2] en [slachtoffer 1] tegen diezelfde jongen zeiden: “Ga naar de bijrijdersstoel“. Ik zag dat die jongen vervolgens naar het portier van de bijrijdersstoel liep.
Ik zag dat de andere drie jongens meeliepen met hem in die richting. Na enkele seconden kwamen zij daar aan. Ik zag dat een jongen het bijrijdersportier opende en plaatsnam op de bijrijdersstoel in het voertuig. Ik zag dat [slachtoffer 1] nog steeds op de bestuurderstoel zat. Vervolgens hoorde ik [getuige 2] en [slachtoffer 1] zeggen: “Doe de deur dicht”. Ik zag dat deze deur niet werd gesloten. Eindstand, volgens mij zei [getuige 2] : ”Rij weg rij weg”. Op datzelfde moment gebeurde alles al. Ik zag dat iemand ineens een mes in zijn hand had. Dit was diezelfde persoon als welke plaats had genomen op de bijrijdersstoel en in de auto zat. Ik zag dat hij het mes in zijn rechterhand vasthield. Ik hoorde dat zij riepen: “Geef het, geef het, geef het”. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei: “Ik heb niks, ik heb niks”. Vervolgens zag ik dat die jongen een steekbeweging maakte met het mes richting [slachtoffer 1] . Ik zag dat [slachtoffer 1] werd geraakt in zijn buik, net boven zijn navel. Ik zag vervolgens iemand, één van de vier jongens, met een zwart handvuurwapen in zijn hand. Ik zag dat hij deze richting het voertuig hield en richtte. Ze probeerden gezamenlijk uit allerlei hoeken in de auto, behalve de kofferbak, spullen te pakken. [9]
[getuige 1]is ook als getuige bij de rechter-commissaris gehoord. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Hoe wist u dat [slachtoffer 1] geraakt was?Hij schreeuwde van de pijn. Toen probeerden die jongens allemaal spullen te pakken.
Kunt u omschrijven wat u zag toen zij de spullen pakten?Ze graaiden naar dingen. [10]
[getuige 2]is als getuige gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
De persoon die in de auto was gestapt had een mes gepakt en mijn vriend gestoken. Ik ben uit de auto gerend. Ik werd onderuit geschopt door een aantal personen. [11]
[getuige 2]is ook als getuige bij de rechter-commissaris gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Het enige wat er is gezegd, is dat ze alles wilden hebben. Er is op een gegeven moment één persoon ingestapt op de lege plek naast de chauffeur.
Wat zag en hoorde u toen?Het enige wat ik weet dat ik heb gehoord, is dat hij alles wilde hebben wat hij had. [12]
Verbalisant [verbalisant 4]heeft in een proces-verbaal van bevindingen van 8 juli 2022 onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 8 juli 2022 zag ik, verbalisant [verbalisant 4] een mailtje waarbij herkenning werd gevraagd over de identiteit van een viertal personen welke verdachte zijn van een steekpartij op de [straat] te Almere. Bij het bekijken van de beelden en het zien van de vierde persoon die door de poortjes loopt dacht ik meteen aan [rapnaam] . [rapnaam] is/was de rap naam van [verdachte] geboren op [2004] .
Op 13 juli 2020 heb ik, verbalisant [verbalisant 4] [verdachte] geboren op
[2004] gehoord als verdachte. Hierdoor zijn de uiterlijke
kenmerken van zijn gezicht mij bekend. Zijn smalle gezicht met wat grotere neus, kleine mond, vlassig snorretje, baardje en krullende haren. [13]
Verbalisant [verbalisant 5]heeft in een proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 2 april 2022 kwam ik, naar aanleiding van een poging tot doodslag/moord, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] , [woonplaats] .
Collega [verbalisant 6] verklaarde mij, waarbij hij wees op een zwartkleurige Audi, dat het slachtoffer in dat voertuig zou hebben gezeten en door een hem onbekende persoon zou zijn neergestoken in de borststreek. [14]
Ik zag achter het voertuig, op de straat, een goudkleurig kettinkje liggen. Ik zag dat het haakje van de sluiting in het behorend oogje was. Ik zag dat het kettinkje halverwege gebroken was.
Ik zag op de mat voor de bijrijdersstoel een zwartkleurig foedraal met een indruk 'RAMBO FIRSTBLOOD'. Deze heb ik veiliggesteld. [15]
Goednummer : PL0900-2022091944-2971364
SIN : AAPS7998NL
Object : Hoes
Merk/type : Rambo
Bijzonderheden : Foedraal [16]
Drs. C. van Kooten, deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut, heeft een rapport opgesteld met betrekking tot DNA-onderzoek naar biologische sporen. In dit rapport is onder meer het volgende opgeschreven:
Bemonsteringen van sporenmateriaal
SIN
Omschrijving bemonstering
AAPS7998NL#02
buitenzijde bovenste deel foedraal rondom opening, inclusief lus, bandje en
onderzijde drukknop
Resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek [17]
SIN
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAPS7998NL#02
minimaal drie personen:
[verdachte]
minimaal twee onbekende personen
- meer dan één miljard
- niet van toepassing
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
AAPS7998NL#02 (buitenzijde bovenste deel foedraal rondom opening, inclusief lus, bandje en onderzijde drukknop)
DNA-mengprofiel AAPS7998NL#02 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen. [18]
Drs. J.A. Kortmann, forensisch arts KNMG, heeft een letselrapportage opgesteld betreffende aangever. In dit rapport is onder meer het volgende opgeschreven:
Onderzoek [19]
vermoeden inwendig letsel Ja
toelichting Maag, slagader van de maag, lever en slagader tussen ribben waren geraakt en medisch handelen was nodig.
Ernst & Prognose
verstreken tijd sinds gemelde 9 dagen
incident
schatting duur verdere genezing 3 weken
zichtbare letsels
schatting duur verdere genezing 2 weken
overige letsels
verwachting blijvende schade Nee
toelichting Verder herstel zal moeten worden afgewacht voordat er met zekerheid kan worden vastgesteld hoe uiteindelijk herstel zal zijn, maar het ligt in de lijn der verwachting dat er geen blijvend letsel (behoudens het litteken op de buik) zal zijn. [20]
Letsel(s) [21]
lichaamsdeel buik
beschrijving Links op de buik, net onder de ribben, is een scherp begrensde lijnvormige roodbruine huidverkleuring zichtbaar met 8 nietjes. Het is een genezende huiddoorklieving.
soort Snijwond [22]
Verdachteheeft ter terechtzitting van 20 juli 2023 onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
U vraagt mij wat er is gebeurd op de ten laste gelegde datum. Op 2 april 2022 waren wij de Muziekwijk in Almere. We liepen naar De Glasbak. We zagen vervolgens een auto rijden. Toen gebeurde het incident. De vrienden die erbij waren zijn de jongens die hier vandaag zitten.
Het klopt dat ik kroeshaar heb. Ik had mijn haar ten tijde van het incident los. Het klopt ook dat ik mijn toenmalige vriendin, [slachtoffer 3] , over het incident heb verteld.
[slachtoffer 3]is als getuige gehoord. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Uit jouw aangifte hebben we begrepen dat [verdachte] jou heeft verteld dat hij iemand had neergestoken. Vertel ons eens alles over dit gesprek. Wat heeft [verdachte] precies verteld?
A: [verdachte] heeft mij aan de telefoon verteld dat hij mij iets wou vertellen maar het kon niet via de telefoon. Toen is dat een beetje verwaterd en toen ik later weer bij hem was is dat weer naar boven gekomen en toen zei hij dat hij in een situatie kwam dat hij iemand heeft gestoken. Hij heeft mij verteld [23] dat het in een auto was en dat hij had afgesproken was in een auto. Hij stapte in de auto, hij wilde niet de deur dicht doen, maar van de bestuurder moest hij wel de deur dichtdoen. Want ze kenden elkaar niet dus hij vertrouwde niet dat hij de deur dicht moest doen. Er zat 1 bestuurder en twee jongens en 1 meisje in de auto. Hij zei dat hij 1 jongen die achterin zat herkende maar hij hoopte dat hij hem niet herkende. Hij kende hem niet maar hij kende 1 jongen. Hij moest de deur dichtdoen hij heeft uiteindelijk de deur dicht gedaan en toen wilde de bestuurder gaan rijden en toen heeft hij hem gestoken. Ik vroeg hem wie die persoon was. Hij zei dat hij die personen niet kende. ik vroeg meer over die jongen. Hij zei die jongen zei dat hij geen lucht meer kreeg en naar hulp riep. Toen is hij weggerend en werd het chaos. [24]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen feit 1 (primair) en feit 2
Feit 1 - Poging tot doodslag
De rechtbank stelt op basis van de hierboven genoemde bewijsmiddelen vast dat het verdachte is geweest die in de auto is gestapt, en aangever met een mes heeft gestoken. Dit volgt uit de omstandigheden dat verdachte bij het incident aanwezig was, dat er een DNA spoor van hem is gevonden op het aangetroffen (mes)foedraal, en dat hij later gedetailleerd aan [slachtoffer 3] (zijn ex-vriendin) heeft verteld dat hij iemand in een auto heeft gestoken. Hierbij komt dat verdachte als enige past binnen het door aangever gegeven signalement. Verdachte heeft een spits gezicht en kroeshaar, dat hij ten tijde van het incident los droeg.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zijn DNA op het foedraal is aangetroffen, omdat hij het foedraal eerder bij een vriend thuis heeft vastgepakt bij het lusje om er even mee te spelen. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij aan getuige [slachtoffer 3] heeft verteld dat hij iemand heeft neergestoken, om zich stoerder voor te doen dan hij is. Hij heeft zijn eigen rol verwisseld met die van de werkelijke steker. Gelet op de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang gezien, acht de rechtbank deze verklaringen niet aannemelijk. Daarbij weegt mee dat verdachte geen specifieke en concrete verklaring heeft afgelegd over wat er is gebeurd, maar enkel op zitting heeft geprobeerd om belastende omstandigheden te ontkrachten.
Op grond van de stukken in het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte vol opzet op de dood van aangever heeft gehad. Verdachte heeft ontkend aangever te hebben gestoken en heeft geen inzicht gegeven in zijn beweegredenen. De rechtbank is wel van oordeel dat verdachte door aangever met een fors mes in zijn buik te steken op zijn minst willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever daarbij het leven zou laten. Op de foto van het foedraal in het dossier is te zien dat een mes met een lemmet van 25 centimeter in het foedraal past. De rechtbank overweegt dat het steken in de buikstreek met een mes van dergelijke lengte naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer in het leven roept. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat er zich vitale en kwetsbare organen en slagaders bevinden in de buikstreek. Als die met een mes worden geraakt, bestaat een aanmerkelijke kans dat het slachtoffer het niet overleeft. Aangever had door het steken ook dood kunnen zijn. Zijn maag, slagader van de maag, lever en slagader tussen ribben waren door het mes namelijk geraakt. Hij moest worden geopereerd en heeft, zo blijkt uit de onderbouwing bij de vordering tot schadevergoeding van aangever, door zijn verwondingen circa vier liter bloed verloren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van aangever, en zich dus schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag van aangever zoals is tenlastegelegd als feit 1 (primair).
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van de stukken in het dossier onvoldoende blijk geeft van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen bij het steken van aangever. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen.
Feit 2 - Diefstal met geweld – in vereniging
Als feit 2 is diefstal met geweld tenlastegelegd, dat zwaar lichamelijk letsel ten gevolge zou hebben gehad. De rechtbank overweegt vooraf dat niet duidelijk is geworden wat nou werkelijk de aanleiding is geweest van het incident. Op basis van het dossier zou je kunnen denken dat er sprake is geweest van een zogenoemde ripdeal, maar daarover zwijgen aangever, getuigen, en de verdachten, en er zijn verder geen bewijzen gevonden. Wel stelt de rechtbank op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen in ieder geval het volgende vast. Verdachte is samen met de drie medeverdachten op een intimiderende manier naar de auto van aangever gelopen (waarbij zij een capuchon over hun hoofd droegen), en zij zijn om de auto heen gaan staan waarin aangever, getuige [getuige 2] en getuige [getuige 1] zitten. Zij lopen om de auto heen en verdachte stapt in de auto. Verdachte trekt vervolgens de ketting van de nek van aangever en roept: “Geef alles.” (of woorden van die strekking). Aangever wil wegrijden maar wordt op dat moment door verdachte in zijn buik gestoken. Tegelijkertijd wordt er door een van de verdachten die om de auto heen staan een pistool (of gelijkend voorwerp) gericht op de auto. Getuige [getuige 2] stapt uit de auto en wil wegrennen maar wordt door een van de verdachten getackeld. Vervolgens grijpen verdachte en de medeverdachten naar goederen in de auto en rennen zij weg. Hoewel niet komt vast te staan wat er is meegenomen, is later door een verbalisant op straat, achter de auto, een gebroken ketting gevonden, waarvan de rechtbank uitgaat dat die van aangever was en van zijn nek is gerukt, zodat in ieder geval sprake is geweest van diefstal van die ketting.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
Zwaar lichamelijk letsel
De vraag die tevens moet worden beantwoord is of aangever door het gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
Bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang of het oordeel van de rechter iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
De rechtbank stelt vast dat aangever door de gedragingen van verdachte letsel heeft opgelopen, te weten een laceratie van de maag, een slagader van de maag en de lever. Daarnaast was een slagader tussen de ribben geraakt. Het letsel was van dien aard dat medisch ingrijpen noodzakelijk was en dat het slachtoffer meerdere dagen op de intensive care afdeling heeft doorgebracht. Uit de onderbouwing bij de vordering tot schadevergoeding van aangever blijkt dat hij als gevolg van het letsel circa vier liter bloed heeft verloren en dat hij drie maanden niet heeft kunnen werken door het letsel.
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte aan aangever toegebrachte letsel, gelet op de aard en de gevolgen daarvan zoals uit de bewijsmiddelen naar voren komt, naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Dit betekent dat zwaar lichamelijk letsel kan worden bewezen verklaard.
Bewijsmiddelen feit 3 [25]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juli 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 18 mei 2022, genummerd PL0900-2022140068-2, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier met registratienummer PL0900-2022140353;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 23 mei 2022, genummerd PL0900-2022140068-2, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina 41 e.v. van het dossier met registratienummer PL0900-2022140353.
Bewijsmiddelen feit 4
[slachtoffer 3]heeft aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 19 mei 2022 kwam ik aan bij zijn woning te [woonplaats] . Ik zag dat [verdachte] mij sloeg met zijn rechterhand gevormd in een platte hand tegen de linkerzijkant van mijn hoofd, ter hoogte van mijn oor. Ik voelde een stekende pijn, ik ben gaan liggen op het bed van de pijn, met mijn rug naar [verdachte] toegedraaid. Vervolgens voelde ik dat [verdachte] herhaaldelijk op mijn hoofd sloeg met zijn platte hand. Ik voelde één hele harde klap op mijn hoofd en oor. Direct daarna en nu nog steeds voel ik een stekende pijn in mijn oor, en een bonzende pijn bij de bult die ik voel boven mijn oor.
Ik zag dat [verdachte] met zijn rechterhand spullen die op een dressoir kast stonden richting mijn kant slingerde. Ik zag dingen vliegen. Ik voelde toen pijn aan mijn kin. Ik veegde langs mijn kin met mijn linkerarm en ik zag een veeg bloed op mijn kleding. Ik zag iets zwarts dat hard tegen mijn kin vloog, vermoedelijk een powerbank. [26]
Verbalisant [verbalisant 7]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Ik zag via de mail een verzoek van de District Recherche om een aanvullend proces verbaal van bevindingen te maken na aanleiding van een aangifte die op woensdag 18 mei 2022 is opgemaakt.
Ik, verbalisant [verbalisant 7] , zag bij het slachtoffer, [slachtoffer 3] , op haar kin letsel zitten. Ik zag dat dit een snee was. Ik zag dat er bloed uit die snee kwam. Ik zag dat er op haar trui bloed vlekken zaten.
Er is abusievelijk een verkeerde datum getypt in de aangifte. Dit moet zijn, woensdag 18 mei 2022, in plaats van woensdag 19 mei 2022. [27]
[slachtoffer 2]heeft aangifte gedaan. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 18 mei 2022 werd ik gebeld. Ik hoorde dat [slachtoffer 3] aan de lijn was. Ik hoorde dat [slachtoffer 3] huilde. Ik vroeg [slachtoffer 3] of [verdachte] haar pijn had gedaan. Ik hoorde dat [slachtoffer 3] ja antwoordde. [28]
Verdachteheeft ter terechtzitting van 20 juli 2023 onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 3] kwam in de ochtend bij mij thuis. We hadden ruzie en het escaleerde. Ik heb haar op haar rug geslagen.
Bewijsoverweging feit 4
Verdachte heeft verklaard aangeefster eenmaal op haar rug te hebben geslagen maar haar verder niet te hebben aangeraakt en ook geen goederen naar aangeefster te hebben gegooid. De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat de verklaring van aangeefster in voldoende mate wordt ondersteund door de andere bewijsmiddelen. Hierbij is onder meer van belang dat het letsel van aangeefster overeenkomt met haar verklaring, en niet past bij een enkele klap op haar rug. De rechtbank zal dan ook uitgaan van de verklaring van aangeefster en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen feit 5
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 5 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juli 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 21 april 2022, genummerd PL0900-2022110341-2, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier met registratienummer PL0900-2022111750;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 21 juni 2022, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier.
Bewijsmiddelen feit 6
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 6 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juli 2023;
  • een in de wettelijk vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 21 april 2022, genummerd PL0900-2022110341-2, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier met registratienummer PL0900-2022111750;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal bevindingen van 21 april 2022, genummerd PL0900-2022110341-20, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina 38 van voornoemd dossier.
Bewijsmiddelen feit 7 [29]
[ambtenaar]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van mishandeling, woensdag 20 april 2022 was ik aan het werk als opsporingsambtenaar bij de politie Almere-Buiten. Ik ben mishandeld terwijl ik een verdachte aan probeerde te houden. Deze verdachte werd mij later bekend als [verdachte] .
Naar aanleiding van een melding mishandeling ging ik op 20 april 2022 ter plaatse aan het Keerkringplein, ter hoogte van het station te Almere-Buiten.
Ik hoorde dat collega's [verdachte] aan een identiteitsfouillering wilden onderwerpen. Ik zag dat [verdachte] zich aan deze fouillering onttrok door weg te rennen in de richting van de Madridweg te Almere. [verdachte] rende vlak langs mij waarop ik de kans zag om [verdachte] aan de achterkant van zijn trui vast te pakken. Ik riep dat hij moest blijven staan. Ik voelde dat [verdachte] zich los probeerde te rukken. Ik probeerde [verdachte] vast te houden, tijdens deze worsteling voelde en hoorde ik dat mijn rechter enkel knakte. Hierdoor kwam ik ten val en moest ik [verdachte] loslaten. Ik zag dat [verdachte] wegrende waarop ik probeerde snel weer op te staan om de achtervolging in te zetten. Toen ik opstond voelde ik gelijk een hevige pijnscheut aan mijn rechter enkel.
Ik ben vervolgens samen met mijn collega naar het Flevoziekenhuis te Almere gegaan ter controle. Uit deze controle kwam naar voren dat mijn enkelbanden van mijn rechtervoet [30] verrekt of gescheurd zijn.
Vandaag, donderdag 21 april 2022 heb ik nog altijd pijn aan mijn rechterenkel. Hij is opgezwollen en blauw van kleur. De dokter gaf aan dat het onbekend is hoelang het herstel duurt maar ik minimaal enkele dagen rust moet houden. [31]
Verbalisant [verbalisant 7]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Ik zag dat de verdachte richting collega [ambtenaar] rende. Ik zag dat collega [ambtenaar] de verdachte probeerde tegen te houden. Ik zag dat collega [ambtenaar] op de grond viel en op de grond bleef liggen. [32]
Verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9]hebben in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd:
Wij zagen dat [verdachte] zich losrukte en wegrende in de richting van de Madridweg. Wij zagen dat collega [ambtenaar] , [verdachte] probeerde te onderscheppen en hem vast probeerde te houden. Wij zagen dat [verdachte] zich losrukte en dat collega [ambtenaar] hierbij ten val kwam. [33]
Bewijsoverweging feit 7
Anders dan de raadsman heeft bepleit, acht de rechtbank op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich opzettelijk met geweld heeft verzet tegen de verbalisanten. Hij heeft zich immers losgerukt. Dit geweld heeft het letsel van verbalisant [ambtenaar] ten gevolge gehad.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair
op 2 april 2022 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, voornoemde [slachtoffer 1] in de buik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
op 2 april 2022 te Almere tezamen en in vereniging met anderen, enig goed, dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- om de auto van voornoemde [slachtoffer 1] heen te staan en zodoende (door het getalsmatig overwicht) een bedreigende situatie te doen ontstaan en
- bij voornoemde [slachtoffer 1] in de auto te stappen en hem de woorden toe te voegen: ”Geef het, geef het”, en
- voornoemde [slachtoffer 1] met een mes in de buik te steken en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en te richten op de auto van voornoemde [slachtoffer 1] ,
terwijl het feit voor voornoemde [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten
- één snijwond en
- laceratie van de maag en een slagader van de maag en de lever en een slagader tussen de ribben ten gevolge heeft gehad;
feit 3
op 18 mei 2022 te Almere [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen “Ik ga je kankerdood schieten wanneer ik jou zie”;
feit 4
op 18 mei 2022 te Almere [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] meermalen op het hoofd te slaan en één voorwerp tegen de kin van die [slachtoffer 3] te gooien;
feit 5
op 20 april 2022 te Almere opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,48 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 6
op 20 april 2022 te Almere opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 59 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) en hennep, zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 7
op 20 april 2022 te Almere, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [ambtenaar] , werkzaam als agent, in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten de uitvoering van een identiteitscontrole bij verdachte door zich met kracht los te rukken terwijl die [ambtenaar] hem, verdachte, had vastgegrepen bij zijn trui, terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel bij die [ambtenaar] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair en 2 tot en met 7 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair
poging tot doodslag
feit 2
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
feit 3
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 4
mishandeling;
feit 5
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 6
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 7
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er zijn geen feiten en omstandigheden gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht en verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 360 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte van 146 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden:
* de maatregel van Toezicht & Begeleiding;
* ambulante behandeling en/of begeleiding;
* het volgen van onderwijs en werk voor minimaal 28 uur per week;
* een contactverbod met de medeverdachten, en met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ;
- een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 200 uren.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht, indien zij tot een bewezenverklaring komt, bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het advies van de deskundige. Ingevolge het advies van de psycholoog dient het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde verminderd aan verdachte toegerekend te worden en toepassing gegeven te worden aan het jeugdstrafrecht. De raadsman heeft de rechtbank voorts verzocht geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel aangevuld met een voorwaardelijke jeugddetentie en een proeftijd van 1 jaar en eventueel een taakstraf.
Ten slotte heeft de raadsman de rechtbank verzocht geen contact- en locatieverbod op te leggen ten aanzien van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , omdat dit ruim een jaar na de onderhavige incidenten niet opportuun is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten. Hij heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, door het slachtoffer met een fors mes in zijn buik te steken. Het slachtoffer is hulpeloos en hevig bloedend door verdachte (en de medeverdachten) achtergelaten. In het ziekenhuis moest het slachtoffer direct geopereerd worden en bleek dat er sprake was van een laceratie van de maag, een slagader van de maag en de lever. Daarnaast was een slagader tussen de ribben geraakt. Dat het slachtoffer het heeft overleefd komt enkel door het adequate medische ingrijpen. Door het handelen van verdachte heeft het slachtoffer drie maanden niet kunnen werken en ervaart hij psychische klachten. Daarnaast heeft het slachtoffer door de operatie een groot litteken op zijn buik waardoor hij zijn leven lang herinnerd zal worden aan het incident.
Ook heeft verdachte zich, samen met de medeverdachten, schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Verdachte heeft hiermee een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de gevolgen voor het slachtoffer. Ook heeft hij op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn ex-vriendin en bedreiging van een vriendin van haar. Ook dit zijn ernstige feiten. Met zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. Dergelijke feiten zorgen voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers, zoals ook volgt uit de toelichting op hun vordering tot schadevergoeding en uit de ter zitting afgelegde slachtofferverklaringen.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van hasjiesj en hennep, en wederspannigheid ten gevolge waarvan het slachtoffer letsel heeft opgelopen. Bij een identiteitscontrole door de politie heeft verdachte geprobeerd te ontkomen zodat hij niet betrapt zou worden met de verdovende middelen die hij op dat moment bij zich had.
Verdachte heeft door zijn gedrag laten zien weinig tot geen respect te hebben voor andere personen. Dit vindt de rechtbank zorgelijk.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 8 juni 2023 waaruit blijkt dat verdachte eerder op 17 juni 2021 is veroordeeld voor diefstal.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
  • een Pro Justitia rapport, psychologisch onderzoek, van 23 december 2022, opgemaakt door E.I.J. Peeters, GZ-psycholoog;
  • een rapport van Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: SAVE) van 12 juli 2023.
Uit het rapport van de psycholoog volgt dat er bij verdachte sprake is van beneden gemiddelde tot laagbegaafde cognitieve capaciteiten. Verdachte heeft een onvoldoende stevig zelfbeeld, een beperkte eigen identiteit en is zoekende naar zelfstandigheid en autonomie. Daarin is hij beïnvloedbaar. Door met name een (pro-)criminele vriendengroep komt verdachte zelf de laatste jaren ook in de problemen. Daarnaast heeft verdachte onvoldoende zicht op de opbouw van spanningen, frustraties en boosheid en lijkt hij emoties niet goed bij zichzelf te herkennen, waardoor hij zijn coping vaardigheden niet tijdig kan inzetten. Agressiviteit komt soms plotseling tot uiting. Op zo’n moment kan verdachte zijn boosheid niet langer onder controle houden, wat zich uit in forse verbale en soms ook fysieke agressie.
De door de psycholoog beschreven persoonlijkheidskenmerken kunnen deels gezien worden als (versterkte) faseproblematiek en komen deels voort uit een vertraagde rijping. In combinatie met de beneden gemiddelde tot laagbegaafde intelligentie is verdachte net iets meer afhankelijk van zijn omgeving om tot zelfstandigheid en autonomie te komen.
De door de psycholoog beschreven persoonlijkheidskenmerken waren ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en hebben de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed.
De psycholoog adviseert de rechtbank om het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Verdachte is weliswaar in staat geweest om te beseffen en te begrijpen dat hij mogelijk betrokken zou raken bij een strafbaar feit als hij mee zou gaan met de medeverdachten maar hij werd in zijn keuzevrijheid beperkt door zijn wens om erbij te horen vanuit zijn gebrekkige eigen identiteit en angst voor afwijzing. Het feit dat verdachte in het algemeen onvoldoende in staat is om zijn spanningen en zijn boosheid te herkennen, wat leidt tot ‘stapelen’ van spanningen en emoties en plotselinge agressie, zou aan zowel de bedreiging als de mishandeling vooraf kunnen zijn gegaan.
De psycholoog schat het risico op recidive in als matig, indien er geen adequate begeleiding of behandeling wordt ingezet.
Door de psycholoog wordt voorts ingeschat dat verdachte het meest gebaat is bij toepassing van het jeugdstrafrecht. De voornaamste redenen hiervoor zijn gelegen in de sociaal-emotioneel relatief jonge leeftijd van verdachte, de mogelijkheid tot pedagogische beïnvloeding en de noodzaak om de schoolcarrière van verdachte te continueren.
Verdachte is gebaat bij behandeling die gericht is op het verbeteren van de agressie- en emotieregulatie, het versterken van de eigen identiteit en het vergroten van zelfvertrouwen en het leren keuzes maken op basis van vooraf ingeschatte consequenties van bepaald gedrag. De psycholoog adviseert om een behandeling zoals hierboven beschreven plaats te laten vinden in een ambulant, poliklinisch kader.
Conclusie
Verdachte heeft tegenover de psycholoog ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde. De psycholoog is bij het opstellen van zijn advies enkel uitgegaan van de lezing van verdachte, die inhoudt dat hij weliswaar aanwezig is geweest bij het incident, maar niet heeft gestoken met een mes. Ook is de psycholoog uitgegaan van de veronderstelling dat verdachte de medeverdachten volgde, en zich zodoende niet kon onttrekken, terwijl het juist verdachte is geweest die de grootste rol heeft gespeeld. De rechtbank zal de bewezen verklaarde feiten 1 en 2 dan ook volledig aan verdachte toerekenen. De rechtbank neemt het advies van de psycholoog over de toerekenbaarheid van de feiten dus niet over. Wat de psycholoog over verdachte verklaart, is wel aanleiding voor de rechtbank om recht te doen overeenkomstig de bijzondere bepalingen voor jeugdige personen (overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh van het Wetboek van Strafrecht).
Gelet op de ernst van de door verdachte gepleegde feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Door een vrijheidsstraf op te leggen van substantiële duur wordt naar het oordeel van de rechtbank recht gedaan aan het belang van de maatschappelijke veiligheid. In zoverre doet de vordering van de officier van justitie onvoldoende recht aan de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank acht het daarnaast, gelet op het bewezenverklaarde en hetgeen is gebleken omtrent de persoon van verdachte, van belang dat verdachte wordt behandeld. De rechtbank zal daarom een deel van de op te leggen jeugddetentie voorwaardelijk opleggen, en daaraan een proeftijd van twee jaren verbinden, in combinatie met de hierna te melden bijzondere voorwaarden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 2 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is. De rechtbank merkt daarbij op dat in het kader van het jeugdstrafrecht een proeftijd niet langer mag duren dan 2 jaren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel de bijzondere voorwaarden verbinden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering en daarnaast een contactverbod opleggen met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . De totale duur van de op te leggen (onvoorwaardelijke) straf acht de rechtbank, in het licht van de te bereiken balans tussen enerzijds de aard en de ernst van de feiten en anderzijds de jeugdige leeftijd van verdachte, zodanig dat normmarkering en genoegdoening voor de slachtoffers toereikend worden gediend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Hoewel de reclassering en de psycholoog het gevaar op herhaling als gemiddeld inschatten, stelt de rechtbank vast dat zij zich daarbij baseren op een geheel andere lezing van de rol van verdachte. De rechtbank stelt vast dat verdachte zijn vriendin heeft mishandeld, haar vriendin heeft bedreigd en uit het niets iemand in een auto met een mes in zijn buik steekt, zonder daar daadwerkelijk verantwoordelijkheid voor te nemen. De rechtbank heeft er dan ook geen vertrouwen in dat verdachte in de toekomst anders zal handelen, te meer nu de tijdens de schorsing geadviseerde behandeling niet is gestart. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zal worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van onder meer poging tot doodslag. Gelet op de ernst van dit feit wegen de strafvorderlijke belangen bij het hervatten van de geschorste voorlopige hechtenis zwaarder dan de persoonlijke belangen van verdachte die voortduring van een schorsing zouden kunnen rechtvaardigen. De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis daarom opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 20.052.36. Dit bedrag bestaat uit € 9.052,36 materiële schade en € 11.000,00 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
[slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 550,72 . Dit bedrag bestaat uit € 50,72 materiële schade en € 500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 3]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 500,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
[ambtenaar]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.500,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 7 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 11.255,92, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De schadepost ‘gederfde inkomsten’ is onvoldoende onderbouwd. De officier van justitie vordert de benadeelde voor dat deel in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de immateriële schade acht de officier van justitie een bedrag van € 9.000,00 passend en vordert hij om de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
De officier van justitie heeft tot slot gevorderd de betalingsverplichting hoofdelijk op te leggen.
[slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] , vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 3]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3] , namelijk tot een bedrag van € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[ambtenaar]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van benadeelde partij [ambtenaar] , vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering omdat de vordering niet gevoegd is bij de stukken in de onderhavige zaak en de verdediging daarvan geen afschrift heeft gekregen van het Openbaar Ministerie.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, gelet op zijn verweer om verdachte vrij te spreken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Meer subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht de schadeposten ‘aanschaf camerasysteem + kosten montage’ en ‘gederfde inkomsten’ af te wijzen dan wel de benadeelde partij ten aanzien van die posten niet-ontvankelijk te verklaren. Voor de schadepost ‘aanschaf camerasysteem + kosten montage’ ontbreekt volgens de raadsman een rechtstreeks verband. Voor de schadepost ‘gederfde inkomsten’ geldt dat deze onvoldoende onderbouwd is.
De raadsman heeft de rechtbank ten slotte verzocht om de hoogte van de immateriële schadepost te matigen en te schatten naar billijkheid.
[slachtoffer 2]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat deze schadepost onvoldoende onderbouwd is.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht de hoogte van de toe te wijzen immateriële schade te matigen en te schatten naar billijkheid.
[slachtoffer 3]
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, gelet op zijn verweer om verdachte vrij te spreken van het onder 4 ten laste gelegde feit.
Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht het de hoogte van het toe te wijzen bedrag te matigen en te schatten naar billijkheid.
[ambtenaar]
De raadsman heeft de rechtbank primair verzocht om de benadeelde partij [ambtenaar] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op zijn verweer om verdachte vrij te spreken van het onder 7 ten laste gelegde feit.
Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht de hoogte van het toe te wijzen bedrag te matigen en aansluiting te zoeken bij beslissingen in soortgelijke zaken.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Ontvankelijkheid
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij heeft gevoegd en op 14 juli 2023 heeft de officier van justitie zijn verzoek tot schadevergoeding ontvangen. Uit het dossier volgt evenwel niet dat de officier van justitie conform artikel 51g Sv schriftelijk mededeling heeft gedaan aan verdachte van de voeging. Verdachte is hierdoor echter niet zodanig in zijn belangen geschaad, dat dit moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van [slachtoffer 1] in zijn vordering. [slachtoffer 1] heeft voorts gesteld en onderbouwd dat hij als gevolg van het bewezenverklaarde schade heeft geleden, hetgeen niet is betwist. [slachtoffer 1] is daarom ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding.
Materiële schade
De schade voor zover die betrekking heeft op de volgende materiële schadeposten komt voor vergoeding in aanmerking, nu deze posten voldoende zijn onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd betwist:
  • eigen risico ter hoogte van € 885,00;
  • ziekenhuisdaggeldvergoeding ter hoogte van € 186,00;
  • aanschaf camerasysteem + kosten montage ter hoogte van € 604,05;
  • gederfde inkomsten ter hoogte van € 6.796,44;
  • reiskosten ter hoogte van € 147,87;
  • parkeerkosten bezoek ziekenhuis ter hoogte van € 48,00;
  • kosten huishoudelijke hulp door ouders ter hoogte van € 385,00.
De rechtbank overweegt dat de schadepost ‘aanschaf camerasysteem + kosten montage’ voldoende is onderbouwd en dat er sprake is van rechtstreekse (verplaatste) schade nu uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat het camerasysteem is aangeschaft en gemonteerd op advies van de politie, naar aanleiding van het tenlastegelegde en de onduidelijkheden die in de eerste fase van het opsporingsonderzoek bestonden.
Naar het oordeel van de rechtbank is de schadepost ‘gederfde inkomsten’, voldoende onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd is betwist. De benadeelde partij had een mondelinge overeenkomst van opdracht uit hoofde waarvan hij per 11 april 2020 zou starten als ZZP’er, hetgeen achteraf schriftelijk is bevestigd door de opdrachtgever. De opdrachtgever verklaart dat indien de benadeelde partij de opdracht wel had kunnen uitvoeren, hij hiervoor een bedrag van € 3.600,00, exclusief btw per maand zou hebben ontvangen. Namens de benadeelde partij is onderbouwd dat hij hieraan een bedrag van € 2.265,48 zou hebben overgehouden. Deze berekening is niet betwist. Als gevolg van het bewezenverklaarde heeft de benadeelde partij gedurende drie maanden geen uitvoering kunnen geven aan deze overeenkomst, hetgeen niet is betwist. Dat betekent dat vaststaat dat het gederfde inkomen over de periode dat de benadeelde partij niet heeft kunnen werken € 6.796,44 bedraagt, zodat deze schadepost volledig voor vergoeding in aanmerking komt.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek komt de benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als er sprake is van lichamelijk letsel en/of het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij, als gevolg van het bewezenverklaarde, ernstig letsel heeft opgelopen waarvoor direct medisch ingrijpen noodzakelijk was. De benadeelde partij heeft daardoor zes dagen in het ziekenhuis moeten verblijven, waarvan twee dagen op de afdeling Intensive Care. De benadeelde partij zal een groot litteken overhouden op zijn buik. Dat het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden ten slotte gevoelens van angst en stress teweeg hebben gebracht, spreekt voor zich. Alles afwegende zal de rechtbank als vergoeding voor immateriële schade een bedrag naar billijkheid toewijzen van € 9.000,00.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 18.052,36 en verdachte hoofdelijk veroordelen tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 april 2022 tot aan de dag van volledige betaling en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Hetgeen namens verdachte daarover naar voren is gebracht, is onvoldoende om verdachte te veroordelen tot vergoeding van slechts een deel van de schade. Het belang van de benadeelde partij bij de hoofdelijke veroordeling van verdachte en zijn medeverdachten, weegt naar het oordeel van de rechtbank zwaarder.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[slachtoffer 2]
Immateriële schade
De rechtbank oordeelt dat de benadeelde partij voldoende heeft onderbouwd dat zij als gevolg van het bewezenverklaarde ernstig in haar persoon is aangetast en immateriële schade heeft geleden, hetgeen namens verdachte onvoldoende is betwist. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag hiervoor toekennen van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft gesteld ook materiële schade te hebben geleden, maar heeft haar vordering, tegenover de gemotiveerde betwisting, onvoldoende onderbouwd, zodat deze niet kan worden vastgesteld. Aanhouding van de procedure ten einde de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen zijn vordering nader te onderbouwen, levert een onevenredige belasting op van het strafproces. De benadeelde partij zal daarom in dat deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[slachtoffer 3]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, nu zij dit naar het oordeel van de rechtbank voldoende heeft onderbouwd en zulks onvoldoende gemotiveerd is betwist. De rechtbank zal als vergoeding van deze schade een bedrag naar billijkheid toekennen van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[ambtenaar]
De benadeelde partij heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd dat hij als gevolg van het hiervoor onder 7 bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, bestaande uit letsel aan zijn enkel, hetgeen namens verdachte onvoldoende is betwist. De rechtbank zal als vergoeding van deze schade een bedrag naar billijkheid toekennen van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het meerdere geldt dat de rechtbank van oordeel is dat de vordering onvoldoende is onderbouwd om te kunnen worden vastgesteld. Aanhouding van de procedure ten einde de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen zijn vordering nader te onderbouwen, levert een onevenredige belasting op van het strafproces. De benadeelde partij zal daarom in dat deel van zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
9.3.1
VORDERING TENUITVOERLEGGING
Bij vonnis van de kantonrechter van 11 januari 2021 (96/072132-20) is aan verdachte onder meer een werkstraf voor de duur van 8 uren voorwaardelijk opgelegd.
Bij vonnis van de kinderrechter van 17 juni 2021 (16/252868-20) is aan verdachte onder meer een werkstraf voor de duur van 20 uren voorwaardelijk opgelegd.
9.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordelingen toe te wijzen, omdat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.
9.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank primair verzocht om de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordelingen af te wijzen, gelet op zijn verweer om verdachte vrij te spreken van een groot deel van de ten laste gelegde feiten.
Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht om de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordelingen af te wijzen omdat tenuitvoerlegging niet opportuun is, nu dit met zich meebrengt dat de het ingezette positieve zorgtraject, waaronder begrepen verdachtes werk en opleiding, kan worden doorkruist.
9.6
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging moeten worden toegewezen omdat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Hij wist dat hij in een proeftijd liep en zal de consequenties van zijn handelen moeten ondergaan. Om die reden zullen deze straffen alsnog ten uitvoer gelegd worden.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36f, 45, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 77za, 181, 285, 287, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 (primair) tot en met 7 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 (primair) tot en met 7 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 (primair) tot en met 7 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
2 (twee) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
1 (één) jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding gedurende de proeftijd meldt bij Samen Veilig Midden-Nederland op het adres Haagbeukweg 149 te Almere, en zich daarna gedurende door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte 1] , geboren op [2002] te [geboorteplaats] , [medeverdachte 2] , geboren op [2002] te [geboorteplaats] en [medeverdachte 3] , geboren op [2003] te [geboorteplaats] , met uitzondering van indirect contact via een advocaat ten behoeve van het afhandelen van de vordering van de benadeelde partij, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van het contactverbod;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] , geboren op [2002] te [geboorteplaats] en [slachtoffer 3] , geboren op [2004] te [geboorteplaats] . De politie ziet toe op handhaving van het contactverbod;
* zich onder behandeling zal stellen van Forensisch FACT team For-Fact en/of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* onderwijs zal volgen aan het ROC voor de duur van een jaar of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt en werk zoekt voor minimaal 28 uren per week, in overeenstemming met de jeugdreclassering, waarbij verdachte zich naar de jeugdreclassering actief en controleerbaar zal opstellen en de vrijetijdsbesteding van verdachte positief en passend afgestemd dient te zijn op de aanwijzingen van de jeugdreclassering;
- waarbij de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 18.052,36, bestaande uit € 9.052,36 aan materiële schade en € 9.000,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 18.052,36 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2022 tot de dag van de volledige betaling, waarbij gijzeling achterwege blijft gelet op de toepassing van het jeugdstrafrecht;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 250,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
€ 250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2022 tot de dag van volledige betaling, waarbij gijzeling achterwege blijft gelet op de toepassing van het jeugdstrafrecht;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 500,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2022 tot de dag van volledige betaling, waarbij gijzeling achterwege blijft gelet op de toepassing van het jeugdstrafrecht;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [ambtenaar]
- wijst de vordering van [ambtenaar] toe tot een bedrag van € 500,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [ambtenaar] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2022 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [ambtenaar] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [ambtenaar] aan de Staat € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2022 tot de dag van volledige betaling, waarbij gijzeling achterwege blijft gelet op de toepassing van het jeugdstrafrecht;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 96/072132-20
  • wijst de vordering tenuitvoerlegging van de door de kantonrechter op 11 januari 2021 opgelegde werkstraf voor de duur van 8 (acht) uren toe;
  • beveelt dat voor het geval de werkstraf niet of niet naar behoren wordt verricht, deze wordt vervangen door 4 (vier) dagen jeugddetentie;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/252868-20
  • wijst de vordering tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter op 17 juni 2021 opgelegde werkstraf voor de duur van 20 uren toe;
  • beveelt dat voor het geval de werkstraf niet of niet naar behoren wordt verricht, deze wordt vervangen door 10 (tien) dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. H.B.W. Beekman en
M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2023.
Mrs. Beekman en Danel zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/124619-22:
1
hij op of omstreeks 2 april 2022 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, voornoemde [slachtoffer 1] in de borst en/of buik, althans het lichaam, heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 april 2022 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- één of meer steekwond(en) en/of snijwond(en) en/of prikwond(en) en/of
- laceratie van de maag en/of de slagader van de maag en/of de lever en/of de slagader tussen de ribben, heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 1] met een mes, althans met een
scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of buik, althans het lichaam, te steken/snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 april 2022 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, voornoemde [slachtoffer 1] in de borst en/of buik, althans het lichaam, heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 april 2022 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of buik, althans het lichaam, te steken/snijden, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten
- één of meer steekwond(en) en/of snijwond(en) en/of prikwond(en) en/of
- laceratie van de maag en/of de slagader van de maag en/of de lever en/of de slagader tussen de ribben ten gevolge heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 2 april 2022 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (iPhone 12 mini) en/of een sleutelbos en/of een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- om de auto van voornoemde [slachtoffer 1] heen te staan en zodoende (door het getalsmatig overwicht) een bedreigende situatie te doen ontstaan en/of
- bij voornoemde [slachtoffer 1] in de auto te stappen en hem de woorden toe te voegen: "Geef het, geef het", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of buik, althans het lichaam, te steken/snijden en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of te richten op de auto van voornoemde [slachtoffer 1] ,
terwijl het feit voor voornoemde [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten
- één of meer steekwond(en) en/of snijwond(en) en/of prikwond(en) en/of
- laceratie van de maag en/of de slagader van de maag en/of de lever en/of de slagader tussen de ribben ten gevolge heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 18 mei 2022 te Almere [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je kankerdood schieten wanneer ik jou zie" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4
hij op of omstreeks 18 mei 2022 te Almere [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] meermalen althans éénmaal op/tegen het hoofd te slaan en/of stompen en/of één of meerdere voorwerp(en) tegen de kin, althans het hoofd van die [slachtoffer 3] te gooien;
16/214512-22
1
hij op of omstreeks 20 april 2022 te Almere opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,48 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 20 april 2022 te Almere opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 59 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en/of ongeveer 59 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 20 april 2022 te Almere, zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet tegen een ambtenaar, [ambtenaar] , werkzaam als agent, in de rechtmatige
uitoefening van zijn bediening, te weten de aanhouding van verdachte en/of de uitvoering van een identiteitscontrole bij verdachte door zich (met kracht) los te rukken terwijl die [ambtenaar] hem, verdachte, had vastgegrepen (bij zijn trui), terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten gescheurde, althans verrekte(n) enkelband(en) bij die [ambtenaar] ten gevolge heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 juni 2022 in onderzoek Amuza / MD2R022043, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 489. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 165.
3.Pagina 178.
4.Pagina 180.
5.Pagina 181.
6.Pagina 198.
7.Pagina 199.
8.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 maart 2023, los bijgevoegd.
9.Pagina 210.
10.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 maart 2023, los bijgevoegd.
11.Pagina 231.
12.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 maart 2023, los bijgevoegd.
13.Pagina 301.
14.Pagina 423.
15.Pagina 424.
16.Pagina 429.
17.Pagina 310.
18.Pagina 311.
19.Pagina 187.
20.Pagina 188.
21.Pagina 189.
22.Pagina 191.
23.Pagina 254.
24.Pagina 255.
25.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 29 juni 2022, genummerd PL0900-2022140353, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 71. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
26.Pagina 14.
27.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 7 september 2022, genummerd PL0900-2022140070-18, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, los bijgevoegd.
28.Pagina 5.
29.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 augustus 2022, genummerd PL0900-2022111750, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 132. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
30.Pagina 10.
31.Pagina 11.
32.Pagina 14.
33.Pagina 26.